ECLI:NL:RBZWB:2023:3634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
373483 FARK 20-3120
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouden beslissing omgang in afwachting van hulpverlening in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023, betreft het een verzoek tot omgang met de minderjarige [minderjarige01] door de man, die wordt bijgestaan door advocaat mr. A. Koop-van Vliet. De vrouw, de andere partij in deze procedure, wordt vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof. De rechtbank heeft eerder op 16 december 2022 geoordeeld dat het stopzetten van de contacten tussen de man en [minderjarige01] niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering betrokken bij de procedure om advies te geven over het verzoek tot omgang.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2023 is vastgesteld dat de contacten tussen de man en [minderjarige01] al maanden stil liggen. De rechtbank heeft de GI aangespoord om de omgang te begeleiden, met het oog op het herstel van het contact tussen de man en zijn dochter. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot begin april 2023, in afwachting van een verslag van de GI over de voortgang van de contacten. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] loopt tot 29 april 2023 en dat de zaak gelijktijdig behandeld zal worden met een andere gerelateerde zaak.

De rechtbank heeft de GI verzocht om uiterlijk op 18 juli 2023 verslag uit te brengen over de voortgang van de hulpverlening en de begeleide contacten. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van de griffier mr. Snatersen. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 2 mei 2023.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
Zaaknummer: C/02/373483 / FA RK 20-3120
datum uitspraak: 24 april 2023
nadere beschikking betreffende omgang
in de zaak van
[de man01] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda,
tegen
[de vrouw01]
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,
betreffende de minderjarige:
[minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank van 16 december 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- het schriftelijke verslag van de GI van 4 april 2023.
1.2
Het verzoek tot omgang met [minderjarige01] van de man is opnieuw, met gesloten deuren, mondeling behandeld op 24 april 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een medewerkster namens de Raad en een medewerkster van de GI.
Ook is met toestemming van de rechtbank een stagiaire van de Raad bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer
C/02/408237 / JE RK 23-594 ingeschreven zaak, zijn deze zaken door de rechtbank gelijktijdig behandeld.
In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven.

