ECLI:NL:RBZWB:2023:3387
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag jachtakte en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de minister van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een jachtakte voor de periode van 1 april 2020 tot en met 31 maart 2021, welke door de minister op 30 november 2020 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de uitkomst van een e-screener onderzoek. Na een administratief beroep, dat door de minister op 17 augustus 2021 ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 2 maart 2023 was de verzoeker aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Op 12 april 2023 heeft de verzoeker de rechtbank geïnformeerd dat hij inmiddels een jachtakte had verkregen en dat hij het beroep introk, met het verzoek om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister gaf aan dat zij van mening was dat het bestreden besluit niet onrechtmatig was, maar dat zij bereid was de proceskosten te vergoeden gezien de bijzondere omstandigheden van de zaak.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de minister niet terugkwam op haar eerdere besluit, de verzoeker recht had op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2.868,- en heeft bepaald dat de minister ook het griffierecht van € 181,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.