ECLI:NL:RBZWB:2023:3706

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_378
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen omgevingsvergunning voor het verwijderen van bomen en verkeersbesluit herinrichting

In deze uitspraak van 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de beroepen van eisers beoordeeld tegen de omgevingsvergunning verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch voor het verwijderen van acht bomen en de herplanting van bomen op een specifieke locatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen betrekking hebben op twee primaire besluiten: de omgevingsvergunning voor het verwijderen van bomen en het verkeersbesluit voor de herinrichting van de weg. De rechtbank heeft eerder in een tussenuitspraak op 29 november 2022 geconstateerd dat het college niet het verplichte advies van de korpschef had ingewonnen voordat het verkeersbesluit werd genomen. Dit gebrek heeft geleid tot de gegrondverklaring van het beroep tegen het verkeersbesluit, maar de rechtbank heeft de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten, omdat het college inmiddels het advies van de korpschef had ingediend en de nodige aanpassingen had gedaan aan de verkeersborden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen niet in strijd is met de geldende verordening, aangezien de herplanting van nieuwe bomen voldoende is gecompenseerd. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond verklaard en het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond verklaard, met de bepaling dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Tevens is het college opgedragen het griffierecht aan de eisers te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/378 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1],
[naam eiser 2] , [naam eiser 3] , [naam eiser 4] , [naam eiser 5] , [naam eiser 6] , [naam eiser 7] , [naam eiser 8] , [naam eiser 9] en [naam eiser 10], allen uit [plaatsnaam] , eisers,
(gemachtigde: [naam eiser 1] ),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch, college,
(gemachtigde: mr. P.W.G.M. Christophe).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de op
26 mei 2021 door het college verleende omgevingsvergunning voor het verwijderen van acht bomen en de herplanting van bomen op de locatie [adres 1] (primaire besluit I) en het verkeersbesluit ‘Herinrichting van de [adres 1] (het gedeelte [adres 2] tot de [adres 3] )’ van 20 juli 2021 (primaire besluit II) ). Met de bestreden besluiten I en II van 10 december 2021 op de bezwaren van eiser heeft het college de primaire besluiten I en II gehandhaafd.
1.1
De rechtbank verwijst voor de relevante feiten en omstandigheden naar overweging 2 van de tussenuitspraak van 29 november 2022.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 15 september 2022 op zitting behandeld. Van eisers zijn [naam eiser 1] , [naam eiser 2] en [naam eiser 3] verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.3
In de tussenuitspraak van 29 november 2022 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending daarvan – met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen – het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit II te herstellen. Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak het advies van de korpschef en een aanvullende motivering ingediend. Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd.
1.4
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

