ECLI:NL:RBZWB:2023:3683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
02-112264-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dwingen van minderjarige meisjes tot het maken en versturen van naaktfoto’s, het openbaar maken van deze foto’s en bedreiging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dwingen van minderjarige meisjes tot het maken en versturen van naaktfoto’s, het openbaar maken van deze foto’s en bedreiging. De verdachte, geboren in 1998, heeft via social media contact gezocht met drie jonge meisjes, van wie er twee 14 jaar oud waren en één 16 jaar oud. Hij heeft hen onder druk gezet door te dreigen met geweld en het openbaar maken van hun naaktfoto’s. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de meisjes heeft gedwongen tot het maken van naaktfoto’s door middel van bedreigingen, waarbij hij hen heeft verteld dat hij hun huizen in brand zou steken en hen of hun naasten iets aan zou doen als zij niet aan zijn verzoeken voldeden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder feitelijke aanranding van de eerbaarheid en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak, wat heeft geleid tot strafkorting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-112264-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1998 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman: mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 mei 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1:
[slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het maken van naaktfoto’s en die aan hem te sturen, dan wel haar heeft bedreigd;
Feit 2:
foto’s van [slachtoffer01] openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor haar kon zijn;
Feit 3:
[slachtoffer02] (hierna: [slachtoffer02] ) door schriftelijke bedreiging onder voorwaarde heeft gedwongen tot het maken van naaktfoto’s en die aan hem te sturen;
Feit 4:
[slachtoffer03] (hierna: [slachtoffer03] ) door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het maken van naaktfoto’s en die aan hem te sturen, dan wel haar heeft bedreigd;
Feit 5:
foto's van [slachtoffer03] openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat openbaarmaking nadelig voor haar kon zijn.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het procesdossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de (primair) ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewijsvraag van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de in de bijlage II opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte de 14-jarige [slachtoffer01] en [slachtoffer03] via social media heeft benaderd en hen heeft gevraagd om naaktfoto's te sturen. Dit hebben zij gedaan, omdat verdachte dreigde met het verspreiden van naaktfoto’s die hij al in zijn bezit had, het in brand steken van hun woningen en met het vermoorden of pijnigen van hen en hun naasten. Ook heeft verdachte dit geprobeerd bij de 16-jarige [slachtoffer02] door te dreigen haar huis in brand te steken als zij hem geen naaktfoto’s stuurt.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij op social media met meisjes heeft gepraat en dat hij hen om naaktfoto’s heeft gevraagd. Verdachte had eerst contact met de meisjes via zijn accounts ‘ [account01] ’ op Snapchat en ‘ [account02] ’ op Instagram, waarvan hij tegenover de politie heeft verklaard dat dit zijn hoofdaccounts waren. Wanneer de meisjes verdachte blokkeerden, bleven de dreigementen binnenkomen van andere accounts, zoals [account03] . Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij nieuwe accounts aanmaakte met woorden die op dat moment in hem opkwamen, om zo toch weer in contact te kunnen komen met de meisjes. Uit onderzoek is gebleken dat het [telefoonnummer01] , dat gekoppeld was aan [account01] op Whatsapp, aan verdachte toebehoort. Verdachte is door de politie geconfronteerd met berichten die naar de drie meisjes zijn gestuurd en verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf in de schrijfstijl herkent. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat verdachte de persoon is met wie [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] in 2019 en 2020 via social media contact hebben gehad.
[slachtoffer01] en [slachtoffer03]
Feit 1 primair en feit 4 primair
De rechtbank acht bewezen dat [slachtoffer01] en [slachtoffer03] onder dwang van verdachte ontuchtige
handelingen hebben gepleegd.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een handeling van seksuele aard is die in strijd is met een sociaal-ethische norm. Uit jurisprudentie volgt dat hiervan ook sprake kan zijn wanneer er geen lichamelijke aanraking tussen dader en slachtoffer heeft plaatsgevonden. Of er in zo’n geval sprake is van het plegen van ontuchtige handelingen is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In het bijzonder moet beoordeeld worden of, en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden (ECLI:NL:HR:2020:1675). In onderhavige strafzaak heeft verdachte, die 21 jaar oud was, via Whatsapp de 14-jarige [slachtoffer01] instructies gegeven naar de badkamer te gaan en naakt voor de spiegel te gaan staan. Vervolgens heeft hij haar geïnstrueerd welke posities zij moest aannemen, waarna zij foto’s heeft gemaakt en die naar hem heeft verzonden. Verdachte heeft kort daarna ook [slachtoffer03] , die eveneens 14 jaar oud was, geïnstrueerd welke posities zij op haar naaktfoto’s moest aannemen. De rechtbank stelt op grond van deze omstandigheden vast dat verdachte in beide gevallen concrete bemoeienis heeft gehad met het maken van de naaktfoto’s en derhalve dat er voor het plegen van ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden.
