ECLI:NL:RBZWB:2023:3514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1961 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van omgevingsvergunning voor het realiseren van woningen in verenigingsgebouw

Op 23 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening hebben gevraagd tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van zeven woningen in een bestaand verenigingsgebouw. De omgevingsvergunning was eerder verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena op 2 juni 2022. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning en hebben op 20 maart 2023 beroep ingesteld, vergezeld van een verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 9 mei 2023 de zaak behandeld, waarbij zowel verzoekers als de vergunninghouder aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een spoedeisend belang, omdat de vergunninghouder heeft aangegeven de bouwwerkzaamheden te willen starten zonder de uitkomst van de beroepsprocedure af te wachten. De rechter heeft vastgesteld dat het college ten onrechte geen welstandstoets heeft uitgevoerd, wat in strijd is met de geldende bestemmingsplannen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van de omgevingsvergunning toegewezen, omdat de vergunninghouder niet heeft voldaan aan de eisen van het bestemmingsplan en de welstandseisen niet zijn nageleefd.

De uitspraak houdt in dat het bestreden besluit van 2 juni 2022 wordt geschorst tot twee weken na de uitspraak in de bodemprocedure. Daarnaast is het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekers. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beslissing voorlopig is en geen bindende werking heeft voor de uiteindelijke uitspraak in de bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1961 WABOA VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 mei 2023 in de zaak tussen

1. [naam verzoeker 1]uit [woonplaats verzoeker 1] ,
2. [naam verzoeker 2]uit [woonplaats verzoeker 2] ,
tezamen: verzoekers
(gemachtigde: [naam gemachigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Altena, het college.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam vergunninghouder] uit [woonplaats vergunninghouder] (de vergunninghouder)
(gemachtigde: [naam gemachigde] ).

Inleiding

1 In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers tegen de verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van 7 woningen in het bestande verenigingsgebouw op het adres [adres verenigingsgebouw] te [plaats verenigingsgebouw] (hierna: het adres).
1.1
Het college heeft met het besluit van 14 februari 2023 (bestreden besluit) de omgevingsvergunning in heroverweging in stand gelaten met een aanvullende motivering omtrent het effect van de wijziging van het gebruik van het gebouw.
1.2
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers, namens het college [namen vertegenwoordigers] , de vergunninghouder tezamen met de mede-eigenaar van het pand [naam mede-eigenaar] en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2 De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

3 Feiten en omstandigheden

De vergunninghouder heeft op 27 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van 7 woningen in het bestaande verenigingsgebouw op het adres.
Met het besluit van 2 juni 2022 heeft het college de omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van 7 woningen.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt op 21 juni 2022.
Op 30 januari 2023 heeft de Vaste commissie van advies voor de bezwaarschriften (hierna: commissie) het college geadviseerd om in heroverweging de ruimtelijke onderbouwing aan te vullen in lijn met het advies van de commissie.
Het college heeft met het bestreden besluit het besluit van 2 juni 2022 in heroverweging in stand te laten met een aanvullende motivering omtrent het effect van de wijziging van het gebruik van het gebouw.
Verzoekers hebben op 20 maart 2023 beroep ingesteld en daarnaast een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

4 Juridisch kader

Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheerverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een aanvraag met betrekking op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, geweigerd indien wordt voldaan aan een van de weigeringsgronden uit artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de Wabo wordt kan, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Op grond van artikel 4, negende lid, bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) komen voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2, van de wet van he bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij de bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen.
Op het adres is zijn de bestemmingsplannen ‘ [naam bestemmingsplan] ’, ‘Dubbelbestemmingen en Gebiedsbestemmingen’, ‘Paraplubestemmingsplan wonen’, ‘Paraplubestemmingsplan beleidsharmonisatie’ en ‘Paraplubestemmingsplan archeologie’ van toepassing. Op het perceel rust de enkelbestemming ‘Maatschappelijk’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Archeologie’, ‘Waarde – Welstand’ en ‘Waarde – Archeologie 3a’. Het perceel heeft de gebiedsaanduidingen ‘overige zone – algemene beleidsregels’, ‘overige zone – specifieke vorm van waarde – archeologie hoge verwachting 2’, ‘overige zone – specifieke vorm van waarde – welstand T1’, ‘veiligheidszone – explosieven’ en ‘overige zone – bebouwde kom’.

5 Standpunt verzoekers

Verzoekers hebben betoogd dat het bouwplan een grote inbreuk maakt op hun woon- en leefklimaat omdat de galerij met de toegang naar de woningen aan hun zijde van het gebouw op de eerste verdieping wordt gerealiseerd en de privacyschermen die op de bestaande muur worden gebouwd niet hoog genoeg zijn om inkijk in hun woning te voorkomen, omdat deze lichthinder zullen veroorzaken en omdat zij niet in overeenstemming zijn met redelijke eisen van welstand. Er is zelf in het geheel niet aan welstand getoetst terwijl dat volgens de geldende planvoorschriften wel moet.

6 Spoedeisend belang

Uit artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoeker een voldoende spoedeisend belang bij het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat de vergunninghouder heeft medegedeeld de beroepsprocedure niet af te wachten en van start zal gaan met de bouwwerkzaamheden.
Welstandstoets
7.1
Verzoekers hebben betoogd dat het college ten onrechte niet heeft getoetst aan de redelijke eisen van welstand. Met het vaststellen van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit volgt niet dat de welstandseis niet meer geldt. Daarnaast is sprake van een welstandsexces.
7.2
Het college heeft gesteld dat na de fusie van de gemeente in 2021 met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit een nieuw welstandsbeleid is vastgesteld, waarmee het welstandsbeleid van de oude gemeente Aalburg kwam te vervallen.Blijkens de toelichting van het college ter zitting, meent het college dat dan ook de in het bestemmingsplan “Dubbelbestemming en Gebiedsaanduidingen” voor het in geschil zijnde perceel voorgeschreven welstandstoetsing, waarvoor in artikel 9.1 wordt verwezen naar de in Bijlage 2 bij het bestemmingsplan opgenomen Welstandsnota Aalburg zinledig is geworden.
Blijkbaar is het college van mening dat de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vóór gaat op de regels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit maakt – kort gezegd – de hele gemeente welstandsvrij behoudens bij het beschermd stadsgezicht van Woudrichem en bij monumenten.
7.3
Op het perceel rust de dubbelbestemming ‘Waarde-Welstand’. Het perceel heeft de gebiedsaanduiding ‘overige zone – specifieke vorm van waarde – welstand T1’. Op grond van artikel 9.1 van het bestemmingsplan ‘Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen’ geldt bij de gebiedsaanduiding ‘overige zone – specifieke vorm van waarde – welstand T1’ het welstandsbeleid en meer specifiek het welstandsbeleid voor ‘op zichzelf staande bebouwing’. De welstandsnota is te vinden in ‘bijlage 2 Welstandsnota Aalburg’ en de kaart in ‘bijlage 3 Welstandsnota kaart’.
7.4
De gemeente Aalburg heeft het welstandsbeleid willen regelen op de wijze zoals in het bestemmingsplan ‘Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanduidingen’ is vastgelegd. Na de fusie van de gemeente in de nieuwe gemeente Altena is gepoogd een gezamenlijk welstandsbeleid vast te stellen voor de gehele gemeente Altena door de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vast te stellen. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is vastgelegd dat alle welstandsnota’s zoals vastgelegd in de raadsvergadering van 15 december 2020 worden ingetrokken.
7.5
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aanvraag – ook – beoordeeld moet worden aan de hand van het geldende bestemmingsplan. In het bestemmingsplan ‘Dubbelbestemmingen en Gebiedsaanwijzingen’ is een statische verwijzing gedaan naar ‘bijlage 2 Welstandsnota Aalburg’. Deze welstandsnota vereist dat ter plaatse een welstandstoets wordt uitgevoerd. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen welstandstoets is uitgevoerd.
Dat met de inwerkingtreding van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het welstandsbeleid op grond artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d van de Wabo voor de gehele nieuwe gemeente is vastgesteld, neemt op zichzelf niet weg dat niet meer behoeft te worden getoetst aan de eisen van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning toe.
7.6
De voorzieningenrechter heeft zich gebogen over de vraag of welstand op een dergelijke wijze geregeld kan worden in het bestemmingsplan en welke gevolgen het verwijzen naar een ingetrokken welstandsnota in het bestemmingsplan heeft, maar komt tot de conclusie dat die vraag zich niet leent voor deze voorzieningenprocedure. Om die reden kiest de voorzieningenrechter er niet voor om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, ook het beroep af te doen.
7.9
Nu de omgevingsvergunning wordt geschorst, wegens het ontbreken van een welstandstoets, komt de voorzieningenrechter niet toe aan bespreking van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

8.1
De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 2 juni 2022 is geschorst.
8.2
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht aan verzoekers vergoeden. Daarom krijgt verzoekers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen verzoekers een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit op bezwaar én primaire besluit tot twee weken na de uitspraak in de bodemprocedure;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekers;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekers betaalde griffierecht ad. € 184,- aan eisers vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 23 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.