ECLI:NL:RBZWB:2023:3637

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
02-137310-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Combee
  • mr. Van der Pols
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde strafzaak na succesvolle mediation tussen verdachte en slachtoffer

Op 12 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De zaak betrof een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. Tijdens de zitting, die met gesloten deuren plaatsvond, hebben de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er mediation heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer, wat heeft geleid tot een positieve uitkomst. De officier van justitie stelde voor om de zaak te beëindigen, gezien het feit dat het slachtoffer geen straf meer wenst voor de verdachte. De verdediging steunde dit voorstel en gaf aan dat de verdachte spijt heeft van het ongeval en de gemaakte afspraken zal nakomen.

De rechtbank heeft vervolgens de Innovatiewet Strafvordering in overweging genomen, die het mogelijk maakt om na een succesvol mediationtraject een eindezaaksverklaring uit te spreken. De rechtbank concludeerde dat de mediation succesvol was en dat er geen noodzaak was voor verdere inhoudelijke behandeling van de zaak. De rechtbank heeft de zaak dan ook beëindigd, zonder voorwaarden te verbinden aan deze beëindiging, om de gemaakte afspraken tussen verdachte en slachtoffer niet te schaden. Het vonnis is uitgesproken door mr. Hamburger, voorzitter en kinderrechter, samen met mr. Combee en mr. Van der Pols, en is geregistreerd door griffier Van Diepen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-137310-22
vonnis van de meervoudige kamer van 12 mei 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2004 te [geboorteplaats01]
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01]
raadsman mr. H.A. van der Hout, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld met gesloten deuren op de zitting van 12 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een motorrijtuig zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat in deze zaak mediation heeft plaatsgevonden waarbij verdachte en het slachtoffer tot een slotovereenkomst zijn gekomen. Op basis van deze slotovereenkomst vindt de officier van justitie dat het weinig zin heeft om deze zaak inhoudelijk te behandelen. Het slachtoffer heeft ernstige gevolgen van het ongeval ondervonden en verdachte is daarvan onder de indruk. Het slachtoffer zegt expliciet dat hij vindt dat verdachte geen straf meer hoeft te krijgen. De officier van justitie vraagt de rechtbank te verklaren dat de zaak is geëindigd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan instemmen met een beëindiging van de zaak. Verdachte heeft erg veel spijt van het ongeval. De afspraken die verdachte en het slachtoffer hebben gemaakt zal verdachte nakomen, maar wel voornamelijk in de avonden omdat hij overdag moet werken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Per 1 oktober 2022 is de Innovatiewet Strafvordering in werking getreden. Deze wet biedt een rechter in de arrondissementen Gelderland, Overijssel en Zeeland-West-Brabant in strafzaken de mogelijkheid om na een positief afgerond 'mediation'-traject onder bepaalde voorwaarden een eindezaaksverklaring uit te spreken.
Ingevolge het via de Innovatiewet ingevoerde artikel 572, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank na aanvang van het onderzoek ter terechtzitting, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie, onderzoeken of de zaak in aanmerking komt voor 'mediation'. Indien de rechtbank van oordeel is dat de zaak in aanmerking komt voor 'mediation' beveelt zij de schorsing van het onderzoek overeenkomstig artikel 281 en bepaalt zij een termijn waarbinnen 'mediation' wordt beproefd (derde lid). Wanneer na de schorsing het onderzoek ter terechtzitting wordt hervat, onderzoekt de rechtbank de uitkomst van de 'mediation' (artikel 573, eerste lid). Indien de 'mediation' tot een positieve uitkomst heeft geleid en de rechtbank van oordeel is dat de zaak zonder verdere inhoudelijke behandeling kan worden beëindigd, kan zij verklaren dat de zaak is geëindigd, tenzij de officier van justitie voortzetting van het onderzoek vordert of de verdachte of diens raadsman voortzetting van het onderzoek verzoekt (artikel 573, tweede lid). Het tweede en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien voor aanvang van de terechtzitting afspraken voor herstel zijn gemaakt (vijfde lid).
De rechtbank stelt vast dat de mediation tussen verdachte en het slachtoffer voorafgaand aan het onderzoek ter terechtzitting tot een positieve uitkomst heeft geleid. De rechtbank vindt het mooi om te zien dat de mediation goed is verlopen, maar ook dat daarvóór al sprake was van contact tussen verdachte en het slachtoffer. Na het ongeval is verdachte al op bezoek geweest bij het slachtoffer in het ziekenhuis. In de slotovereenkomst staan mooie intenties beschreven, die verdachte en het slachtoffer hebben besproken en de rechtbank gaat er vanuit dat verdachte die intenties ook gaat uitvoeren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zaak gelet op artikel 573, lid 5 Sv zonder verdere inhoudelijke behandeling kan worden beëindigd en zal verklaren dat de zaak is geëindigd. De rechtbank ziet gelet op de aard van de intenties geen aanleiding om deze als voorwaarden te verbinden aan de verklaring dat de zaak is geëindigd. Dat zou in de onderhavige zaak afbreuk doen aan hetgeen verdachte en het slachtoffer hebben besproken en zijn overeengekomen.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart dat de zaak is geëindigd vanwege een in het kader van een mediation tussen de verdachte en het slachtoffer bereikte positieve uitkomst.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hamburger, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. Combee en mr. Van der Pols, rechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 12 mei 2023.
Mr. Van der Pols is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.