ECLI:NL:RBZWB:2023:3630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
408449 JERK 23-627
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblematiek en hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 12 april 2023 een verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige de gelegenheid heeft gekregen om zijn mening te uiten, maar heeft afgezien van een gesprek met de kinderrechter. De ouders van [minderjarige01] oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit, maar de minderjarige woont bij zijn moeder en stiefvader. De Raad stelt dat [minderjarige01] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de spanningen en confrontaties tussen zijn opvoeders. Ondanks de inzet van hulpverlening zijn de ouders onvoldoende in staat om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders en stiefouder van [minderjarige01] veel van hem houden, maar dat de spanningen en het huiselijk geweld een negatieve impact hebben op zijn ontwikkeling. De kinderrechter heeft daarom besloten om [minderjarige01] onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling voor de duur van twaalf maanden, met als doel de situatie te verbeteren en de belangen van de minderjarige te waarborgen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/408449 / JE RK 23-627
Datum uitspraak: 24 april 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

hierna te noemen de Raad,
locatie Eindhoven,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informant aan:

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSRING,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 12 april 2023, ingekomen bij de griffie op 12 april 2023;
- de brief van [minderjarige01] van 15 april 2023.
Op 24 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen en gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordigster van de GI.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de Raad te praten tijdens een kindgesprek. Hij heeft hiervan afgezien. Wel heeft [minderjarige01] een brief aan de rechtbank geschreven.

De feiten

De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige01] .
[minderjarige01] woont bij de moeder en de stiefvader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad stelt dat aan de voorwaarden van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is voldaan en verwijst voor een nadere onderbouwing van zijn verzoek naar het onderzoeksrapport van 12 april 2023. [minderjarige01] wordt ernstig in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij bevindt zich al langere tijd in een zeer kwetsbare situatie, waarbij hij getuige is geweest van hoog oplopende spanningen en confrontaties tussen zijn verschillende opvoeders. [minderjarige01] heeft daar merkbaar last van en ervaart daardoor diverse problemen in zijn ontwikkeling. De ouders van [minderjarige01] zijn op dit moment deels bereid, maar onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Ondanks dat de ouders zich inzetten voor verschillende vormen van hulpverlening lukt het hen onvoldoende om een structurele verandering teweeg te brengen en een (emotioneel) onveilige situatie voor [minderjarige01] te voorkomen. Daarnaast is de zorg dat de opvoeders van [minderjarige01] , ondanks dat zij hun best doen, niet altijd in het belang van [minderjarige01] kunnen handelen. Ook is de zorg dat de nodige hulpverlening onvoldoende van de grond zal komen of doorgang zal vinden in het vrijwillig kader. Daarvoor is de situatie te kwetsbaar. Een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden is een passende termijn omdat er sprake is van forse problematiek in de dynamiek tussen de opvoeders van [minderjarige01] waar hulpverlening voor moet worden ingezet en volgehouden dient te worden. Het is belangrijk dat de situatie langere tijd opgevolgd wordt omdat deze erg kwetsbaar is en [minderjarige01] daarvan niet meer de dupe mag zijn. Daarnaast moet er zicht komen op de opvoedcapaciteiten van de vader waar hij, indien nodig, ook dient te worden ondersteund. Er zal enige tijd overheen gaan om dit alles te realiseren en dat hiervan positieve effecten worden ervaren.
In aanvulling op het schriftelijk verzoek heeft de vertegenwoordigster van de Raad tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren gebracht dat het fijn voor [minderjarige01] zou zijn als de psychomotorische therapie (PMT), die nu tijdelijk is stopgezet, blijft doorlopen. Het is belangrijk voor [minderjarige01] dat hij zich ondersteund voelt zodat hij zich beter kan bewegen tussen zijn verschillende opvoeders en leert hoe hij zijn gevoelens kan uiten. Ook moet er aandacht zijn voor de problemen die [minderjarige01] op school ervaart in de omgang met andere kinderen. Belangrijk is dat [minderjarige01] op school voldoende kan toekomen aan zijn ontwikkeling.

