ECLI:NL:RBZWB:2023:3373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4930
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had aanvankelijk een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de vaststelling dat zij geschikt was voor haar eigen werk. Na meerdere besluiten en een bezwaarprocedure, heeft het UWV uiteindelijk de WIA-uitkering toegekend, maar met een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93% voor de periode van 26 juni 2020 tot en met 28 augustus 2021. Eiseres heeft het UWV betwist en stelt dat haar medische beperkingen zijn onderschat.

De rechtbank heeft de zaak op 30 maart 2023 behandeld en heeft de argumenten van eiseres en het UWV gewogen. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld op basis van de beschikbare medische rapporten en de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de door eiseres aangevoerde klachten niet leiden tot een andere conclusie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de toekenning van de WIA-uitkering door het UWV terecht is geweest.

De rechtbank wijst erop dat eiseres geen recht heeft op proceskostenvergoeding of schadevergoeding, aangezien het beroep ongegrond is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt op 11 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4930 WIA

uitspraak van 11 mei 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.R. Kamerling,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 26 maart 2021 (primair besluit I) geweigerd per 26 juni 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiseres heeft zich vervolgens tweemaal opnieuw ziekgemeld. Met het besluit van 16 juni 2021 (primair besluit II) heeft het UWV geweigerd per 28 april 2021 aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 19 augustus 2021 (primair besluit III) geweigerd aan eiseres een ZW-uitkering toe te kennen per 27 juli 2021.
Met het bestreden besluit van 14 september 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen primair besluit I gegrond verklaard en aan eiseres per 26 juni 2020 een WIA-uitkering toegekend. Deze loongerelateerde uitkering krijgt eiseres tot en met 28 augustus 2021. De bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten II en III heeft het UWV niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is aan eiseres een dwangsom toegekend vanwege het niet tijdig nemen van beslissingen op bezwaar ten bedrage van (3 x € 1.442 =) € 4.326.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, vergezeld van [naam vertegenwoordiger 1] (werkzaam bij [naam bedrijf 1] ), de gemachtigde van eiseres
,en [naam vertegenwoordiger 2] namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de niet-ontvankelijkverklaring van
de bezwaren tegen de primaire besluiten II en III, en tegen de toegekende dwangsom. De
rechtbank zal deze onderdelen bij de beoordeling daarom buiten beschouwing laten.
2.2.
Aan het bestreden besluit voor zover dit ziet op de toekenning van de WIA-uitkering heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres van 26 juni 2020 tot en met
28 augustus 2021 voor 44,93% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid voor deze periode heeft vastgesteld op 44,93%
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als secretarieel medewerker/administratieve ondersteuning voor 36 uur per week. Per 1 januari 2017 is haar arbeidsovereenkomst beëindigd met een vaststellingsovereenkomst. Aan eiseres is een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW is zij uitgevallen voor werk vanwege psychische klachten.
Op 31 maart 2020 heeft eiseres bij het UWV een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 26 maart 2021 (primair besluit I) heeft het UWV geweigerd per 26 juni 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Na een medische en arbeidskundige beoordeling heeft het UWV eiseres bij brief van 9 juni 2022 medegedeeld van plan te zijn om het primaire besluit I te wijzigen en alsnog aan eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering toe te kennen naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,41%. Eiseres heeft een aanvullend bezwaarschrift ingediend tegen dit voorgenomen besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat aan eiseres een loongerelateerde WIA-uitkering is toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93% per 26 juni 2020, tot en met 28 augustus 2021.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] heeft het dossier bestudeerd, waaronder de door eiseres overgelegde medische informatie, en de weergave van de telefonische hoorzitting in aanwezigheid van collega-verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 2] . In tegenstelling tot de primaire arts is verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] van mening dat wel sprake is van beperkingen door ziekte of gebrek. Uit recent onderzoek in december 2021 is naar voren gekomen dat bij eiseres sprake is van een stoornis in het autismespectrum (ASS). De verzekeringsarts b&b acht eiseres niet volledig arbeidsongeschikt, omdat zij niet voldoet aan de in het schattingsbesluit daartoe gestelde voorwaarden. Daartoe verwijst zij naar het goed gevulde dagverhaal: Eiseres is actief, ook sportief gezien enkele malen per week en in competitieverband, en rijdt zelfstandig auto. Zij volgt geen intensieve behandeling en zij gebruikt geen medicatie. Volgens de verzekeringsarts b&b heeft eiseres met name beperkingen ten aanzien van het hanteren van sociale contacten waarbij specifieke eisen worden gesteld aan het uiten van gevoelens als het haar persoonlijk betreft alsmede ook een invoelend vermogen naar derden, en mogelijke of dreigende conflictsituaties. De beperkingen op einde wachttijd zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 28 april 2022. Er is geen sprake van evidente wijzigingen in de belastbaarheid op de data van latere ziekmeldingen. De verzekeringsarts b&b laat het aan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) om vast te stellen of eiseres in staat wordt geacht haar eigen werk uit te voeren dan wel om ander passend werk te duiden.
