ECLI:NL:RBZWB:2023:3632

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
408470 JERK 23-631
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen in het kader van een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, die betrokken is bij de ondertoezichtstelling van [minderjarige01]. De minderjarige is onder toezicht gesteld sinds 28 maart 2022, en de machtiging tot uithuisplaatsing is verleend vanwege zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] bij de vader, die door de minderjarige als onveilig wordt ervaren. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als de GI zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de herroeping van de spoedmachtiging rechtvaardigen. De situatie is complex, en de kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen tot 24 juli 2023, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen tijdens een mondelinge behandeling op 11 juli 2023. De kinderrechter heeft ook bepaald dat de GI uiterlijk 4 juli 2023 verslag moet uitbrengen over de voortgang van de uithuisplaatsing en de hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Breda
zaakgegevens: C/02/408470 / JE RK 23-631
datum uitspraak: 24 april 2023

nadere beschikking machtiging uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A. Koop-van Vliet te Breda,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Goedkoop te Breda.

Het nadere procesverloop

Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van 12 april 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- het e-mailbericht van mr. Koop-Van Vliet van 14 april 2023;
- de brief van de GI van 19 april 2023;
- de 3 producties ingebracht door de vader tijdens de mondelinge behandeling.
Op 24 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
De kinderrechter heeft op 21 april 2023 via Teams met [minderjarige01] gesproken over het verzoek van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 28 maart 2022 is [minderjarige01] onder toezicht van de GI gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 28 november 2023.
Bij beschikking van 12 april 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder of pleeggezin verleend met ingang van 12 april 2023 tot 26 april 2023. Onder aanhouding van iedere verdere beslissing is bepaald dat de GI, [minderjarige01] en beide ouders op de onderhavige mondelinge behandeling zullen worden gehoord.
Op basis van de verleende machtiging tot uithuisplaatding is [minderjarige01] op een geheime locatie geplaatst.

Het verzoek

Thans ligt nog ter beoordeling voor de vraag of de beschikking van 12 april 2023 dient te worden herroepen vanwege nieuwe feiten of omstandigheden sinds het geven van de spoedmachtiging uithuisplaatsing.
Daarnaast ligt ter beoordeling voor het resterende deel van het verzoek van de GI tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder of pleegezin voor de periode van 26 april 2023 tot 12 oktober 2023.

