ECLI:NL:RBZWB:2023:3633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
408237 JERK 23-594
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige met zorgen over ouderlijk contact en ontwikkeling

In deze zaak heeft de kinderrechter op 24 april 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige01]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 29 april 2023, maar de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het contact tussen [minderjarige01] en haar vader, wat van invloed is op haar ontwikkeling. Er zijn zorgen over de opvoedingssituatie en de communicatie tussen de ouders, die niet in staat zijn om samen te werken in het belang van hun kind. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de GI onvoldoende voortgang heeft geboekt in het herstel van het contact tussen [minderjarige01] en haar vader, ondanks eerdere uitspraken van de rechtbank. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar voor een kortere periode van vier maanden, om de voortgang van de hulpverlening en de contacten te monitoren. De GI moet uiterlijk op de pro forma datum van 18 juli 2023 verslag uitbrengen over de situatie en de voortgang van de contacten. De beslissing is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
zaakgegevens: C/02/408237 / JE RK 23-594
datum uitspraak: 24 april 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2019 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. R.G.J. van Kerkhof te Gilze,

[de vader01]

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 april 2023, ingekomen bij de griffie op 4 april 2023.
Op 24 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad.
Ook is met toestemming van de kinderrechter een stagiaire van de Raad bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.
Gelet op de nauwe samenhang tussen de onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer C/02/373483 / FA RK 20-3120 ingeschreven zaak, zijn deze zaken door de rechtbank gelijktijdig behandeld. Gelet hierop was een vertegenwoordigster van de Raad bij de mondelinge behandeling aanwezig.
In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige01] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 28 april 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd met ingang van 29 april 2022 tot 29 april 2023.

Het verzoek

De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI legt aan haar verzoek het volgende ten grondslag. Er zijn nog steeds zorgen dat de ouders van [minderjarige01] geen contact met elkaar hebben waardoor [minderjarige01] haar vader niet leert kennen en daardoor een stuk van haar eigen identiteit.
[hulpverlener01] heeft tot en met oktober 2022 de bezoeken tussen de vader en [minderjarige01] begeleid. Dit verliep goed. Vanuit [hulpverlener01] kwam het advies om het bezoek deels onbegeleid te laten plaatsvinden. Ook dat verliep goed. Echter in oktober 2022 kwam een melding binnen van Veilig Thuis dat er in het nieuwe gezin van de vader agressie zou hebben plaatsgevonden gedurende een aantal maanden. Zijn partner en dochtertje zijn naar een safehouse gebracht. De begeleiding van de vader gaf aan niet op de hoogte te zijn van de terugval van de vader. Daarop is besloten dat de bezoeken van [minderjarige01] en de vader direct weer begeleid moesten worden, omdat de vader niet betrouwbaar was in het aangeven van zijn terugval en [minderjarige01] hierin beschermd moest worden. Omdat [hulpverlener01] vertrok uit die regio en niet terug wilde in bezoekmomenten, is besloten een aanmelding te doen bij [hulpverlener02] . [minderjarige01] zit namelijk al op [kinderdagopvang01] wat van [hulpverlener02] is en zo is alles bij een enkele organisatie ondergebracht. Binnen de gemeente duurde het langer voordat er een goedkeuring kwam zodat het arrangement gefinancierd kon worden. Helaas is [hulpverlener02] tot op heden niet gestart met de begeleide bezoeken en lukt het de GI niet duidelijk te krijgen wanneer [hulpverlener02] wel gaat starten. [hulpverlener02] heeft aangegeven dat de begeleide bezoeken op woensdagochtend zullen plaatsvinden en dat er half april gestart zou worden. Onduidelijk is waarom dit niet is gebeurd. De GI vindt de situatie erg schrijnend, maar komt niet in contact met degene bij [hulpverlener02] die hierover gaat. Doordat de bezoekmomenten hebben stilgelegen, moet het contact tussen [minderjarige01] en de vader weer hersteld worden. Alles is nog heel kwetsbaar.
Enkele maanden geleden heeft de gedragswetenschapper van de GI geadviseerd om de bezoeken niet door de jeugdzorgwerker te laten begeleiden. Dit omdat de vader niet eerder bij zijn begeleiding of de GI heeft aangegeven dat zijn agressie weer toenam en om de GI hierin te beschermen omdat de vader dus onvoorspelbaar kan zijn. Dit is ook besproken met de vader en zijn begeleiding. Gelet op de lange duur voordat [hulpverlener02] start en het feit dat de contacten tussen de vader en zijn andere dochter wel door een (andere) jeugdzorgwerker worden begeleid, zal deze mogelijkheid opnieuw beoordeeld kunnen worden.
De moeder heeft veel stress ervaren door de terugval van de vader, wat bij haar oud zeer naar boven bracht. De moeder is van mening dat [minderjarige01] haar vader moet zien, maar wel begeleid en niet meer onbegeleid. Er bestaat de zorg dat door haar onzekerheid en onverwerkte trauma’s de moeder geen keuzes kan maken die aansluiten bij de behoeften van [minderjarige01] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI toegevoegd dat de moeder de traumatherapie bij het opstapje heeft afgerond en nu klaar is om mee te werken aan een traject om de communicatie met de vader te verbeteren.
[hulpverlener03] komt iedere week bij de moeder en [minderjarige01] in de thuissituatie. De moeder doet het goed met [minderjarige01] , maar zet haar niet altijd op de eerste plaats. Als er geen maatregel is, dan is de kans aannemelijk dat de moeder overvraagd gaat worden in haar moederrol. [minderjarige01] heeft een ontwikkelingsachterstand en spraak- en taalachterstand. In de thuissituatie heeft [minderjarige01] driftbuien die moeilijk te doorbreken zijn.
Door en namens de vader is het volgende gesteld. In december vorig jaar heeft de rechtbank duidelijk uitgesproken dat de begeleide bezoeken zo snel mogelijk moeten worden opgepakt. Tot op heden hebben deze nog niet plaatsgevonden. De rechtbank heeft toen al benoemd dat de GI zelf de begeleiding kan oppakken. Pas vandaag wordt duidelijk dat de GI dit heeft overwogen, maar dat de eigen gedragswetenschapper dit heeft afgeraden. De vader wist niet dat deze afweging is gemaakt. Dit is ook wel erg gemakkelijk. De trieste conclusie is dat alle moeite die de vader heeft gestoken in het opbouwen van een band met [minderjarige01] voor niets is geweest. Het is aan de GI om deze situatie vlot te trekken en het is schandalig dat na al die maanden de omgang niet opnieuw is opgestart. De vader heeft steeds meegewerkt. Er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van gevaar bij een begeleiding door de GI. Met zijn andere dochter zijn snel stappen gezet en is sprake van omgangsmomenten die begeleid worden door de jeugdzorgwerker die betrokken is bij die dochter. Beide jeugdzorgwerkers werken voor dezelfde GI. Met [minderjarige01] , die niet eens betrokken was bij het geweld dat voor de GI de aanleiding was om de contacten stop te zetten, is de omgang echter nog steeds niet hervat. Dat is vreemd. De GI had meer moeten doen. De vader en [minderjarige01] mogen niet de dupe worden van geldkwesties. De gang van zaken maakt dat de vader vraagt niet het hele verzoek toe te wijzen. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging, maar er is bij de vader weinig vertrouwen meer dat de GI het contact nu snel hervat. Daarom verzoekt de vader de ondertoezichtstelling voor een kortere periode toe te wijzen, zodat gevolgd kan worden of er stappen gezet worden wat betreft de contacten tussen de vader en [minderjarige01] .
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij en [minderjarige01] inmiddels verhuisd zijn naar [woonplaats01] . Ook heeft [minderjarige01] een operatie moeten ondergaan vanwege een blindedarmontsteking. Gelukkig is zij daarvan goed hersteld. De vader is hiervan op de hoogte gesteld. De moeder heeft zelf stappen gezet en is nu in staat om met de vader te gaan werken aan het verbeteren van de communicatie. Daarnaast is [hulpverlener03] betrokken en is er therapie voor de hechtingsproblematiek. De doorverwijzing naar [hulpverlener02] leek logisch en het is bijzonder vervelend dat het opnieuw opstarten van de begeleide contacten zo lang duurt. De moeder vindt het ook niet in het belang van [minderjarige01] dat het zo lang duurt. [minderjarige01] had net een fijne band opgebouwd met haar vader en die is nu doorbroken. Hoe langer het duurt, hoe lastiger het is om het contact te herstellen. Er moet snel en proactief worden opgetreden en eventueel moet de GI dan zelf maar de contacten begeleiden.
Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] , dus de ondertoezichtstelling zal verlengd moeten worden. Er zal een jaar nodig zijn, maar om deze situatie een jaar regieloos te laten doorkabbelen is in niemands belang. Voorstelbaar is dat de ondertoezichtstelling voor een kortere periode wordt verlengd.
Namens de Raad is het volgende gesteld. Dit is absoluut niet wat de Raad had beoogd. De Raad begrijpt iedereen en vraagt zich af of de Raad wat kan betekenen. Het is vreemd dat [hulpverlener02] is benaderd, alles geregeld lijkt en er dan geen startdatum wordt afgesproken. Er lijkt meer aan de hand. Is er gedacht aan alternatieven? Begeleiding door de GI kan als er veiligheid voor de jeugdzorgwerker wordt ingebouwd. Dat lijkt realiseerbaar. Er moet op hele korte termijn iets gebeuren. De gemeente kan betrokken worden bij de vraag waar de uitvoering stokt.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. [minderjarige01] heeft al veel meegemaakt in haar jonge leven. Bij beide ouders is sprake van persoonlijke problematiek en er zijn zorgen over het ontbreken van contact tussen [minderjarige01] en haar vader. Het lukt de ouders niet om samen te communiceren. Daarnaast heeft [minderjarige01] een ontwikkelingsachterstand en spraak- en taalachterstand. In de thuissituatie heeft [minderjarige01] driftbuien die moeilijk te doorbreken zijn.
Met de GI en de ouders moet de kinderrechter vaststellen dat er in de afgelopen periode op sommige vlakken stappen zijn gezet, zoals bijvoorbeeld wat betreft het werken aan haar trauma’s door de moeder. Ontzettend schrijnend is echter dat wat betreft het herstel van het contact tussen de vader en [minderjarige01] geen enkele vooruitgang is geboekt. Ondanks de heel duidelijke uitspraak van deze rechtbank van 16 december 2022 is [hulpverlener02] nog altijd niet gestart met het begeleiden van de bezoeken van [minderjarige01] en de vader. Onduidelijk blijft waarom [hulpverlener02] niet start. Het ligt op de weg van de GI om ervoor te zorgen dat [hulpverlener02] zo snel mogelijk van start gaat, dan wel te voorzien in een andere wijze van begeleiding van de bezoeken, bijvoorbeeld door de GI deze bezoeken zelf te laten begeleiden. Door het grote tijdsverloop wordt van de GI grote voortvarendheid verwacht bij het doorbreken van de huidige impasse.
Gelet op deze situatie wil de kinderrechter een vinger aan de pols houden en zal zij de ondertoezichtstelling verlengen voor een kortere periode dan verzocht, te weten vier maanden.
Het verzoek wordt voor het overige aanhouden. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk op na te melden pro forma datum schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de maatregel, de hulpverlening en de voortgang van de begeleide contacten tussen [minderjarige01] en de vader. Voorts dient de GI haar standpunt te geven ten aanzien van het resterend deel van het verzoek.
Na ontvangst van dit verslag zullen (de advocaten van) de ouders in de gelegenheid gesteld worden om binnen twee weken daarop te reageren en aan te geven of zij behoefte hebben aan een nadere mondelinge behandeling.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] met ingang van 29 april 2023 tot 29 augustus 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot
18 juli 2023 pro formain afwachting van het verslag van de GI zoals weergegeven in de beoordeling en het standpunt van de GI en de ouders over het resterend verzoek;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 24 april 2023.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 2 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch