ECLI:NL:RBZWB:2023:3698

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om gereserveerde parkeerplaats voor gehandicapten aan de achterzijde van de woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis behandeld. Eiseres had een verzoek ingediend om een gereserveerde parkeerplaats voor gehandicapten te realiseren aan de achterzijde van haar woning. Dit verzoek werd eerder afgewezen door het college, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk tot deze rechtszaak. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, maar de vertegenwoordiger van het college niet. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en uiteindelijk geoordeeld dat het college op goede gronden de aanvraag voor de omgevingsvergunning heeft afgewezen. De rechtbank concludeert dat de realisatie van de parkeerplaats in strijd is met het bestemmingsplan, dat de locatie is bestemd voor groen en dat er geen omgevingsvergunning kan worden verleend zonder dat aan de voorwaarden van de wet wordt voldaan. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek door het college als rechtmatig beoordeeld en het beroep ongegrond verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2510 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, het college.

Inleiding

1 In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 5 april 2022 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van het verzoek om een gereserveerde parkeerplaats te realiseren aan de achterzijde van de woning op het adres [adres] 19 te [plaatsnaam] .
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van eiseres. De vertegenwoordiger van het college is niet verschenen.
1.2
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om een gereserveerde parkeerplaats te realiseren aan de achterzijde van de woning. Zij doet dat mede aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3 De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4 Feiten en omstandigheden
Eiseres beschikt over een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan de voorzijde van haar woning op het adres [adres] 19 te [plaatsnaam] , gelegen op een afstand van om en nabij 30 meter vanaf haar woning.
Op 29 juni 2019 heeft eiseres een verzoek ingediend om een pad aan te leggen vanaf de achterzijde van haar woning naar het bestaande pad dat achter de woning ligt richting de openbare weg. Tevens heeft eiseres verzocht om in de groenstrook achter haar tuin een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen ter vervanging van de huidige gehandicaptenparkeerplaats aan de voorzijde van haar woning.
Bij besluit van 13 december 2019 heeft het college de aanvraag voor een gereserveerde parkeerplaats afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 8 januari 2020.
Bij besluit van 4 mei 2020 heeft het college een nieuw besluit genomen dat in plaats treedt van het besluit van 13 december 2019. De aanvraag voor de gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan de achterzijde van de woning wordt afgewezen.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 25 mei 2020. Het college heeft met het besluit van 12 november 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep op 10 februari 2022 gegrond verklaard en het besluit van 12 november 2020 vernietigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college onvoldoende heeft onderzocht of een omgevingsvergunning verleend zou kunnen worden voor het afwijkend gebruik van het bestemminsplan.
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de weigering in stand gelaten. Er kan volgens het college geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang bezien met artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, van de Wabo en bijlage II, hoofdstuk IV van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor), worden verleend.
5 Wettelijk kader
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Op de locatie is de beheersverordening ‘ [naam bestemmingsplan] ’ van toepassing en de locatie is aangegeven als ‘Besluitvak’. Op gronden die zijn aangegeven als ‘Besluitvak’ wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen in inbegrepen, bepaald door toepassing van het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’, uitgezonderd van een aantal artikelen. [1] Op de locatie rust de bestemming ‘Groen’.
De op de plankaart voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Beplantingen, plantsoenen;
Speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
Voet- en fietspaden;
Bermen en bermsloten;
Nutsvoorzieningen;
Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waardevolle dijk’: voor het behoud en herstel van de historische binnendijk;
Bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals: voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; waterelementen; waterberging; overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins; geluidwerende voorzieningen; beeldende kunst of kunstuitingen; en gedenktekens. [2]
Tussen partijen is niet in geschil dat de realisatie van de gehandicaptenparkeerplaats in strijd is met het bestemmingsplan. Op gronden met de bestemming Groen zijn (gehandicapten)parkeerplaatsen immers niet toegestaan.
Dit betekent dat de parkeerplaats alleen gerealiseerd kan worden als er gebruik wordt gemaakt van een afwijkingsmogelijkheid.
Dan geldt het navolgende wettelijke kader.
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. [3]
Op grond van artikel 4, achtste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken in aanmerking het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied.