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van [slachtoffer01] en [slachtoffer03] vast dat er in beide gevallen geen sprake was van een affectieve relatie met verdachte en dat sprake was van een niet gering leeftijdsverschil. De rechtbank stelt ten slotte vast dat de meisjes de foto’s niet vrijwillig en uit eigen initiatief hebben gemaakt, gelet op de dreigende teksten die verdachte naar hen heeft gestuurd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het maken en versturen van naaktfoto’s onder voornoemde omstandigheden als ontuchtige handeling in strijd met de sociaal-ethische norm worden aangemerkt.
Gelet op de jonge leeftijd van beide meisjes en de ernst van de dreigementen kon niet van hen worden verwacht dat zij hier weerstand tegen boden, wat maakt dat de rechtbank oordeelt dat de meisjes onder dwang de naaktfoto’s hebben gemaakt en naar verdachte hebben verzonden.
Feit 2 en feit 5
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte de naaktfoto’s van [slachtoffer01] en [slachtoffer03] openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat dit nadelige gevolgen kon hebben voor de meisjes. De rechtbank stelt op basis van de verklaringen van [slachtoffer01] en [slachtoffer03] , in samenhang bezien met de getuigenverklaringen en de onderzoeken naar de telefoons van verdachte en [slachtoffer01] , vast dat verdachte naaktfoto’s van [slachtoffer01] en [slachtoffer03] openbaar heeft gemaakt door deze te versturen naar derden of deze online te delen op social media. Nu de rechtbank al heeft vastgesteld dat verdachte de naaktfoto’s openbaar heeft gemaakt met als doel meer naaktfoto’s van [slachtoffer01] en [slachtoffer03] te ontvangen, oordeelt de rechtbank dat verdachte moet hebben geweten dat de openbaarmaking nadelige gevolgen kon hebben voor [slachtoffer01] en [slachtoffer03] .
[slachtoffer02]
Feit 3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte [slachtoffer02] onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer02] via social media bedreigingen heeft gestuurd in een poging haar aan te zetten tot het versturen van naaktfoto’s. Als zij hier niet aan voldeed, zou verdachte haar woning in brand steken. Verdachte heeft in zijn dreigementen kenbaar gemaakt dat hij wist waar zij woonde. De rechtbank is van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer02] oplevert.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 december 2019 te Tilburg en/of Delden, meermalen door een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 2005) heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, telkens via Snapchat en/of Instagram en/of Whatsapp en/of sms, in ieder geval via internet, die [slachtoffer01] aangezet tot het sturen van naaktfoto’s van die [slachtoffer01] en bestaande die andere feitelijkheid en de bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit
- het verspreiden van naaktfoto’s van die [slachtoffer01] via Snapchat en/of Instagram aan derden, te weten familieleden en bekenden van die [slachtoffer01] en
- tegen die [slachtoffer01] zeggen dat zij bepaalde personen moest blokkeren op Snapchat en/of Instagram omdat hij anders naaktfoto’s van haar zou doorsturen en
- naaktfoto’s van die [slachtoffer01] op Snapchat en/of Instagram plaatsen met daaronder de tekst “Yo wie wil er een naaktfoto van [slachtoffer01] ” en
- tegen die [slachtoffer01] zeggen “ik steek een mes in je hoofd”, “ik gooi een brandende doek door je brievenbus en steek je huis in de fik” en –zakelijk weergegeven- dat hij haar familie uit zou moorden en haar buurjongen en haar halfbroertje zou vermoorden als die [slachtoffer01] geen naaktfoto’s van zichzelf aan hem zou sturen;
feit 2
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2019 tot en met 27 december 2019,
te Tilburg en/of Delden, van een persoon, te weten [slachtoffer01] , afbeeldingen van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [slachtoffer01] kon zijn, door foto’s waarop die [slachtoffer01] naakt te zien is op social media te plaatsen en via social media naar andere personen te sturen;
feit 3
op tijdstippen gelegen in de periode van 7 februari 2020 tot en met 14 februari 2020, te Tilburg, [slachtoffer02] schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, telkens via Instagram, berichten gestuurd met de woorden –zakelijk weergegeven- dat zij naaktfoto’s aan hem, verdachte moest sturen en als zij dat niet zou doen dan zou hij langs komen, haar huis in de fik steken, een bierflesje vullen met benzine, een nachtje heen en weer rijden, zakdoek erin en dan hoppa door de voorruit gooien, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking;
feit 4 primair
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 maart 2020 te Tilburg en/of Texel, meermalen door een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer03] (geboren [geboortedatum03] 2005) heeft gedwongen tot het plegen van ontuchtige handelingen, immers heeft hij, verdachte, telkens via Snapchat en/of Instagram en/of whatsapp, in ieder geval via internet, die [slachtoffer03] aangezet tot het sturen van foto’s van haar billen en borsten en vagina en bestaande die andere feitelijkheid en de bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid uit
- het aan die [slachtoffer03] sturen van (bewerkte) foto’s van een bloot vrouwenlichaam met haar hoofd erop en (daarbij) tegen die [slachtoffer03] te zeggen dat zij naar hem moest luisteren anders zou hij haar pleegouders vermoorden en
- dat hij haar moeder en [naam01] iets aan zou doen en
- tegen die [slachtoffer03] te zeggen dat hij naar hun huis zou komen en een bierfles met benzine en een lont door het raam zou gooien zodat het huis zou afbranden;
feit 5
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 maart 2020, te Tilburg en/of Texel, van een persoon, te weten [slachtoffer03] , afbeeldingen van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [slachtoffer03] kon zijn, door foto’s, waarop die [slachtoffer03] (gedeeltelijk) naakt te zien is via WhatsApp of andere social media naar andere personen te sturen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld een proeftijd van 3 jaren. Daarbij dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd die de reclassering adviseert: een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen, vermijden kinderporno, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] .
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Op die manier kan de begeleiding van verdachte worden voortgezet en kan de reclassering de verdere hulpverlening opstarten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft via social media contact gezocht met drie jonge meisjes, waarvan er twee de leeftijd van 14 jaar hadden en één de leeftijd van 16 jaar. Vervolgens heeft hij hen opgedragen naaktfoto’s van zichzelf te maken en die naar hem toe te sturen. Twee van de drie meisjes voelden zich dusdanig onder druk gezet door verdachte, dat zij zich genoodzaakt voelden om naaktfoto’s van zichzelf te maken en deze aan hem te sturen. Verdachte is hierin geraffineerd te werk gegaan. Hij heeft zich in de eerste contacten met de meisjes jonger voorgedaan dan hij in werkelijkheid was om hun vertrouwen te winnen en vervolgens heeft hij, toen zij geen gehoor gaven aan zijn verzoek om naaktfoto’s te sturen, ernstige bedreigingen geuit. Verdachte heeft gedreigd met moord, brandstichting, automutilatie en zelfdoding, om de slachtoffers op die manier aan te zetten tot het sturen van de foto’s. De wijze waarop verdachte te werk is gegaan is uiterst manipulatief. De rechtbank kan zich dan ook niet voorstellen dat verdachte, gelet op het grote leeftijdsverschil tussen hem en zijn slachtoffers, zich niet bewust is geweest dat zijn slachtoffers op deze manier zouden bezwijken onder zijn dreigementen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Nadat twee meisjes naaktfoto’s naar verdachte hadden gestuurd, heeft hij hun naaktfoto’s verspreid in hun netwerk en foto’s openbaar gemaakt op social media. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort strafbare feiten vaak jaren later nog geconfronteerd worden met dergelijke foto’s. In de media wordt met regelmaat geschreven over jongeren die een eind aan hun leven maken, omdat zij niet kunnen leven met de pesterijen en de schaamte waar zij mee kampen nadat dergelijke foto’s openbaar zijn gemaakt. Door zijn gedrag heeft verdachte op ernstige wijze de integriteit van drie tienermeisjes geschonden en misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid. Verdachte heeft kennelijk nimmer stilgestaan bij het leed dat hij hen berokkent en zijn eigen seksuele behoeften steeds voorop gesteld. De rechtbank neemt dit verdachte bijzonder kwalijk, temeer nu hij ook niet ter zitting is verschenen om verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank houdt rekening met het reclasseringsrapport dat op 25 april 2023 is opgesteld. De reclassering heeft geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen, omdat verdachte niet ontvankelijk is voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. De aard van de problematiek van verdachte is chronisch en de reclassering wil op de toekomst anticiperen. Verdachte is in zijn kindertijd gediagnosticeerd met McDD, PDD-NOS en ADHD. Hij krijgt begeleiding met praktische hulpvragen vanuit stichting ‘ [zorginstelling01] ’. De reclassering schat het risico op recidive en letselschade hoog in en zij adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering, het volgen van ambulante behandeling, begeleid wonen, het vermijden van kinderporno, zich inspannen voor het vinden en behouden van dagbesteding, het meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met [slachtoffer01] , [slachtoffer02] , [slachtoffer03] en [slachtoffer04] .
