ECLI:NL:RBZWB:2023:3562

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_33
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning hoog persoonlijk kilometerbudget en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de directie van FMMU Advies B.V. De verzoeker had in eerste instantie een aanvraag ingediend voor een hoog persoonlijk kilometerbudget, welke door de verweerster op 13 oktober 2022 werd geweigerd. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, trok de verweerster op 14 maart 2023 het eerdere besluit in en kende alsnog het hoog persoonlijk kilometerbudget toe aan de verzoeker. De verzoeker trok daarop zijn beroep in, maar verzocht wel om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat de verweerster niet had voldaan aan de zorgvuldigheidseisen bij de voorbereiding van het primaire besluit, omdat zij niet had onderzocht of de afmetingen van de scootmobiel van de verzoeker van invloed konden zijn op de toekenning van het budget. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de verweerster tegemoet was gekomen aan het beroep van de verzoeker. De rechtbank stelde de proceskosten op € 837,- vast, maar wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat dit niet onderbouwd was en de verzoeker hier niet meer op terugkwam na de intrekking van zijn beroep.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij bestuursbesluiten en de mogelijkheid voor proceskostenveroordeling wanneer een bestuursorgaan tegemoetkomt aan een beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/33

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. N.J. Brouwer),
en

de directie van FMMU Advies B.V., verweerster.

Procesverloop

1. In het besluit van 13 oktober 2022 (primair besluit) heeft verweerster geweigerd om verzoeker een hoog persoonlijk kilometerbudget toe te kennen.
1.1.
In het besluit van 2 december 2022 (bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard. Dit betekent dat verweerster van mening is dat het besluit van 13 oktober 2022 juist is.
1.2.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
In het besluit van 14 maart 2023 heeft verweerster het bestreden besluit ingetrokken en in plaats daarvan besloten om verzoeker het hoog persoonlijk kilometerbudget toe te kennen.
1.3.1.
Naar aanleiding van het besluit van 14 maart 2023 heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerster te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.4.
De rechtbank heeft verweerster in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
1.4.1.
Verweerster heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zich niet kan vinden in dat verzoek omdat het primaire besluit niet is herroepen door een aan haar te wijten onrechtmatigheid, maar omdat verzoeker zijn aanvraag niet helemaal heeft ingevuld. Verzoeker heeft op het aanvraagformulier namelijk niet de afmetingen van zijn scootmobiel vermeld. Met deze afmetingen kon het hoog persoonlijk kilometerbudget toegekend kon worden. De informatie over de afmetingen van scootmobiel werd pas in beroep door de advocaat van verzoeker verstrekt. Verweerster heeft deze informatie dus niet bij het besluit van 13 oktober 2022 kunnen betrekken.

Overwegingen

2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2.1.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2.2.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerster tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker. In geval van een tegemoetkomen door het bestuursorgaan is het uitgangspunt dat een proceskostenveroordeling uitgesproken. Alleen in bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn om van dit uitgangspunt af te wijken. De bewijslast dat van dergelijke omstandigheden sprake is ligt bij het bestuursorgaan. [1]
De omstandigheden die verweerster heeft genoemd, zijn geen reden om van het uitgangspunt af te wijken. De rechtbank overweegt hierbij dat verweerster haar primaire besluit heeft gebaseerd op het ingevulde aanvraagformulier. In dit aanvraagformulier wordt bij ‘merk en type van uw scootmobiel, elektrische rolstoel of ander loop-vervangend hulpmiddel’ verwezen naar het plan van aanpak van de gemeente [plaatsnaam] van 30 juni 2022 en naar documenten van de gemeente. Het plan van aanpak zat als bijlage bij de aanvraag. In dit plan van aanpak staat bij lopende WMO-voorzieningen dat verzoeker beschikt over een ‘scootmobiel, extra geveerd en bijzondere uitvoeringen’. De term ‘bijzondere uitvoeringen’ had voor verweerster aanleiding moeten zijn om nader onderzoek in te stellen naar de afmetingen van de scootmobiel omdat die volgens het indicatieprotocol waarmee verweerster rekening moet houden [2] van invloed kunnen zijn op het al dan niet toekennen van het hoog persoonlijk kilometerbudget. Verweerster heeft het primaire besluit onzorgvuldig voorbereid [3] en het is dus herroepen naar aanleiding van een aan verweerster te wijten onrechtmatigheid.
2.3.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
3. Verzoeker heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. De rechtbank heeft geen griffierecht geïnd, dus hoeft verweerster ook geen griffierecht aan verzoeker te vergoeden.
5. De rechtbank veroordeelt verweerster in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
6. Verzoeker heeft in zijn beroepschrift van 23 december 2022 verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 8:88, eerste lid, onder a van de Awb. Dit verzoek is niet onderbouwd en bij de intrekking van zijn beroep op 22 maart 2023 komt verzoeker hier niet meer op terug. De rechtbank wijst daarom het verzoek om schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerster in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,-;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 23 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2150.
2.Indicatieprotocol HPKB (hoogpkb.nl), 1 december 2019, https://www.hoogpkb.nl/wp-content/uploads/2020/03/Indicatieprotocol-HPKB.pdf.
3.De verplichting tot een zorgvuldig onderzoek bij de voorbereiding van een besluit is genoemd in artikel 3:2 van de Awb.