ECLI:NL:RBZWB:2023:3560
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende Ziektewetuitkering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had in een eerder besluit van 14 oktober 2021 te horen gekregen dat zij per 6 oktober 2021 geen uitkering meer zou ontvangen op grond van de Ziektewet. Na het indienen van bezwaar, werd dit bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 4 maart 2022. De verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 15 februari 2023 heeft de verweerder het bestreden besluit gewijzigd en vastgesteld dat de verzoekster per 6 oktober 2021 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet. Hierop heeft de verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De verweerder heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster recht heeft op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.527,91. Dit bedrag is opgebouwd uit kosten voor rechtsbijstand en een deskundigenrapport. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. De verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.