De standpunten

De GI heeft, onder verwijzing naar haar verzoekschrift en haar brief van 19 april 2023, aangevoerd dat [minderjarige01] in de afgelopen periode steeds meer problemen op school heeft gekregen. Zijn cijfers zijn wisselvallig en er is sprake van probleemgedrag. Gezien wordt dat [minderjarige01] slecht in zijn vel zit en in toenemende mate klem zit. Op 12 april 2023 is [minderjarige01] geschorst van school vanwege onacceptabel gedrag een dag eerder op school. [minderjarige01] raakte ernstig overstuur toen school [minderjarige01] naar huis wilde sturen en gaf aan zeer bang te zijn voor de reactie van zijn vader. In een gesprek die middag met [minderjarige01] is door de jeugdzorgwerker op basis van uitspraken van [minderjarige01] en ontvangen informatie van school vastgesteld dat [minderjarige01] op dit moment niet veilig is bij de vader thuis en dat het noodzakelijk is dat [minderjarige01] op een veilige plaats verblijft. Omdat [minderjarige01] geen contact met zijn vader wilde en bang was dat zijn vader achter zijn verblijfplaats zou komen, is [minderjarige01] op zijn verzoek op een geheime locatie geplaatst. [minderjarige01] heeft zijn draai gevonden op de huidige groep, doet wat schoolwerk en heeft een prettig contact met groepsgenoten. Conform de wens van [minderjarige01] is het de bedoeling om toe te werken naar een terugplaatsing van [minderjarige01] bij de vader. Daarvoor is wel van belang dat er meer duidelijkheid komt over de opvoedsituatie bij de vader thuis en wat hierin veranderd moet worden om [minderjarige01] weer veilig en vertrouwd te kunnen laten opgroeien bij de vader. [minderjarige01] heeft een zeer angstig beeld laten zien waarvoor hij beschermd moest worden. De GI hoopt dat de vader, met wie de samenwerking op dit moment moeizaam verloopt, hierover in gesprek wil gaan met de GI en mee wil gaan werken aan een verbetertraject zodat [minderjarige01] weer bij hem thuis kan wonen. Hiervoor zal een termijn van zes maanden nodig zijn. Desondanks kan de GI ermee instemmen indien de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode wordt verleend onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek om een tussentijds toetsmoment te creëren.
[minderjarige01] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat het wel goed met hem gaat op de groep. Hij heeft vrienden gemaakt en hij doet zijn best om met school bezig te blijven. [minderjarige01] wil weer bij de vader gaan wonen, maar wel op een manier zoals het vroeger was. Er moeten bij de vader geen slechte dingen meer gebeuren. [minderjarige01] vindt het lastig om aan te geven wat voor een thuisplaatsing bij zijn vader nodig is.
Door en namens de vader is aangevoerd dat de vader erg geschrokken is. De vader heeft het beste voor met [minderjarige01] en heeft altijd erg zijn best gedaan voor [minderjarige01] . De vader wordt door [minderjarige01] beschuldigd van hele ernstige zaken, echter dit zijn valse beschuldigingen. De situatie bij de vader thuis is niet onveilig voor [minderjarige01] . De vader gebruikt geen verbaal of fysiek geweld richting [minderjarige01] . Integendeel, de vader heeft zich met opvoedvragen altijd gewend tot [hulpverlener01] . [hulpverlener01] is volledig op de hoogte van de situatie bij de vader thuis en geeft hem tips en adviezen met betrekking tot de opvoeding van [minderjarige01] die de vader opvolgt. [minderjarige01] laat extreem pubergedrag zien. Hij speelt de ouders, maar ook instanties, tegen elkaar uit en neemt een slachtofferrol aan op het moment dat hij door zijn gedrag in de problemen komt. [minderjarige01] probeert de schuld buiten zichzelf te leggen en neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. Het is belangrijk dat [minderjarige01] hiervoor hulp gaat krijgen en dat hem duidelijke grenzen worden gesteld. De GI is teveel mee gegaan in de uitspraken van [minderjarige01] . De vader voelt zich onvoldoende gehoord en vindt het onterecht dat [hulpverlener01] niet door de GI is benaderd voor overleg en het inwinnen van nadere informatie. Aan het wettelijke criterium voor een machtiging tot uithuisplaatsing wordt niet voldaan. Daarbij is een uithuisplaatsing een uiterst middel dat alleen ingezet mag worden als andere oplossingen om een kind in zijn thuissituatie te houden geen uitkomst meer bieden. Door de GI zijn geen ‘andere oplossingen’ ingezet. De vader verzoekt het verzoek van de GI tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] af te wijzen.
Door en namens de moeder is aangevoerd dat sprake is van een zeer zorgelijke situatie. [minderjarige01] kent, net als de moeder, grote angst voor de vader. Hij is getuige geweest van verschillende geweldsincidenten tussen de ouders. [minderjarige01] heeft op school en tegenover de jeugdzorgwerker duidelijk kenbaar gemaakt waar hij tegen aanloopt bij de vader. De vader toont geen empathie en kan zich niet verplaatsen in [minderjarige01] . Hij legt alle verantwoordelijkheid bij [minderjarige01] neer zonder naar zijn eigen handelen en gedrag te kijken. [minderjarige01] is op goede gronden met spoed uit huis geplaatst. Belangrijk voor nu is dat [minderjarige01] tot rust komt. Wel dient goed onderzocht te worden wat [minderjarige01] nodig heeft en bij welke verblijfplaats [minderjarige01] het meest gebaat is. In dit onderzoek dient ook het netwerk, zoals een eventuele plaatsing van [minderjarige01] bij de moeder, te worden betrokken. Belangrijk is dat [minderjarige01] zich weer gelukkig en veilig gaat voelen en dat voor hem duidelijkheid komt over de plek waar hij gaat opgroeien. Het onderzoek moet goed worden gemonitord. De moeder verzoekt daarom om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode dan zes maanden toe te wijzen onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.

