Op 23 januari 2023 heeft de geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een zaak waarin belanghebbende bezwaar had gemaakt tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting (OB) voor het jaar 2012. De inspecteur van de Belastingdienst had deze naheffingsaanslag opgelegd omdat belanghebbende volgens de inspecteur ten onrechte het 0%-tarief had toegepast op verkooptransacties van paarden. Tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak op 18 mei 2022 heeft de rechtbank de inspecteur opgedragen om het strafdossier in te brengen, maar de inspecteur betwistte dat dit dossier relevant was voor de zaak. Hij deed een beroep op geheimhouding van het strafdossier, wat leidde tot deze geheimhoudingsbeslissing.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de geheimhoudingskamer geen zitting heeft gehouden omdat partijen hier niet om hadden verzocht. De geheimhoudingskamer heeft de geheimgehouden stukken beoordeeld en geconcludeerd dat de inspecteur zich niet volledig kan beroepen op geheimhouding. Voor een aantal stukken, die geen directe relatie met de naheffingsaanslag hadden, werd het verzoek om geheimhouding toegewezen. Echter, voor andere stukken die mogelijk ontlastende informatie voor belanghebbende bevatten, werd het verzoek om geheimhouding gedeeltelijk afgewezen.
De rechtbank heeft de inspecteur verzocht om binnen twee weken na de uitspraak te laten weten of hij bereid is de geheimgehouden stukken, na eventuele schoning, in het geding te brengen. Deze beslissing is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten in hoger beroep samen met de hoofdzaak.