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij na het plegen van de onderhavige feiten, namelijk op 17 februari 2021, is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren voor bedreiging onder een bepaalde voorwaarde. Hoewel verdachte sindsdien niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, heeft de reclassering gerapporteerd dat hij zou hebben gedreigd zijn inmiddels ex-vriendin met een mes te steken en met het openbaar maken van naaktfoto’s van haar. De rechtbank vindt dit zorgelijk, omdat sprake lijkt te zijn van een delictpatroon.
De rechtbank stelt vast dat in deze strafzaak sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Uitgangspunt is dat binnen een termijn van twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis moet worden gewezen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn is in dit geval gaan lopen vanaf het moment waarop de telefoons onder verdachte in beslag zijn genomen, te weten 30 augustus 2020. Gelet op de datum van vonniswijzing is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met 8,5 maand. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden waarin een rechtvaardiging kan worden gevonden voor de overschrijding. Regel is dat een overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. De rechtbank zal derhalve strafkorting toepassen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte niet in voorlopige hechtenis heeft gezeten voor de onderhavige feiten en dat artikel 63 Sr van toepassing is, gelet op de veroordeling op 17 februari 2021.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. De rechtbank legt de bijzondere voorwaarden op zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd, te weten een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen, vermijden kinderporno, dagbesteding, meewerken aan middelencontrole en een contactverbod met [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] . De rechtbank zal geen contactverbod met [slachtoffer04] aan verdachte opleggen, omdat verdachte in deze strafzaak niet vervolgd wordt voor een strafbaar feit dat hij jegens haar zou hebben gepleegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer03] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend voor de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten ter zake immateriële schade. De benadeelde partij heeft geen bedrag ingevuld. De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat benadeelde psychische schade heeft geleden door wat verdachte haar heeft aangedaan,
kan de rechtbank op basis van de summiere toelichting niet vaststellen of de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte en kan mede daardoor geen goede schatting worden gemaakt van de hoogte van de schade. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 139h, 246 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 2:openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze bedreiging schriftelijk en onder een bepaalde voorwaarde is geschied, meermalen gepleegd;
feit 4 primair:feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd;
feit 5:openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 weken na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland te [adres02] , [postcode02] [plaats01] en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte mee zal werken aan diagnostiek en zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een studio van [zorginstelling01] en ambulante begeleiding ontvangt van hen of een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is al gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
• het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer01] ( [geboortedatum02] 2005), [slachtoffer02] ( [geboortedatum04] 2003) en [slachtoffer03] ( [geboortedatum03] 2005), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer03] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer03] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 mei 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.