Het college heeft beleidsregels vastgesteld voor kruimelgevallen. Op grond van onderdeel 8 van hoofdstuk 3.3 van de Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Sluis (hierna: Kruimelgevallenbeleid) kan het college een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruiken van gronden voor niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied. Afwijking is mogelijk voor het wijzigen/toevoegen/verwijderen van een gering aantal parkeerplaatsen (maximaal 10 stuks). Aan deze afwijking wordt meegewerkt, indien aan de algemene regels (zie artikel 3.1) wordt voldaan en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig worden onderbouwd.
Op grond van artikel 3.1, onder 4, van het Kruimelgevallenbeleid dient bij ieder verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan te worden onderzocht hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. Hierbij spelen aspecten als openbare orde, veiligheid (waaronder brandveiligheid, sociale veiligheid en verkeersveiligheid), leefbaarheid, landschapsschoon en natuur een rol.
Aanvraag omgevingsvergunning
6.1
Het college heeft in het bestreden besluit betoogd dat er geen sprake is van een aanvraag. Voor een aanvraag gelden indieningsvereisten. Een aanvraag tot het nemen van een verkeersbesluit wordt evenmin van rechtswege aangemerkt als zijnde een aanvraag tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Nu geen sprake is van een aanvraag, is de ruimtelijke motivering een principe-overweging waaruit geen rechtsgevolg volgt.
6.2
Eiser heeft betoogd dat het college te kennen heeft gegeven dat er een aanvraag ligt, waarvoor twee vergunningen nodig zijn. Het college heeft daarmee erkend dat eiseres ook heeft verzocht om een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan te verlenen.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiseres een onjuist aanvraagformulier heeft ingevuld, niet betekent dat (slechts) sprake is van een principeverzoek. Er is door eiseres een aanvraag ingediend voor het realiseren van een gehandicaptenparkeerplaats aan de achterzijde van haar woning. Gelet op de uitspraak van de rechtbank van 10 februari 2022 diende het college te onderzoeken of een omgevingsvergunning nodig was voor de aanleg van de parkeerplaats. Als het college van oordeel was dat er te weinig gegevens beschikbaar waren, had het op de weg van het college gelegen om eiseres te verzoeken de aanvraag aan te vullen.
Nu sprake is van een aanvraag, is het oordeel daaromtrent gericht op rechtsgevolg. Ook de ruimtelijke onderbouwing zal daarom betrokken worden in de beoordeling van het beroep .
6.4
Eiseres is niet benadeeld door de mededeling in het bestreden besluit dat het een principeverzoek betreft. Dit betekent dat dit gebrek er niet toe leidt dat het beroep gegrond zal worden verklaard. De rechtbank zal de ruimtelijke onderbouwing van het college beoordelen.
Afwijken door middel van het Kruimelgevallenbeleid
7.1
Eiseres heeft betoogd dat het college op onjuiste gronden en zonder toereikende motivering het verzoek van eiseres heeft afgewezen. Het straat- en bebouwingsbeeld zal niet worden aangetast door de aanleg van de parkeerplaats. Het is enkel nodig dat het trottoir wordt verbreed, de oprit wordt verbreed, een helling wordt gerealiseerd op het platform en dat een verkeersbord wordt geplaatst. De gebruiksmogelijkheden en functies van het grasveld en trottoir zullen ook niet wezenlijk worden aangetast. De huidige parkeerplaats van eiseres is niet meer adequaat. Eiseres kan de afstand en het hoogteverschil gezien haar beperkingen niet overbruggen zonder dat zij zich daarbij fysiek belast. Eiseres heeft een groot belang bij de realisatie van de gehandicaptenparkeerplaats.
7.2
Het college heeft in het bestreden besluit aangegeven dat in de beleidsregels een mogelijkheid is opgenomen om mee te werken aan de aanleg van een parkeerplaats als voldaan wordt aan de algemene regels van artikel 3.1 en de afwijking wordt onderbouwd. Er wordt in dit geval niet voldaan aan de vereisten uit artikel 3.1 van het Kruimelgevallenbeleid. Er is sprake van dichtbebouwde rijen woningen op relatief kleine percelen. De groenbestemming is feitelijk in gebruik als grasveld met beplanting en voetpaden en dient als ontspanningsmogelijkheid in de omgeving. Groenvoorzieningen zijn gering aanwezig in de directe omgeving. Het grasveld en het pad kunnen worden gebruikt door voetgangers en spelende kinderen. Het in de groenbestemming aanleggen van een parkeerplaats en toegangsweg zal leiden tot een verdere verstening in een al in hoge mate versteende omgeving. Het algemeen belang bij behoud van de groenvoorzieningen dient zwaarder te wegen dan het individuele belang van eiseres. Het college wil daarom geen medewerking verlenen aan de door eiseres voorgestelde locatie voor de gehandicaptenparkeerplaats.
7.3
De rechtbank begrijpt het standpunt van het college zo dat de afwijzing is gegrond op artikel 3.1, onder 4, van de afwijkingsmogelijkheden. Ingevolge dit artikel onderzoekt het college bij ieder verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. Hierbij spelen aspecten als openbare orde, veiligheid, leefbaarheid, landschapschoon en natuur een rol. Dit is een discretionaire bevoegdheid en de rechtbank dient de afweging van het college dan ook terughoudend te toetsen. Het college heeft uitgelegd waarom er op de door eiseres gewenste plaats geen gehandicaptenparkeerplaats kan komen. De rechtbank kan die uitleg volgen. Het college heeft in redelijkheid meer waarde kunnen hechten aan het algemeen belang bij het behoud van het schaarse groen dan aan het belang van eiseres. De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op goede gronden heeft kunnen afwijzen.
7.4
Voor het realiseren van de parkeervoorzieningen zijn twee vergunningen vereist, namelijk de omgevingsvergunning en een verkeersbesluit. Aan de beoordeling van het verkeersbesluit komt de rechtbank niet toe, nu is gebleken dat het college in redelijkheid er toe heeft kunnen besluiten de omgevingsvergunning niet te verlenen.