De standpunten

[minderjarige01] heeft in zijn brief aangegeven dat hij het liefste wil dat het goed gaat tussen zijn moeder, vader en zijn stiefvader en dat zijn stiefvader hem ook bij zijn vader kan ophalen of wegbrengen zonder gedoe. Zijn moeder maakt zich heel erg druk en heeft nachtmerries over wat haar allemaal is overkomen. Daar is [minderjarige01] van geschrokken. [minderjarige01] twijfelt nog erg; enerzijds wil hij graag in de weekenden naar zijn vader gaan anderzijds vindt hij het heel erg wat zijn vader zijn moeder en zijn stiefvader heeft aangedaan. [minderjarige01] hoopt dat er iemand wordt aangesteld die iedereen kan verplichten om mee te werken aan de hulpverlening en het nakomen van afspraken zodat het onderling beter gaat en iedereen gelukkig kan worden zonder zich zorgen te hoeven maken.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het belangrijk is dat er een jeugdzorgwerker voor [minderjarige01] komt die ervoor zorgt dat zijn belangen altijd voorop staan. Zij en de stiefvader werken al jaren mee aan de hulpverlening. De moeder hoopt dat met de inzet van hulpverlening in het gedwongen kader daadwerkelijk tot een verbetering van de situatie wordt gekomen. De stiefvader is voor behandeling en hulpverlening aangemeld bij [zorgorganisatie01] .
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij kan instemmen met een ondertoezichtstelling. Eerder heeft de vader bepaalde hulpverlening tegengehouden, maar sinds een jaar werkt hij mee aan de hulpverlening. De vader maakt zich zorgen over de situatie bij de moeder thuis, en dan met name de relatie tussen de moeder en de stiefvader. In het contact met de moeder ervaart de vader geen spanningen, maar wel in het contact met de stiefvader. De vader zou graag onder begeleiding van de hulpverlening een gesprek met de stiefvader willen hebben om zaken samen uit te spreken.
De vertegenwoordigster van de GI heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de GI achter het verzoek van de Raad staat en bereid is om de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige01] uit te voeren.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter stelt op basis van de voorliggende stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht vast dat de vader, de moeder en de stiefvader veel van [minderjarige01] houden en het beste voor [minderjarige01] willen. [minderjarige01] is echter al langere tijd getuige van spanningen, confrontaties en huiselijk geweld, dat zich afspeelt tussen de vader en de moeder, de moeder en de stiefvader en de vader en de stiefvader. [minderjarige01] zit hierdoor klem tussen zijn verschillende opvoeders. Er worden bij [minderjarige01] signalen van loyaliteitsproblemen gezien. [minderjarige01] laat aangepast gedrag zien om iedereen tevreden te houden. Ook bestaat de zorg dat bij [minderjarige01] sprake is van parentificatie. Zo neemt [minderjarige01] volwassen taken op zich en houdt hij zich bezig met volwassen zaken.
Hoe ouder [minderjarige01] wordt, hoe meer hij zich bewust zal worden van het handelen van zijn vader, moeder en stiefvader en de onenigheid tussen hen. Dit zal het loyaliteitsconflict waarin [minderjarige01] zich bevindt vergroten. De vader, de moeder en de stiefvader dienen zich dan ook te realiseren dat zij in het belang van [minderjarige01] hun onderlinge strijd moeten gaan staken om verdere schade ten aanzien van de (sociaal-emotionele) ontwikkeling van [minderjarige01] te voorkomen.
Hoewel de vader, de moeder en de stiefvader open staan voor hulpverlening en hieraan op dit moment meewerken, is gebleken dat hulpverlening in het vrijwillig kader onvoldoende toereikend is om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter acht daarom de betrokkenheid van een jeugdzorgwerker, in het kader van een ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , noodzakelijk om de belangen van [minderjarige01] zo goed mogelijk te behartigen. Met behulp van de reeds aanwezige hulpverlening en de inzet van eventueel andere noodzakelijk geachte hulpverlening zullen de vader, de moeder en de stiefvader, onder regie van de jeugdzorgwerker, moeten gaan werken aan een verbetering van hun onderlinge relatie(s) op ouderniveau en/of partnerniveau en leren hierin hun eigen verantwoordelijkheid te nemen in plaats van naar de ander te kijken. Het is belangrijk dat [minderjarige01] de ruimte gaat krijgen en voelen dat hij zich vrij kan bewegen tussen zijn vader, zijn moeder en zijn stiefvader en van hen allen onvoorwaardelijk mag houden zonder daarbij rekening te hoeven houden met de gevoelens van de andere (stief)ouder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 van het BW. Gezien de ernst van de problematiek zal de kinderrechter, conform het verzoek van de Raad, [minderjarige01] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden. In haar oordeel neemt de kinderrechter mee dat alle betrokken partijen instemmen met het verzoek van de Raad.
Tijdens de ondertoezichtstelling zal in ieder geval aan de volgende doelen gewerkt moeten worden:
- [minderjarige01] groeit op in een veilige en stabiele omgeving;
- [minderjarige01] is geen getuige meer van spanningen, ruzies en huiselijk geweld tussen zijn opvoeders;
- [minderjarige01] heeft een onbelast contact met alle opvoeders;
- [minderjarige01] heeft een plek waar hij kan praten, waarbij de huidige PMT behandeling van [minderjarige01] wordt voortgezet.
Tot slot overweegt de kinderrechter dat zij, gelet op de aard van de maateregel, de beslissing tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen de beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] onder toezicht van de GI met ingang van 24 april 2023 tot 24 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Diepen als griffier, en op schrift gesteld op 8 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.