In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had aanvankelijk een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de vaststelling dat zij geschikt was voor haar eigen werk. Na meerdere besluiten en een bezwaarprocedure, heeft het UWV uiteindelijk de WIA-uitkering toegekend, maar met een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93% voor de periode van 26 juni 2020 tot en met 28 augustus 2021. Eiseres heeft het UWV betwist en stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat.
De rechtbank heeft de zaak op 30 maart 2023 behandeld en heeft de argumenten van eiseres en het UWV gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van de beschikbare medische rapporten en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de door eiseres aangevoerde klachten niet leiden tot een andere conclusie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WIA-uitkering door het UWV terecht is geweest.
De rechtbank wijst erop dat eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding of schadevergoeding, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 mei 2023.