In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die deel uitmaakte van een criminele organisatie. Deze organisatie was betrokken bij het oplichten van bankklanten door middel van misleidende e-mails en phishing websites. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 341.699,64 bedraagt, terwijl de betalingsverplichting is vastgesteld op € 336.699,64. De veroordeelde had eerder op 17 mei 2019 een straf opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, wat leidde tot een inhoudelijke behandeling op 28 februari 2023. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de geleden schade van de slachtoffers, die in totaal € 1.242.525,95 bedroeg. Na aftrek van kosten en de vordering van de benadeelde partij, is het netto voordeel vastgesteld op € 683.389,27. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde en zijn medeveroordeelde hoofdrollen in de criminele activiteiten hebben gespeeld en dat de verdeling van het voordeel niet aannemelijk is gemaakt door de verdediging. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van de ontnemingsvordering is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting met € 5.000. De rechtbank heeft de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 1080 dagen bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag.