ECLI:NL:RBZWB:2023:3378

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2687 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake schorsing rijbewijs

Op 17 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.E. Lut, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de schorsing van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2023, waarin zijn rijbewijs werd geschorst. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om geen zitting te houden, omdat de spoedeisendheid van het verzoek niet voldoende was aangetoond.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat verzoeker op dat moment zijn rijbewijs niet nodig had voor werk. Het feit dat hij op zoek was naar een baan was niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker niet had aangetoond dat hij uitsluitend afhankelijk was van werk waarvoor hij een rijbewijs nodig had. Bovendien was het werkplan dat verzoeker had ingediend verouderd en gaf het geen actueel inzicht in zijn situatie.

De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een cruciale rol speelt. Na het indienen van een aanvullende toelichting door verzoeker op 12 mei 2023, waarin hij stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had om aantrekkelijk te zijn op de arbeidsmarkt, bleef de voorzieningenrechter van mening dat er onvoldoende bewijs was voor een spoedeisend belang. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2687 WVW VV

uitspraak van 17 mei 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. C.G.J.E. Lut,
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2023 (bestreden besluit) van het CBR, inhoudende de schorsing van de geldigheid van zijn rijbewijs. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
2. De griffier heeft bij brief van 4 mei 2023 aan verzoeker gevraagd een toelichting te geven op het spoedeisend belang.
Met zijn brief van 12 mei 2023 heeft verzoeker een toelichting gegeven. Hij heeft gesteld dat hij een traject volgt bij het UWV met als doel het vinden van een nieuwe baan. Om aantrekkelijk te zijn op de arbeidsmarkt heeft hij zijn rijbewijs nodig. Hij kan dan met de auto naar het werk en is in de gelegenheid banen aan te nemen waarvoor hij zijn rijbewijs nodig heeft. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft verzoeker verwezen naar het werkplan Wajong.
3. Uit de reactie van verzoeker blijkt dat hij op dit moment zijn rijbewijs niet nodig heeft voor werk. Het enkele gegeven dat verzoeker op zoek is naar een baan, is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Niet gesteld, en het is de voorzieningenrechter ook niet gebleken, dat verzoeker uitsluitend aangewezen is op werk waarvoor hij een rijbewijs nodig heeft. Het werkplan dat verzoeker heeft bijgevoegd is van 1 maart 2021 en geeft daarom geen actueel inzicht in de situatie van verzoeker. Verder blijkt uit het bijgevoegde werkplan dat verzoeker is aangewezen op werk overdag, zodat het op voorhand ook niet aannemelijk is dat verzoeker niet op een andere manier dan met de auto een werkplek kan bereiken.
4. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat onvoldoende is gebleken dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 17 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.