Naar aanleiding van een aanvullend bezwaarschrift van eiseres tegen de voorgenomen WIA-beslissing van 9 juni 2022 heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 3] gerapporteerd. Hij heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien tijdens een hoorzitting en medisch onderzoek op 15 juli 2022. De verzekeringsarts b&b volgt het oordeel van de verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 1] dat eiseres benutbare mogelijkheden heeft. Daarnaast is geen sprake van ernstig invaliderende angststoornissen of depressie, en is tijdens het 60 minuten durende gesprek niet gebleken van sterk verhoogde afleidbaarheid of ernstige aandachttekortkomingen. Uit de overgelegde medische gegevens blijkt niet dat de medische aandoeningen van eiseres zijn onderschat. Ook haar activiteiten (zoals het huishouden doen) wijzen daar niet op. Wel ziet de verzekeringsarts b&b aanleiding voor meer beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren. De door eiseres ervaren periodieke paniek- en angstklachten staan onder invloed van haar rigiditeit en stress ten aanzien van de uitkeringssituatie en conflicten tijdens haar maatgevende werk. Er is geen reden dat die klachten relevant toenemen als eiseres passend werk verricht waarbij met haar beperkingen rekening wordt gehouden. Ook voor beperkingen ten aanzien van vasthouden en verdelen van aandacht, doelmatig handelen en handelingstempo ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding. Het inzicht in eigen kunnen is op zichzelf niet beperkt, omdat geen sprake is van een ernstige stoornis. Wel zit dit punt verdisconteerd in andere items zoals conflicthantering en tijdsdruk. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 31 augustus 2022.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts b&b haar medische beperkingen heeft onderschat. Ten onrechte is in het verslag vermeld dat eiseres activiteiten zoals het huishouden nog wel deed. Zij heeft juist lange tijd op haar tenen moeten lopen en zich groter voorgedaan dan ze was. Aan haar burn-out-, paniek- en angstklachten, die het direct gevolg zijn van de ASS, is ook voorbijgegaan. De begeleiders van eiseres herkennen zich niet in hetgeen over de zitting is geschreven, met name de observatiegegevens, omdat het regelmatig nodig was de vraag van de verzekeringsarts b&b aan eiseres uit te leggen en haar te ondersteunen bij het antwoord. Eiseres verwijst tevens naar de bezwaargronden, die ten volle worden gehandhaafd. Ter onderbouwing van haar standpunt overlegt eiseres een verklaring van psycholoog [naam psycholoog] en psychiater [naam psychiater 1] ( [naam bedrijf 2] ). Tevens is eiseres van mening dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet is ingegaan op het citaat van psychiater [naam psychiater 1] in de Rapportage Psychologisch Onderzoek van 23 december 2021. Nu twijfels kunnen worden geplaatst bij de beoordeling door het UWV verzoekt eiseres de rechtbank een medisch deskundige aan te wijzen om een rapport te maken van haar medische klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen.
4.3
Naar aanleiding van het (aanvullend) beroepschrift heeft verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b 3] nader gerapporteerd. De verzekeringsarts b&b ziet geen aanleiding het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Daartoe benoemt de verzekeringsarts b&b dat weldegelijk rekening is gehouden met de burn-out-, angst- en paniekklachten. In de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren zijn tal van beperkingen opgenomen, waarmee wordt voorkomen dat eiseres in passend werk haar belastbaarheid structureel overschrijdt. Dat eiseres een vraag wel of niet begrijpt en daarmee wordt ondersteund door haar begeleiders, terwijl zij zichzelf wel kan presenteren, is geen maatstaf om aan te nemen dat meer beperkingen moeten worden aangenomen of dat zij geen eenvoudige werkzaamheden kan verrichten.
Wat vindt de rechtbank hiervan?
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde burn-out-, angst- en paniekklachten en de ASS. De verzekeringsartsen b&b hebben de overgelegde medische stukken betrokken bij hun beoordeling van de belastbaarheid van eiseres en overtuigend gemotiveerd dat bij de opstelling van de FML met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening is gehouden.
4.5
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen b&b de klachten als gevolg van de ASS niet onderschat. De verzekeringsarts b&b acht eiseres namelijk aangewezen op routinematige werktaken in een relatief prikkelarme omgeving, in een zelfstandige deeltaak zonder frequente veranderingen. Eiseres moet niet in een volledig solistische werktaak functioneren, maar terug kunnen vallen op collega’s. Problemen van anderen moeten eiseres bespaard blijven en conflicthantering is beperkt. In de FML van 31 augustus 2022 zijn beperkingen op deze onderdelen aangenomen.