De beoordeling

Wettelijk kader
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Overwegingen
Bij voornoemde beschikking van 12 april 2023 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] verleend in een accommodatie jeugdhulpaanbieder of pleeggezin voor de duur van twee weken met ingang van 12 april 2023 tot 26 april 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. [minderjarige01] , de GI en beide ouders zijn heden gehoord waarin zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunt kenbaar te maken. De kinderrechter is niet gebleken van nieuwe feiten en/of omstandigheden die maken dat (het restant van) de spoedmaatregel zou moeten worden herroepen. Op basis van de zorgelijke uitspraken die [minderjarige01] op 12 april 2023 tegenover de school en de jeugdzorgwerker had gedaan over de thuissituatie bij de vader, waren (en zijn) de zorgen over de veiligheid van [minderjarige01] bij de vader reëel.
De kinderrechter is verder van oordeel dat uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, blijkt dat tot op heden voldaan wordt aan de wettelijke vereisten van artikel 1:265b BW. Er is sprake van een complexe situatie. [minderjarige01] doet zorgelijke uitspraken over de situatie bij de vader thuis. De vader spreekt dit tegen en stelt dat [minderjarige01] hem vals beschuldigt. Op dit moment is er onvoldoende duidelijkheid over de situatie. Wel staat vast dat de uitspraken die [minderjarige01] doet, en waarvan hij tot op heden geen afstand doet, uiterst zorgelijk zijn, of deze nou wel of niet of gedeeltelijk kloppend zijn. [minderjarige01] verkiest op dit moment bovendien een verblijf op een voor hem totaal onbekende plek boven een verblijf bij zijn vader. Dit alles baart de kinderrechter grote zorgen. Daarom is het goed dat de GI in de komende periode nader onderzoek gaat doen waardoor er meer zicht komt op de thuissituatie en de opvoedvaardigheden van de vader alsook dat er duidelijkheid komt over de plek waar [minderjarige01] het beste kan opgroeien; bij de vader of (toch) elders. Ook wanneer de uitspraken van [minderjarige01] niet waar blijken te zijn, is het zorgelijk en moet gekeken worden waar dit gedrag van [minderjarige01] vandaan komt.
Voormeld onderzoek, gericht op het wegnemen van de bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] , moet nog plaatsvinden en zolang dit onderzoek nog loopt, acht de kinderrechter een (voortzetting van de) uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk in het belang van zijn verzorging en de opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b BW. Daarbij neemt de kinderrechter in haar overweging mee dat de vader op dit moment heel erg boos is op de GI en samenwerking met hen afhoudt wat maakt dat het inzetten van gerichte hulpverlening in de thuissituatie van de vader op dit moment zeer lastig is.
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing voor een kortere periode verlenen dan verzocht. Een machtiging tot uithuisplaatsing is een ultimum remedium waar uiterst zorgvuldig mee moet worden omgegaan. Bovendien acht de kinderrechter het belangrijk om het verloop van de uithuisplaatsing te kunnen monitoren. Gelet op dit alles zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen tot 24 juli 2023, en de beslissing op het verzoek voor het overige aanhouden tot de mondelinge behandeling van 11 juli 2023.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij uiterlijk 4 juli 2023 schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de uithuisplaatsing en de hulpverlening, alsook een standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek (met toezending van haar verslag aan de advocaten van de ouders).
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder of pleeggezin met ingang van 24 april 2023 tot 24 juli 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt het resterende deel van het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing aan tot de mondelinge behandeling van [datum01] om [tijd01] van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, Stationslaan 10, 4815 GW;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor de GI en beide ouders en hun advocaten;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Snatersen op 24 april 2023.
De schriftelijk uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch