ECLI:NL:RBZWB:2023:3671

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
02-306408-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van cocaïne en een vuurwapen met strafoplegging

Op 30 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. De verdachte werd ook beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, een pistool, wat de rechtbank extra ernstig achtte in het licht van de geweldsrisico's die gepaard gaan met de drugshandel. De rechtbank heeft de combinatie van drugs en een vuurwapen in strafverzwarende zin meegewogen, vooral omdat het wapen op de openbare weg werd aangetroffen.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 mei 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte bekende de feiten. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangetroffen goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de maatschappelijke impact van de drugshandel, evenals de risico's van het bezit van vuurwapens. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat dergelijke misdrijven niet worden getolereerd en dat de combinatie van drugs en wapens bijzonder ernstig wordt genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-306408-22
vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 op [geboorteplaats]
thans verblijvende te [verblijfplaats]
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. C.M.J.M. van Buul, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs;
ongeveer 250 gram cocaïne voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte en de onder hem aangetroffen goederen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 mei 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 46 en 47.
Feit 2
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 mei 2023;
- het proces-verbaal van bevindingen, pagina 23;
- het proces-verbaal interpretatie aantekeningen, pagina’s 274 tot en met 276.
Feit 3
Verdachte heeft dit feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 16 mei 2023;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 december 2022, pagina 59;
- het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 januari 2023, pagina’s 62 en 63.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1op 24 november 2022 te Breda een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, van het merk Zastava, type 70, kaliber 7,65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
Feit 2op 24 november 2022 te Breda om een feit, bedoeld in het vierde van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen
enstoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door pannen en grondstoffen en maatbekers en een notitieboekje (met daarin aantekeningen die passen bij de extractie van cocaïne uit dragermateriaal, de zuivering van cocaïne en de conversie naar cocaïne hydrochloride) voorhanden te hebben;
Feit 3op 24 november 2022 te Breda opzettelijk aanwezig heeft gehad 255,39 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten en verzoekt de schorsing van de voorlopige hechtenis bij einduitspraak op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de eis van de officier van justitie te matigen in die zin dat, naast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten, een lange voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd met oplegging van bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne en het plegen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. Hij heeft aldus een bijdrage geleverd aan de (internationale) handel in verdovende middelen. Hij is daarmee mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Daarbij is voorts van belang dat harddrugs stoffen zijn die verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit. Boven- en onderwereld raken steeds meer met elkaar vermengd. Niet alleen worden grote sommen crimineel geld geïnvesteerd in legale activiteiten, maar ook worden medewerkers van op zichzelf bonafide bedrijven en zelfs van opsporingsinstanties omgekocht en ingezet voor de handel in drugs. De handel in harddrugs is regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een pistool. Het ongecontroleerde bezit daarvan verhoogt het risico op levensbedreigende geweldsdelicten en brengt zodoende grote veiligheidsrisico’s met zich mee. De ervaring leert immers dat het bezit van vuurwapens niet zelden leidt tot het (ondeskundig) gebruik daarvan, met alle ernstige gevolgen voor anderen van dien. Het signaal naar de samenleving, onder meer naar hen die het hebben van een vuurwapen als statusverhogend zien, dient dan ook glashelder te zijn: het bezit van vuurwapens wordt niet getolereerd. Dit is dan ook een ernstig misdrijf dat in de regel krachtig dient te worden bestraft in de vorm van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank vindt de combinatie van het aanwezig hebben van drugs en een wapen extra ernstig, in het licht van wat hiervoor is overwogen over het geweld dat regelmatig gepaard gaat met de handel in drugs. De rechtbank zal deze combinatie dan ook in strafverzwarende zin meewegen. Daarnaast had verdachte het wapen bij zich op de openbare weg.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en met de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport dat de reclassering over verdachte heeft uitgebracht. Hieruit volgt dat er gemiddelde risico’s op recidive worden gezien. Deze kunnen worden beperkt door schuldhulpverlening, verslavingszorg (met onderzoeksverplichting op middelengebruik) als terugvalpreventie en het verrichten van nader onderzoek voor behandeling van psychische kwetsbaarheid door ADHD. Gedragsinterventie middels een COVA-training kan helpen bij het vergroten van inzicht in kwetsbaarheid ten opzichte van negatieve contacten. De reclassering adviseert een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden.
Alles in samenhang bezien, is de rechtbank is van oordeel dat alleen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen. De rechtbank legt dit voorwaardelijk strafdeel op om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van 3 jaar verbinden. Dit doet de rechtbank enerzijds om de ernst van de feiten te benadrukken, anderzijds is een proeftijd van drie jaar wenselijk gelet op de (schulden)problematiek van verdachte en zijn deels negatieve sociale netwerk. Het drugsmilieu betreft een gevaarlijk milieu, waarvan je je niet makkelijk los kan maken. In het geval van verdachte geldt dit wellicht des te meer nu hij naar eigen zeggen door zijn werkzaamheden als kapper in contact is gekomen met personen die zich reeds bezig hielden met (de productie van) harddrugs en hij zijn werkzaamheden als kapper wenst voort te zetten. Verdachte zal zich voor een langere periode moeten inzetten om te werken aan zijn problematiek en recidive te voorkomen. Daarbij past de vaststelling van de proeftijd op 3 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat deze voorwerpen aan verdachte toebehoorden en dat met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan of voorbereid.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 2Een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben,
waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
Feit 3Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen 3 werkdagen na zijn invrijheidstelling zal melden bij Fivoor-reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029AK te Rotterdam, telefoonnummer 088-3583810 en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan, een door de reclassering bepaalde, gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan verdachte zullen worden gegeven;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Fivoor-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, op de tijden en plaatsen als door of namens die kliniek aan te geven. De behandeling start zo spoedig mogelijk tijdens de proeftijd. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van soft- en harddrugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 1 GSM (Omschrijving: G2529385 ( [serienummer] ) (IMEI [nummer] ), Samsung) en 1 GSM (Omschrijving: G2529384, Apple);
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bles, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 mei 2023.
De voorzitter, oudste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.