4.6
De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat meer beperkingen moeten worden aangenomen. Het standpunt van eiseres dat zij hulp nodig had bij een spannend gesprek, zoals een hoorzitting van een uur, maakt nog niet dat sprake is van het niet kunnen vasthouden van de aandacht. Eiseres heeft zelf aangegeven dat zij auto rijdt en veelvuldig sport (roeien, wandelen en fietsen), ook in competitieverband. Hiertoe zou zij niet in staat zijn als zij de aandacht niet kan vasthouden en verdelen. Ook dient zij bij deze handelingen een bepaald tempo aan te kunnen houden en doelmatig te kunnen handelen. Haar stelling dat zij geheel beperkt geacht moet worden ten aanzien van conflicthantering en samenwerking heeft zij niet met (medische) stukken onderbouwd. De opmerking van psychiater [naam psychiater 1] in het onderzoeksverslag van 23 december 2021, dat waarschijnlijk ook sprake is van ernstige ADD-problematiek, kan evenmin leiden tot het aannemen van meer beperkingen, nu niet gebleken is dat hiernaar onderzoek is verricht en evenmin is vermeld tot welke beperkingen dit bij eiseres zou hebben geleid. Daar komt nog bij dat eiseres op
14 september 2020 en 20 november 2020 op verzoek van de verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] psychiatrisch en neuropsychologisch is onderzocht door psychiater [naam psychiater 2] en gz-psycholoog [naam gz-psycholoog] . In dat onderzoek konden geen cognitieve stoornissen worden geobjectiveerd en werd geen consistent beeld van depressieve klachten gezien.
4.7
In de brief van 14 februari 2022 van psychiater [naam psychiater 1] en psycholoog [naam psycholoog] ( [naam bedrijf 2] ) is de diagnose autismespectrumstoornis (primair), mate van ernst 1 (vereist ondersteuning) gesteld. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de volgende kenmerken aanwezig bij niveau 1: Zonder ondersteuning zijn tekorten in sociale communicatie merkbaar, leidt gebrek aan flexibiliteit tot problemen in verschillende levenssituaties en wordt onafhankelijk functioneren belemmerd door gebrekkige organisatie en planning. Dit strookt met het door [naam psychiater 1] en [naam psycholoog] voorgestelde beleid, waarin behandeling bestaat uit gesprekstherapie, psycho-educatie om de eigen patronen te herkennen en hoe ermee om te gaan, cognitieve herstructurering en training in probleemoplossend vermogen. Doel van deze behandeling is het leren leven met de moeilijkheden van het dagelijks leven en weer deel uit te maken van de samenleving.
Gelet hierop volgt de rechtbank de verzekeringsarts b&b in zijn standpunt dat de burn-out-, angst- en paniekklachten kunnen ontstaan of verergeren als eiseres wordt overbelast. Daarom zijn meerdere beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. Als met deze beperkingen rekening wordt gehouden, zoals in eenvoudige gestructureerde werkzaamheden, dan zal eiseres op dit punt niet worden overbelast. Dit wordt bevestigd door [naam psychiater 1] en [naam psycholoog] , die hebben aangegeven dat een onbehandelde ASS kan leiden tot depressieve symptomen, angstsymptomen en burn-out. Dit was het geval voordat eiseres op 1 januari 2017 stopte met de voor haar niet (langer) geschikte functie van secretarieel medewerker.
4.8
De rechtbank kan een deskundige benoemen wanneer zij in de beschikbare stukken of in de aangevoerde argumenten aanleiding ziet te twijfelen aan de juistheid van de aannames en conclusies van het UWV. De rechtbank ziet in de door eiseres overgelegde informatie, gezien het voorgaande, geen aanleiding voor het instellen van een nader onderzoek door een onafhankelijke deskundige.
4.9
Tijdens de zitting hebben eiseres en haar begeleider verteld hoe het eiseres is vergaan sinds de diagnose autismespectrumstoornis in december 2021 is gesteld. De diagnose heeft een forse impact gehad op eiseres. De rechtbank sluit niet uit dat haar klachten en beperkingen daardoor zijn toegenomen. Dit speelt zich echter af na de periode die nu in geding is.
4.1
Concluderend stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat in de FML van
31 augustus 2022 de beperkingen van eiseres voor de periode waar deze uitspraak over gaat, te weten van 26 juni 2020 tot en met 28 augustus 2021, zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
De arbeidsdeskundige b&b van het UWV acht eiseres ongeschikt voor haar eigen werk. Rekening houdend met de vastgestelde FML zijn de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), archiefmedewerker (Sbc-code 315132) en medewerker postverzorging (intern; Sbc-code 315140). Dit zijn drie voorbeeldfuncties die door eiseres met haar beperkingen kunnen worden uitgeoefend.
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapporten van de arbeidsdeskundige b&b van 1 juni 2022 en 2 september 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze eenvoudige, gestructureerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.10 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft
het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht per 26 juni 2020 een WIA-uitkering aan eiseres heeft toegekend op basis van een vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 44,93%.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding en geen schadevergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 11 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.