2.De nadere beoordeling

2.1
In de beschikking van 16 december 2022 heeft de rechtbank overwogen dat het stopzetten van de contacten tussen de man en [minderjarige01] zonder enig perspectief niet in het belang van [minderjarige01] wordt geacht. Zij is gebaat bij een goed contact met beide ouders. Daarbij komt dat er ook geen zorgen waren over de wijze waarop de man invulling gaf aan de contacten met [minderjarige01] . De niet nader onderbouwde stelling dat de man al maanden zou zijn teruggevallen in oud en negatief gedrag doet daar niet aan af. Dat is tijdens de mondelinge behandeling ook niet weersproken. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat de contacten, die nu al maanden stil liggen,
zo snel mogelijk moeten worden hervat. Daarbij geeft de rechtbank de GI sterk in overweging om vanuit het kader van de ondertoezichtstelling de omgang te begeleiden, tot het moment dat een andere instantie deze begeleiding over kan nemen. Het nog langer uitblijven van contact tussen de man en [minderjarige01] is schadelijk voor haar ontwikkeling en de goede band die zij heeft met haar vader. Daarbij gaat de rechtbank er vanuit dat de omgang zal worden hervat met dezelfde visie en dezelfde uitgangspunten als voor het stopzetten daarvan, wat inhoudt dat er wordt toegewerkt naar een onbegeleid contact tussen de man en [minderjarige01] .
De rechtbank constateert dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] loopt tot 29 april 2023. De rechtbank zal daarom de behandeling van deze zaak pro forma aanhouden tot begin april 2023, zodat deze zaak met een mogelijk in te dienen verlengingsverzoek van de ondertoezichtstelling tezamen kan worden behandeld. De rechtbank verwacht voor de te noemen pro forma datum een verslag van de GI over het verloop van de contacten tussen de man en [minderjarige01] . Indien er aanleiding bestaat om de zaak op een eerder moment aan de rechtbank voor te leggen, dan gaat de rechtbank er vanuit dat een der partijen haar hiervan op de hoogte stelt.
2.2
In haar verslag van 4 april 2023 en tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI toegelicht dat is besloten een aanmelding met betrekking tot het begeleiden van de omgang te doen bij [hulpverlener01] . [minderjarige01] zit namelijk al op [kinderdagopvang01] wat van [hulpverlener01] is en zo is alles bij een enkele organisatie ondergebracht. Binnen de gemeente duurde het langer voordat er een goedkeuring kwam zodat het arrangement gefinancierd kon worden. Helaas is [hulpverlener01] tot op heden niet gestart met de begeleide bezoeken en lukt het de GI niet duidelijk te krijgen wanneer [hulpverlener01] wel gaat starten. [hulpverlener01] heeft aangegeven dat de begeleide bezoeken op woensdagochtend zullen plaatsvinden en dat er half april gestart zou worden. Onduidelijk is waarom dit niet is gebeurd. De GI vindt de situatie erg schrijnend, maar komt niet in contact met degene bij [hulpverlener01] die hierover gaat. Doordat de bezoekmomenten hebben stilgelegen, moet het contact tussen [minderjarige01] en de man weer hersteld worden. Alles is nog heel kwetsbaar.
Enkele maanden geleden heeft de gedragswetenschapper van de GI geadviseerd om de bezoeken niet door de jeugdzorgwerker te laten begeleiden. Dit omdat de man niet eerder bij zijn begeleiding of de GI heeft aangegeven dat zijn agressie weer toenam en om de GI hierin te beschermen omdat de man dus onvoorspelbaar kan zijn. Dit is ook besproken met de man en zijn begeleiding. Gelet op de lange duur voordat [hulpverlener01] start en het feit dat de contacten tussen de man en zijn andere dochter wel door een (andere) jeugdzorgwerker worden begeleid, zal deze mogelijkheid opnieuw beoordeeld kunnen worden.
2.3
In de zaak met nummer C/02/408237 / JE RK 23-594 heeft de kinderrechter bij beslissing van heden de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd tot 29 augustus 2023. Daarbij is onder meer overwogen dat het ontzettend schrijnend is dat wat betreft het herstel van het contact tussen de man en [minderjarige01] geen enkele vooruitgang is geboekt. Ondanks de duidelijke uitspraak van deze rechtbank van 16 december 2022 is [hulpverlener01] nog altijd niet gestart met het begeleiden van de bezoeken van [minderjarige01] en de man. Onduidelijk blijft waarom [hulpverlener01] niet start. Het ligt op de weg van de GI om ervoor te zorgen dat [hulpverlener01] zo snel mogelijk van start gaat, dan wel te voorzien in een andere wijze van begeleiding van de bezoeken, bijvoorbeeld door de GI deze bezoeken zelf te laten begeleiden. Door het grote tijdsverloop wordt van de GI grote voortvarendheid verwacht bij het doorbreken van de huidige impasse.
Gelet op deze situatie wil de kinderrechter een vinger aan de pols houden en zal zij de ondertoezichtstelling verlengen voor een kortere periode dan verzocht, te weten vier maanden. Het verzoek wordt voor het overige aanhouden. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk op 18 juli 2023 schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de maatregel, de hulpverlening en de voortgang van de begeleide contacten tussen [minderjarige01] en de vader. Na ontvangst van dit verslag zullen (de advocaten van) de ouders in de gelegenheid gesteld worden om binnen twee weken daarop te reageren en aan te geven of zij behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
2.4
Gelet op het vorenstaande wordt de onderhavige zaak aangehouden voor eenzelfde periode. De rechtbank zal partijen in deze zaak ook in de gelegenheid stellen om binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de GI te reageren en aan te geven hoe deze zaak verder moet worden voortgezet.

3.De beslissing

De rechtbank
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
18 juli 2023 pro formain afwachting van het verslag van de GI zoals weergegeven in rechtsoverweging 2.3 en het standpunt van partijen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 24 april 2023.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 2 mei 2023.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.