2. De rechtbank zal hierna eerst ingaan op het bestreden besluit II en daarna op het bestreden besluit I.
3. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen.
4. De voor de beoordeling van de beroepen belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Het bestreden besluit II
5. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat het verplichte advies [1] van de korpschef (politieadvies) voorafgaand aan het nemen van het bestreden besluit II is ingewonnen. Dit is een gebrek waaraan de rechtbank niet met toepassing van artikel 6:22 van de Awb voorbij kan gaan of om de rechtsgevolgen van het betreden besluit II zonder dat advies in stand te laten. De rechtbank heeft het college in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om alsnog een advies van de korpschef aan het bestreden besluit II ten grondslag te leggen. Dat advies dient betrekking te hebben op het besluit om enerzijds eenrichtingsverkeer in de [adres 4] in te stellen en anderzijds ten aanzien van de fysieke maatregelen die samenhangen met het instellen van eenrichtingsverkeer en de aansluiting van de [adres 4] op de [adres 1] . Het advies dient ook in te gaan op de kwestie of en in hoeverre het eenrichtingsverkeer handhaafbaar is en welke rol fysieke verkeersmaatregelen spelen dan wel onderdeel dienen te zijn van de inrichting ten behoeve van een goede handhaving. Het college heeft op
27 januari 2023 een aanvullende motivering ingediend met daarbij het advies van de korpschef van 24 januari 2023.
5.1
In het politieadvies is opgenomen dat voor het instellen van eenrichtingsverkeer
– behoudens de juiste bebording – geen bijzondere inrichting van de weg is vereist. De korpschef heeft geen bezwaar tegen het instellen van eenrichtingsverkeer op de [adres 4] . In het advies staat ook dat het weggebruikers op de [adres 1] direct duidelijk moet zijn dat zij niet kunnen afslaan naar de [adres 4] . Dat is nu niet voldoende het geval, omdat het bord C2 haaks staat op de [adres 1] . Bovendien lijkt het zicht op dit bord – gezien vanuit de [adres 1] rijdend in noordelijke richting – weg te vallen achter het bord L2 voor de voetgangersoversteekplaats. Bij het advies is een verbeelding opgenomen waarin de geadviseerde aanpassingen van de bebording wordt weergegeven. Het college heeft het politieadvies overgenomen en tevens besloten om bord D4 als vooraankondiging op de [adres 1] te plaatsen. Voorts is besloten om het bord L2 te verplaatsen overeenkomstig het advies van de korpschef.
5.2
Eisers hebben in hun zienswijze op de aanvullende motivering van het college aangegeven dat het politieadvies niet is ondertekend en dat daarom onduidelijk is of het advies door de bevoegde ambtenaar van de politie is opgemaakt en goedgekeurd. Het advies is verder niet voldoende duidelijk en het gaat niet voldoende in op de handhaafbaarheid van het eenrichtingsverkeer in de [adres 4] . Bovendien wijzen eisers op het negatieve advies over het instellen van een 30 km/u zone op de [adres 1] (tussen de [adres 3] en de [adres 5] ).
5.3
Het advies van 24 januari 2023 is opgesteld door de heer [naam man] . Hij is werkzaam bij het korps Oost-Brabant en Basisteam [plaatsnaam] en zijn functie is [naam functie] .
De enkele omstandigheid dat het stuk niet is voorzien van een geschreven handtekening maakt niet dat er getwijfeld moet worden of het wel door een bevoegde ambtenaar van politie is opgesteld en goedgekeurd. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat dit advies op zichzelf kwalificeert als advies als bedoeld in artikel 24, sub a van het BABW.
In overweging 4.2 van de tussenuitspraak van 29 november 2022 is al vastgesteld dat het beroep van eisers tegen het bestreden besluit II is beperkt tot onderdeel 4 van het primaire besluit II, namelijk het instellen van eenrichtingsverkeer op de [adres 4] door het plaatsen van de relevante verkeersborden ter hoogte van de [adres 1] en de [adres 6] .
5.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden overwogen dat voor het instellen van eenrichtingsverkeer geen bijzondere inrichting is vereist. Het gaat erom dat het voor weggebruikers duidelijk is dat de [adres 4] niet
– behalve door uitgezonderde categorieën – vanaf de [adres 1] ingereden mag worden. Met de geadviseerde verplaatsing van de verkeersborden is die situatie zichtbaar en kenbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om te veronderstellen dat er niet gehandhaafd kan worden op overtreding van het ingestelde eenrichtingsverkeer. Dat kan immers door een bevoegde beambte waargenomen worden.
5.5
Het beroep tegen het bestreden besluit II is wel gegrond, omdat het bestreden besluit II was genomen zonder voorafgaand advies van de korpschef én – naar blijkt uit het thans wel beschikbare advies – was gebaseerd op een verkeerde plaatsing van verkeersborden.
