ECLI:NL:RBZWB:2023:3719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
02-261894-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van een werkneemster in de woning van de verdachte met oplegging van een taakstraf

Op 31 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het aanranding van een vrouw die in zijn woning werkzaam was. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de vrouw, ondersteund door Whatsapp-berichten en de verklaring van de verdachte zelf, betrouwbaar was. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de aangifte.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 17 december 2021 in zijn woning de vrouw had vastgepakt en haar had gekust, wat leidde tot een inbreuk op haar lichamelijke integriteit. De verdachte had geen rekening gehouden met de situatie van de vrouw, die daar was voor schoonmaakwerkzaamheden. De rechtbank legde een taakstraf van 70 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-261894-22
vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1950 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsvrouw mr. S. van de Voorde, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte mevrouw [slachtoffer01] heeft aangerand.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit gepleegd heeft. Hij baseert zich daarbij op de aangifte, de kort na het gebeuren door aangeefster verzonden Whatsapp-berichten, de verklaring van [getuige01] en de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft een hand en een zoen op de wang gegeven. Deze heeft hij zonder een onzedelijk motief gegeven. Daarnaast zijn er afwijkende details tussen het informatief gesprek zeden en de aangifte. Ook heeft [getuige01] niet verklaard over het daadwerkelijk zoenen op de mond en over het aanraken van de borsten van aangeefster. Zij heeft enkel verklaard dat aangeefster haar vertelde dat verdachte haar van achteren vast pakte en had geprobeerd haar te zoenen. Er is onvoldoende steunbewijs voor de aangifte. Verdachte dient dan ook vrijgesproken te worden van het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat aangeefster op 17 december 2021 in de woning van verdachte te [plaats01] was. Zij heeft verklaard dat zij in die woning heeft moeten dulden dat verdachte haar vastpakte, haar op de wangen en op de mond kuste en ook haar borst betastte. Een deel van die verklaring wordt door verdachte bevestigd. Hij heeft namelijk verklaard dat hij aangeefster op de wang heeft gekust. Uit het dossier volgt verder dat aangeefster door de handelingen van verdachte in een paniektoestand naar het toilet is gegaan en daar een collega en haar vriend heeft geapptt. Kort daarna heeft zij bellend de woning van verdachte verlaten. Verdachte heeft bevestigd dat aangeefster overstuur was, het toilet is ingegaan en al bellend zijn woning heeft verlaten.
Gelet op deze gang van zaken, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster ondersteund wordt door de Whatsapp-berichten in het dossier, door de paniektoestand waarin aangeefster in de woning van verdachte kennelijk verkeerde en de verklaring van verdachte zelf die op onderdelen de verklaring van aangeefster bevestigt. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar en gaat daar ook van uit. Dat er verschillen zijn op details, zoals door de verdediging opgeworpen, maakt niet dat de gehele verklaring als onbetrouwbaar terzijde moet worden geschoven. Het is namelijk goed voorstelbaar dat een slachtoffer van een zedenzaak niet één op één hetzelfde verhaal vertelt bij zowel de aangifte als bij een informatief gesprek zeden. Bij een aangifte wordt bovendien doorgevraagd. Dat zij tegen een collega, bij een werkgever waar zij pas twee weken werkte, niet alles heeft verteld brengt voor de rechtbank op zichzelf dan ook niet met zich mee dat daarmee de verklaring van aangeefster onbetrouwbaar wordt. Het komt vaker voor dat slachtoffers van zedenzaken uit schaamte niet alles in detail aan een (onbekende) derde vertellen. In haar aangifte heeft aangeefster ook aangegeven dat zij het betasten van haar borst niet aan haar collega heeft verteld, omdat zij dat te privé vond. De rechtbank is van oordeel dat dit een authentieke en daarmee voorstelbare reactie is.
Het feit wordt wettig en overtuigend bewezen verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 december 2021 te [plaats01] , [gemeente01] , door een feitelijkheid, te weten het onverhoeds vastpakken van het bovenlichaam van [slachtoffer01] , die [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het kussen op de wangen van die [slachtoffer01] en
- het kussen op de mond van die [slachtoffer01] en
- het met zijn, verdachtes, hand betasten van de borst van die [slachtoffer01] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 70 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen ten aanzien van een strafoplegging bij een eventuele bewezenverklaring.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van aangeefster. Aangeefster was in de woning van verdachte in verband met schoonmaakwerkzaamheden. Terwijl zij haar werk aan het doen was, heeft verdachte kennelijk de gedachte gehad om over de grenzen van het toelaatbare te gaan en aangeefster op de wangen en de mond te kussen en daarbij ook haar borst te betasten. Door dit handelen heeft verdachte getoond dat hij enkel zijn eigen gevoelens van lust voorop heeft gesteld en totaal geen rekening heeft gehouden met aangeefster. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, temeer nu aangeefster in verband met werk bij hem was en niet had hoeven te verwachten dat zij in een onveilige situatie terecht zou komen.
Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Uit de verklaring van aangeefster blijkt wel hoe groot de impact van de aanranding op haar is geweest en hoezeer haar vertrouwen in de medemens is beschaamd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende en gelet op straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, ziet de rechtbank geen reden om van de door de officier van justitie gevorderde straf af te wijken. De rechtbank zal een taakstraf opleggen van 70 uur, te vervangen door 35 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 70 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
35 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2023.