ECLI:NL:RBZWB:2023:3385

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_270
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen verkeersbesluit inzake vrachtverkeer in [plaatsnaam 2]

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 mei 2023, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit beoordeeld. Eiser, afkomstig uit [plaatsnaam 1], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, dat op 14 juli 2009 een vrachtwagenverbod instelde voor [plaatsnaam 2], met uitzondering van bestemmingsverkeer. Eiser stelt dat het verkeersbesluit niet correct is gepubliceerd in de Staatscourant en heeft hieromtrent een verzoek tot handhaving ingediend. Het college heeft het besluit op 7 juli 2021 bekendgemaakt, maar eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft op 13 april 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiser nog procesbelang heeft. Het oordeel was dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat het verkeersbesluit van 2009 inmiddels is ingetrokken en vervangen door een nieuw verkeersbesluit. Eiser's wens om een inhoudelijke beoordeling van het oude besluit te krijgen, is niet voldoende om procesbelang aan te tonen, aangezien het besluit niet meer bestaat.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/270 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, verweerder.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit inzake het plaatsen van verkeerstekens op het wegdek en de borden C7 van bijlage I van het RVV 1990 om [plaatsnaam 2] gesloten te verklaren voor vrachtwagens, met uitzondering van de [adres] en met uitzondering van bestemmingsverkeer.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of eiser een procesbelang heeft. Indien eiser dat niet heeft, komt de rechtbank niet toe aan inhoudelijke behandeling van het beroep.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft en dat het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen zijn.
Feiten en omstandigheden
4.1
Het college heeft op 14 juli 2009 besloten [plaatsnaam 2] gesloten te verklaren voor vrachtverkeer, met uitzondering van de [adres] en met uitzondering van bestemmingsverkeer, door het plaatsen van verkeerstekens op het wegdek en de borden C7 van bijlage I van het RVV 1990 zoals aangegeven op de bij het besluit behorende tekening.
4.2
Eiser heeft op 28 juli 2021 een verzoek tot handhaving ingediend, omdat het verkeersbesluit niet is gepubliceerd in de Staatscourant.
Het college heeft het besluit op 7 juli 2021 bekendgemaakt in de Staatscourant.
4.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 4 augustus 2021. Het college heeft met het bestreden besluit van 8 december 2021 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4.4.
Het college heeft op 22 juni 2022 een nieuw verkeersbesluit gepubliceerd, inhoudende een vrachtwagenverbod voor het dorp [plaatsnaam 2] , met uitzondering van aantoonbaar bestemmingsverkeer. Met het verkeersbesluit zijn de eerder genomen verkeersbesluiten met betrekking tot het instellen van een vrachtautoverbod in [plaatsnaam 2] ingetrokken.
Eiser stelt een bezwaarschrift te hebben ingediend tegen dit nieuwe verkeersbesluit.
Procesbelang
5.1
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
5.2
Eiser heeft betoogd dat het verkeerbesluit van 14 juli 2009 tekstueel afwijkt van de publicatie daarvan. Eiser wenst inhoudelijke beoordeling van het beroep om te kunnen aantonen dat het college fouten heeft gemaakt en het verkeersbesluit niet voldoet aan de wet- en regelgeving.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het verkeersbesluit van 14 juli 2009 is ingetrokken en inmiddels vervangen door een nieuw (meer omvattend) verkeersbesluit. Dat eiser uit principe een inhoudelijke oordeel wenst over de vraag of de publicatie van het verkeersbesluit uit 2009 voldoet aan de wet- en regelgeving, maakt niet dat eiser nog procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het verkeersbesluit uit 2009 bestaat niet meer.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk en de rechtbank komt niet aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep toe. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 16 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.