ECLI:NL:RBZWB:2023:3378
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- V.M. Schotanus
- A.J.M. van Hees
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake schorsing rijbewijs
Op 17 mei 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.E. Lut, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de schorsing van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 maart 2023, waarin zijn rijbewijs werd geschorst. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om geen zitting te houden, omdat de spoedeisendheid van het verzoek niet voldoende was aangetoond.
In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat verzoeker op dat moment zijn rijbewijs niet nodig had voor werk. Het feit dat hij op zoek was naar een baan was niet voldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker niet had aangetoond dat hij uitsluitend afhankelijk was van werk waarvoor hij een rijbewijs nodig had. Bovendien was het werkplan dat verzoeker had ingediend verouderd en gaf het geen actueel inzicht in zijn situatie.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid een cruciale rol speelt. Na het indienen van een aanvullende toelichting door verzoeker op 12 mei 2023, waarin hij stelde dat hij zijn rijbewijs nodig had om aantrekkelijk te zijn op de arbeidsmarkt, bleef de voorzieningenrechter van mening dat er onvoldoende bewijs was voor een spoedeisend belang. Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.