Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [postcode01] [plaats] , [adres01] ,
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
14 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan:
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
[slachtoffer01] , hoofdagent bij de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte voor overtreding van artikel 311 Sr en/of artikel 302 Sr en/of artikel 45 jo. 287 Sr, door in de schouder, van die [slachtoffer01] te steken en tegen het lichaam van die [slachtoffer01] te slaan, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
eenwond in de schouder, bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad;
[slachtoffer02] , hoofdagent bij de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
haarbediening, te weten ter aanhouding van verdachte voor overtreding van artikel 311 Sr en/of artikel 302 Sr en/of artikel 45 jo. 287 Sr door
steek/snij)wonden in de hand en een gebroken vinger, bij die [slachtoffer02] ten gevolge heeft gehad;
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
negen maanden met aftrek van voorarrest en het overige gedeelte voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie houdt daarbij rekening met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
7.De benadeelde partij
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feit;
een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
[slachtoffer02] (feit 2), € 623,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
14 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van H.M. de Punder-van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 maart 2023.