De rechtbank stelt vast dat bestreden besluit II nu voldoende onderbouwd is. Het college is naar het oordeel van de rechtbank erin geslaagd om het in overweging 4.6 van de tussenuitspraak van 29 november 2022 benoemde gebrek te herstellen. De rechtsgevolgen van het besluit tot het instellen van eenrichtingsverkeer, namelijk het moeten aanbrengen van verkeersborden, blijven dan ook in stand. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Er is niet gebleken dat er voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn.
Het bestreden besluit I
6. Eisers voeren in beroep geen andere gronden aan dan dat zij het niet eens zijn met het primaire besluit II en eisers vorderen – als het beroep tegen dit besluit slaagt – dat het college verplicht is om bomen terug te plaatsen.
6.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de acht gekapte bomen – bij uitvoering van de herinrichting van de [adres 7] en omliggende straten – niet gehandhaafd kunnen worden, dat er in totaal 17 bomen geplant worden en dat alle gekapte bomen tot de categorie structuurbomen behoren. Voor het vellen van de houtopstand is een omgevingsvergunning vereist [2] . De verleende omgevingsvergunning is voorafgaand aan de verlening getoetst aan de Verordening Bomen, Water en Groen ’s-Hertogenbosch 2021 (verordening).
6.2
In overwegingen 5 tot en met 5.5 heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep tegen het bestreden besluit II weliswaar gegrond is, maar dat de rechtsgevolgen van dit besluit in stand blijven. Dat betekent dat de herinrichting van de [adres 7] gehandhaafd blijft. Dat betekent dan dus ook dat dat de acht, thans gekapte, bomen niet gehandhaafd kunnen worden. Niet gesteld of gebleken is dat het kappen van de bomen in strijd is met een bepaling in de verordening.
Bij de belangenafweging heeft het college op goede gronden het belang van het kappen van de bomen zwaarder laten wegen dan de wens van eisers om de bomen niet te kappen. Bovendien wordt de kap gecompenseerd door het planten van zeventien nieuwe bomen. Weliswaar komen de bomen niet te staan op de plaatsen waar de kap heeft plaatsgevonden, maar deze worden in de buurt geplant. De rechtbank leidt uit de toelichting bij artikel 4.11, eerste lid, van de verordening af dat de omvang van de herplanting zo veel mogelijk in verhouding staat tot de waarde en de omvang van de te kappen bomen. Niet gesteld of gebleken is dat de herplanting hier niet aan voldoet. Het beroep tegen het bestreden besluit I slaagt niet.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I ongegrond;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit II;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit II in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en de uitspraak wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Bijlage:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.2, eerste lid, sub g:
Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is om: houtopstand te vellen of te doen vellen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Artikel 2.18:
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.2 kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken vergunning.
Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994)
Artikel 2, eerste lid, sub a,b en c:
1. De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot: a. het verzekeren van de veiligheid op de weg; b. het beschermen van weggebruikers en passagiers; c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
Artikel 15, eerste lid: De plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, geschiedt krachtens een verkeersbesluit.
Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Artikel 21:
De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
Artikel 24, sub a:
Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met:
a. de korpschef,
Verordening Bomen, Water en Groen ’s-Hertogenbosch 2021 (verordening)
Artikel 4.10:
Een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden binnen Structuren of Sfeervlakken kan door het college worden geweigerd, indien de belangen van verlening niet opwegen tegen de belangen van behoud van de houtopstand op basis van één of meer van de volgende waarden: a. natuurwaarden van de houtopstand; b. landschappelijke of stedenbouwkundige waarden van de houtopstand; c. cultuurhistorische waarden van de houtopstand; d. beeldbepalende waarden van de houtopstand; e. dendrologische waarden van de houtopstand; f. waarden van de houtopstand voor de leefbaarheid; g. waarden van de houtopstand voor de bijdrage aan het klimaat en klimaatadaptie.
Artikel 4.11, eerste lid:
Aan een omgevingsvergunning voor het vellen van een beschermde houtopstand kan het voorschrift worden verbonden dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college te geven aanwijzingen moet worden herplant. (…)

Voetnoten

1.Op grond van artikel 24, sub a, van het BABW.
2.Artikel 2.2, eerste lid, sub g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).