In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 2 december 2022. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft de aanvraag op 2 december 2022 ingediend, welke op 5 december 2022 door het UWV is ontvangen. De wet stelt geen termijn voor het UWV om te beslissen, maar er geldt een beslistermijn van acht weken. Dit betekent dat het UWV uiterlijk op 30 januari 2023 had moeten beslissen. Aangezien deze termijn is verstreken, heeft eiseres het UWV op 2 februari 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, en bepaalt dat het UWV binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank doet dit op basis van artikel 8:55c van de Awb. De rechtbank stelt vast dat het UWV het maximale bedrag van € 1.442,- aan dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank oordeelt dat het UWV het griffierecht aan eiseres moet vergoeden, evenals de proceskosten van € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert en openbaar gemaakt op 31 mei 2023. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het UWV op om binnen twee weken een besluit bekend te maken.