In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de uitbetaling van kinderbijslag beoordeeld. Eiseres, die in een co-ouderschap situatie verkeert met haar ex-partner, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb dat zowel zij als haar ex-partner ieder de helft van de kinderbijslag ontvangen vanaf het tweede kwartaal van 2022. De Svb had dit besluit genomen op basis van een aanvraag van de ex-partner, waarbij hij aangaf dat er sprake was van co-ouderschap. Eiseres betoogt dat de kinderbijslag in mindering is gebracht op de zorgkosten en dat de kinderalimentatie herberekend moet worden nu haar ex-partner ook kinderbijslag ontvangt.
De rechtbank heeft op 3 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij eiseres en een vertegenwoordiger van de Svb aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft gehandeld door de kinderbijslag gelijkmatig te verdelen, aangezien er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de uitbetaling van de kinderbijslag. De rechtbank verwijst naar de relevante wet- en regelgeving, waaronder de Algemene Kinderbijslagwet en het Besluit uitvoering kinderbijslag, die bepalen dat in geval van co-ouderschap de kinderbijslag gelijk verdeeld wordt, tenzij anders overeengekomen.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.