ECLI:NL:RBZWB:2023:3714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
02-178735-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wederspannigheid met letsel als gevolg en beschadiging politiehond

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte op 31 maart 2023 veroordeeld voor wederspannigheid met letsel als gevolg en beschadiging van een politiehond. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 14 juli 2022 in Middelburg, waarbij de verdachte zich met geweld heeft verzet tegen twee politieagenten, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor hen en schade aan een politiehond. De verdachte is geboren in 1984 en heeft een advocaat, mr. R.T.K. Davidse, die hem bijstaat in deze procedure. Tijdens de zitting op 17 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. C.J. de Pagter, de aanklacht gepresenteerd, terwijl de verdediging haar standpunt heeft toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en heeft een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van 240 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 623,-- aan de benadeelde partij, [slachtoffer02]. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
Parketnummer: 02-178735-22
vonnis van de meervoudige kamer van 31 maart 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,geboren op [geboortedatum01] 1984 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [postcode01] [plaats] , [adres01] ,
raadsvrouw: mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2023, waarbij de officier van justitie mr. C.J. de Pagter en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op
14 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer01] door hem in de schouder te steken, in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
feit 2: een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer02] door haar in de hand te steken, in verschillende juridische varianten ten laste gelegd;
feit 3: beschadiging van een politiehond.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primaire variant van de ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 en aan feit 3. De gedragingen van verdachte met de schaar waren naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zou intreden heeft aanvaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat voor de feiten 1 en 2 primair niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Uit het handelen van verdachte dat op basis van het dossier is vast te stellen kan geen (voorwaardelijk) opzet worden afgeleid. De verdediging refereert zich ten aanzien van de subsidiaire variant.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid met lichamelijk letsel als gevolg van (het subsidiair ten laste gelegde), gelet op de aangiftes, de letselrapportages en de verklaring van verdachte ter zitting.
Uit het dossier volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling (het primair ten laste gelegde). De rechtbank kan niet vaststellen op welke wijze verdachte de schaar heeft gehanteerd. Zo is niet duidelijk of verdachte snijdende of stekende bewegingen heeft gemaakt, noch op welke afstand of met welke kracht dat gebeurde. De rechtbank kan daarom ook niet beoordelen of verdachte met dat handelen de aanmerkelijke kans op het intreden van zwaar lichamelijk letsel bewust heeft aanvaard. Verdachte zal van het primair tenlastegelegde daarom worden vrijgesproken.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van de politiehond, gelet op de aangifte, de letselrapportage en de verklaring van verdachte ter zitting.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 14 juli 2022 te Middelburg, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar,
[slachtoffer01] , hoofdagent bij de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding van verdachte voor overtreding van artikel 311 Sr en/of artikel 302 Sr en/of artikel 45 jo. 287 Sr, door in de schouder, van die [slachtoffer01] te steken en tegen het lichaam van die [slachtoffer01] te slaan, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten
eenwond in de schouder, bij die [slachtoffer01] ten gevolge heeft gehad;
Feit 2
op 14 juli 2022 te Middelburg, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar,
[slachtoffer02] , hoofdagent bij de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
haarbediening, te weten ter aanhouding van verdachte voor overtreding van artikel 311 Sr en/of artikel 302 Sr en/of artikel 45 jo. 287 Sr door
in de hand van die [slachtoffer02] te steken/snijden, terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten (
steek/snij)wonden in de hand en een gebroken vinger, bij die [slachtoffer02] ten gevolge heeft gehad;
Feit 3
op 14 juli 2022 te Middelburg, opzettelijk en wederrechtelijk een hond, die aan [slachtoffer03] en/of politie en/of KVK DROS - Team 2 van 2 Surveillancehonden toebehoorde, heeft beschadigd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
negen maanden met aftrek van voorarrest en het overige gedeelte voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie houdt daarbij rekening met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijk taakstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De verdediging verzoekt ook rekening te houden met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de pro-justitiarapportage van [psychiater01] van 13 februari 2023, de reclasseringsrapporten en de justitiële documentatie van 16 juli 2022.
Verdachte heeft zich verzet tegen de politie, waardoor twee politieagenten lichamelijk letsel hebben opgelopen en ook de ingezette politiehond is verwond. De politie is door training en ervaring beter dan een gemiddelde burger in staat om met tegen haar gepleegd geweld om te gaan. Dat betekent echter niet dat zij tijdens haar werk voorbereid moet zijn om het excessieve geweld dat verdachte heeft toegepast. De politie moet ongestoord haar werk kunnen uitvoeren zonder te hoeven vrezen voor haar persoonlijke veiligheid. In het bijzonder heeft verbalisant [slachtoffer02] niet alleen pijn maar ook andere nadelige gevolgen van het haar door verdachte toegebrachte letsel ondervonden: zij is bijna drie weken na het incident getrouwd en de verwonding op haar hand was toen nog altijd zichtbaar. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij voorafgaand aan de zitting op eigen initiatief zijn excuses heeft aangeboden aan verbalisant [slachtoffer02] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte eerder voor vernieling is veroordeeld.
Door de beperkt verleende medewerking van verdachte heeft de psychiater geen psychische stoornis bij verdachte kunnen vaststellen of uitsluiten. Er is dan ook geen deskundigenadvies aanwezig over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Uit de rapporten van de reclassering volgt wel dat de copingvaardigheden van verdachte bij hevige stress of spanning te kort lijken te schieten en verdachte zelf heeft verklaard dat hij voor, tijdens en nog enkele weken na de bewezenverklaarde feiten gevoelens van angst, paniek en stress ervaarde. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het op dit moment een stuk beter met hem gaat en hij minder angsten ervaart. Uit de voorlichtingsrapporten over verdachte blijkt ook van die stijgende lijn. Verdachte oogt nu stabiel, waarschijnlijk mede toe te schrijven aan inname van de juiste medicatie (een antipsychoticum), die verdachte op dit moment nog inneemt. De rechtbank is op basis van dit alles van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er bij verdachte op het moment van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een psychische stoornis en dat deze stoornis van invloed was op zijn handelen. Zij zal de feiten aan verdachte dan ook in verminderde mate toerekenen.
De rechtbank acht reclasseringstoezicht geïndiceerd, zodat verdachte verder kan worden begeleid en ondersteund in het opbouwen van stabiliteit en beschermende factoren.
De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten meldplicht, ambulante behandeling en begeleid wonen, passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer02] vordert een schadevergoeding van € 623,-- voor feit 2.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde immateriële schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar voor het bedrag van € 623,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2022 tot aan de dag der voldoening. Gelet op de onderbouwing van de vordering - in het bijzonder gelet op de uitermate vervelende gevolgen van het door verdachte toegebrachte letsel voor de benadeelde partij op haar bruiloft - komt de rechtbank vergoeding van het gehele gevorderde bedrag billijk voor. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 181 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben;
feit 2: wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft/hebben;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de
verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33 , Middelburg , telefoonnummer 0113-267290. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door forensische polikliniek Emergis GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft bij DOOR Middelburg of een andere instelling voor beschermd wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] van € 623,--, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer02] (feit 2), € 623,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
14 juli 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 12 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van H.M. de Punder-van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 maart 2023.
Mr. Mulders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.