6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft openlijk en in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer01] . Hierbij is [slachtoffer01] geschopt, geslagen en meerdere keren gestoken met een mes. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die heeft gestoken, betreft het een zeer ernstig feit en rekent de rechtbank dit feit verdachte zwaar aan. Het is een zeer ernstig feit dat een grote impact op het slachtoffer heeft gehad. Het geweld heeft op de openbare weg plaatsgevonden. Verdachte heeft in eerste instantie de confrontatie met [slachtoffer01] opgezocht in het steegje en heeft daarbij geweld gebruikt. Vervolgens is hij nog achter [slachtoffer01] aan gerend met een mes en heeft het geweld voortgezet. Een dergelijk optreden veroorzaakt gevoelens van onveiligheid bij de betrokken omstanders en bij de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de vernieling van een enkelband, terwijl die enkelband was opgelegd in het kader van een schorsing van de preventieve hechtenis. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander en daarmee ook schade heeft berokkend.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2023, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een straatroof en wapenbezit.
Psychologisch onderzoek Pro Justitia
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 30 januari 2023, opgesteld door de psycholoog drs. [psycholoog01] , leidt de rechtbank het volgende af. De psycholoog concludeert dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis met een begin in de adolescentie, stoornis in cannabisgebruik (licht) en ouder-kind relatieproblemen. De persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte wordt bedreigd en hij vertoont antisociale kenmerken. Ook ten tijde van het tenlastegelegde feit was hiervan sprake. Wanneer de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, wordt aannemelijk geacht dat zijn normoverschrijdende gedragsstoornis en hiermee samenhangende factoren van invloed zij geweest op zijn handelswijze. Hoewel verdachte bekent [slachtoffer01] te hebben geschopt en geslagen, ontkent hij stellig [slachtoffer01] te hebben gestoken. Hierdoor is een onderzoek naar zijn gedachtes en emoties voorafgaand en ten tijde van het steken van [slachtoffer01] , indien bewezen, niet mogelijk geweest. De psycholoog onthoudt zich derhalve van een advies over het toerekenen en het is ook niet mogelijk om de kans op recidive te beoordelen. Wel is gekeken naar de kans op delictgedrag in algemene zin. Deze wordt als hoog ingeschat indien verdachte geen adequate begeleiding en behandeling krijgt geboden.
Om de kans op delictgedrag te voorkomen en om zijn ontwikkeling in gunstige zin te bevorderen, is het wenselijk dat de jeugdreclasseringsbegeleiding wordt voortgezet, waarbij het eerste half jaar de begeleiding plaatsvindt in een ITB HKA-traject en aansluitend de begeleiding wordt voortgezet door de reguliere Jeugdreclassering. Bij bewezenverklaring is tevens een delictanalyse van belang zodat verdachte zicht krijgt op de factoren die een rol hebben gespeeld in zijn handelswijze en hij gedragsalternatieven ontwikkelt in soortgelijke situaties. In verband met zijn emotie- en agressieregulatie, zijn middelengebruik, zijn gebrekkige morele ontwikkeling en een delictanalyse is het noodzakelijk om verdachte aan te melden bij een Ambulante Forensische Polikliniek.
Een deels voorwaardelijke straf als kader lijkt ontoereikend om het hierboven geschetste begeleidings- en behandeltraject te borgen aangezien verdachte zich intrinsiek niet echt gemotiveerd toont om een begeleidings- en behandeltraject te volgen. Een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (hierna GBM) biedt een steviger kader, omdat verdachte op momenten dat hij zich aan de begeleiding of behandeling onttrekt tijdelijk in detentie kan worden geplaatst en daarna de mogelijkheid heeft om bij voldoende motivatie zijn traject voort te zetten. Voor het inzetten van deze maatregel is het van belang dat de Raad voor de Kinderbescherming hiervoor een haalbaarheidsonderzoek laat uitvoeren.
Een voorwaardelijke PIJ-maatregel zou tevens een optie kunnen zijn. Er is dan namelijk sprake van een ernstig geweldsdelict en een hoge kans op recidive. Bij verdachte bestaat het gevaar voor verder crimineel ontsporen. Ouders stellen zich meewerkend op en zijn bereid zich in te zetten voor behandeling. Een intensief ambulant begeleidings- en behandeltraject zou de ontwikkeling van verdachte in positieve richting kunnen beïnvloeden.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
Ook slaat de rechtbank acht op het rapport van de Raad van 26 april 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad stelt dat wanneer verdachte schuldig wordt bevonden aan het hem ten laste gelegde, de Raad zich kan vinden in het hulpverleningsadvies dat gegeven wordt in het psychologisch onderzoek, te weten ambulante forensische hulp, gericht op de emotie- en agressieregulatie van verdachte, zijn middelengebruik en zijn gebrekkige morele ontwikkeling. Een delictanalyse is van belang, zodat verdachte zicht krijgt op de factoren die een rol hebben gespeelt in zijn handelswijze en hij gedragsalternatieven kan ontwikkelen in soortgelijke situaties.
De Raad heeft een gedragsinterventie overwogen, maar is van mening dat deze te licht is om de zorgen die er over verdachte zijn, aan te pakken. Een werkstraf zal verdachte gezien zijn visie op werken, naar de mening van de Raad, echt als een straf ervaren. Zeker als hij deze in zijn eigen omgeving uit zou moeten voeren. Het risico is echter groot, dat verdachte een werkstraf niet zal uitvoeren/niet positief afrondt, maar kiest voor vervangende jeugddetentie. Daarnaast is het feit dat verdachte ten laste wordt gelegd een zwaar agressiegerelateerd feit, dat de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig heeft aangetast. Voorgaande maakt dat de Raad jeugddetentie een passende straf vindt.
Aangezien verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is om een begeleidings- en behandeltraject te volgen, wordt in het psychologisch onderzoek een GBM, dat een steviger kader biedt dan het kader van een deels voorwaardelijke straf, geadviseerd. Uit haalbaarheidsonderzoek door de jeugdreclassering is echter gebleken dat een GBM niet haalbaar is.
Ook vindt de Raad de maatregel verplichte Toezicht & begeleiding noodzakelijk. Verdachte is niet gemotiveerd voor de noodzakelijk geachte behandeling en is nog sterk afhankelijk van extern geboden structuur en controle. Ook heeft hij veel duidelijkheid en ondersteuning nodig om zijn ontwikkeling in positieve richting om te buigen. Aangezien de grenzen van de begeleiding door de jeugdreclassering zijn bereikt, de pedagogische insteek een gepasseerd station is en verdachte inmiddels meerderjarig is, is de Raad van mening dat deze maatregel uitgevoerd moet worden door Reclassering Nederland (hierna RN).
De Raad adviseert verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de algemene voorwaarde dat [verdachte01] zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. En onder de bijzondere voorwaarden dat [verdachte01] :
- zich inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding/opleiding en van vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dag- en vrijetijdsbesteding dragen bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt door middel van urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is gericht op de emotie- en agressieregulatie van verdachte zijn middelengebruik en zijn gebrekkige morele ontwikkeling. Ook een delictanalyse is onderdeel van de behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met [verdachte01] opnemen voor de eerste afspraak;
waarbij aan de reclasseringsinstelling te weten Reclassering Nederland te [plaats01] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft mevrouw [naam02] van de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. Verdacht zit al lange tijd in voorarrest. In het haalbaarheidsonderzoek van een GBM zijn duidelijk de zorgen opgenomen van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering vindt behandeling van verdachte met strakke kaders noodzakelijk. Verdachte geeft zelf aan hulpverlening niet nodig te vinden. Er zullen gesprekken moeten plaatsvinden waarbij verdachte kan komen tot inzicht. Indien een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd denkt de jeugdreclassering aan een traject bij [Jeugdzorginstelling01] . De jeugdreclassering zou graag zien dat verdachte weer thuis gaat wonen, zodat hij kan gaan werken aan zijn toekomst. De afgelopen periode is verdachte niet naar school gegaan, maar heeft hij wel zijn diploma gehaald. Dit vindt de jeugdreclassering ontzettend knap van verdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
De straf
02-299509-22
Nu de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het subsidiaire ten laste gelegde feit, openlijk geweld, en niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer01] met een mes heeft gestoken, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor de oplegging van een PIJ-maatregel. Ook is uit onderzoek gebleken dat een GBM geen haalbare maatregel is.
De rechtbank komt tot het oordeel dat in beginsel het feit zoals door verdachte gepleegd een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. De rechtbank heeft bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen de ernst van het feit en de aard en ernst van het letsel. Ook houdt de rechtbank er rekening met de justitiële documentatie van verdachte en het feit dat verdachte pas twee weken vrij was uit een eerder opgelegde jeugddetentie. Daarnaast weegt de rechtbank mee dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven. De rechtbank zal verdachte een jeugddetentie opleggen gelijk aan het voorarrest, dus verdachte hoeft niet meer vast te zitten na de datum van de uitspraak. De rechtbank ziet op grond van de eerder genoemde oriëntatiepunten geen aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden.
02-023776-23
Voor de vernieling van de enkelband vindt de rechtbank het wenselijk dat een duidelijk signaal aan verdachte wordt afgegeven. Echter als de zaken waren gevoegd dan had de rechtbank verdachte voor dit feit geen extra straf opgelegd. De rechtbank zal de officier van justitie volgen en aan verdachte geen straf of maatregel opleggen.