Conclusie en gevolgen

8 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college op goede gronden de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor het realiseren van een gehandicaptenparkeerplaats aan de achterzijde van de woning van eiseres heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 23 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Artikel 2.12, eerste lid, onder 2, van de Wabo
Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 4, achtste lid, van bijlage II bij het Bor
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied.
Beheersverordening ‘ [naam bestemmingsplan] ’
Artikel 2.1 van de beheersverordening
Op gronden die zijn aangegeven als ‘Besluitvak’, wordt het beheer van het bestaande gebruik, waaronder mede bouwen in begrepen, bepaald door toepassing van het bestemmingsplan “ [naam bestemmingsplan] ”, vastgelegd d.d. 18 december 2008, uitgezonderd de navolgende artikelen:
1. artikel 4, zesde lid;
2. artikel 5, zesde lid;
3. artikel 6, vijfde lid;
4. artikel 7, vijfde lid;
5. artikel 10, zesde lid;
6. artikel 11, vijfde lid;
7. artikel 12, vierde lid;
8. artikel 13, vierde lid;
9. artikel 14, vierde lid;
10. artikel 26, tweede en derde lid.
Bestemmingsplan ‘Kom [plaatsnaam] ’
Artikel 9.1 van het bestemmingsplan
De op de plankaart voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Beplantingen, plantsoenen;
Speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
Voet- en fietspaden;
Bermen en bermsloten;
Nutsvoorzieningen;
Ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorische waardevolle dijk’: voor het behoud en herstel van de historische binnendijk;
Bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals: voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; waterelementen; waterberging; overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins; geluidwerende voorzieningen; beeldende kunst of kunstuitingen; en gedenktekens.
Beleidsregels planologische afwijkingsmogelijkheden Gemeente Sluis (kruimelgevallenbeleid)
Hoofdstuk 3.3 van het kruimelgevallenbeleid
Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruiken van gronden voor niet-ingrijpende herinrichting van openbaar gebied. Afwijking is mogelijk voor het wijzigen/toevoegen/verwijderen van een gering aantal parkeerplaatsen (maximaal 10 stuks). Aan deze afwijking wordt meegewerkt, indien aan de algemene regels (zie artikel 3.1) wordt voldaan en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig worden onderbouwd.
Artikel 3.1, onder 4, van het kruimelgevallenbeleid
Bij ieder verzoek om af te wijken van het bestemmingsplan dient te worden onderzocht hoe het individuele belang van de aanvrager zich verhoudt tot het door de gemeente te bewaken algemene belang. Hierbij spelen aspecten als openbare orde, veiligheid (waaronder brandveiligheid, sociale veiligheid en verkeersveiligheid), leefbaarheid, landschapsschoon en natuur een rol.

Voetnoten

1.Artikel 2.1 van de beheersverordening.
2.Artikel 9.1 van de planregels.
3.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo.