ECLI:NL:RBZWB:2023:337

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
02/007920-22, 02/018052-22 (ttz. gev), 02/079930-22 (ttz. gev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontuchtige handelingen door grootvader met kleindochter, overtreding huisverbod en gedragsaanwijzing

Op 24 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een grootvader die gedurende een lange periode seksuele handelingen heeft verricht bij zijn kleindochter, die op dat moment tussen de 12 en 16 jaar oud was. De verdachte is veroordeeld voor het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn kleindochter en ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als grootvader en verzorger van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, een contactverbod en een locatieverbod. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van een huisverbod en gedragsaanwijzing die aan hem waren opgelegd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de gevolgen van de daden van de verdachte voor het slachtoffer en zijn ex-vrouw, die beiden psychische schade hebben opgelopen door de gebeurtenissen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen voor schadevergoeding toegewezen, waarbij het slachtoffer € 10.018,96 en de ex-vrouw van de verdachte € 2.510,62 vorderde. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/007920-22, 02/018052-22 (ttz. gev), 02/079930-22 (ttz. gev)
vonnis van de meervoudige kamer van 24 januari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [geboortedag 1] 1959 te [geboorteplaats]
wonende aan [woonadres]
raadsman mr. C.G.A. Mattheussens, advocaat te [plaats 2]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Parketnummer 02/007920-22Feit 1
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 het lichaam van zijn kleindochter [slachtoffer] , die toen ouder dan twaalf maar jonger dan zestien was, op verschillende manieren seksueel is binnengedrongen;
Feit 2
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn kleindochter [slachtoffer] ;
Parketnummer 02/018052-22Feit 1
op 14 januari 2022 en/of 15 januari 2022 heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven huisverbod;
Feit 2
op 14 januari 2022 heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing;
Parketnummer 02/079930-22in de periode van 8 maart 2022 tot en met 30 maart 2022 heeft gehandeld in strijd met een aan hem gegeven gedragsaanwijzing;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op het volgende.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/007920-22 wijst de officier van justitie naar de verklaring van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) die in grote lijnen wordt ondersteund door de verklaring van verdachte. De officier van justitie acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en haar verklaring wordt ook in voldoende mate gesteund door andere bewijsmiddelen die uit het dossier naar voren komen. Hij wijst hiervoor onder andere naar de verklaring van [ex-vrouw verdachte] , zijnde de ex-vrouw van verdachte (hierna: [ex-vrouw verdachte] ) en de verklaring van [kleinzoon verdachte] , zijnde de kleinzoon van verdachte (hierna: [kleinzoon verdachte] ). Ook het binnendringen kan hierdoor wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van het feit 1 onder parketnummer 02/018052-22 wijst de officier van justitie naar het aan verdachte uitgereikte huisverbod, de verklaring van [ex-vrouw verdachte] en de eigen verklaring van verdachte. Voor feit 2 onder parketnummer 02/018052-22 wijst de officier van justitie naar de aan verdachte uitgereikte gedragsaanwijzing, de verklaring van [ex-vrouw verdachte] en de eigen verklaring van verdachte dat hij verblijft op de [adres 1] .
Ten slotte baseert de officier van justitie zich voor het feit onder parketnummer 02/079930-22 op de gewijzigde gedragsaanwijzing die aan verdachte is uitgereikt. Voorts wijst hij naar de verklaringen van [naam 1] (hierna [naam 1] ), [ex-vrouw verdachte] , [kleinzoon verdachte] en [slachtoffer] en de eigen verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/007920-22 stelt de verdediging dat er onvoldoende steunbewijs uit het dossier naar voren komt dat sprake is geweest van binnendringen. De handelingen waarover geen bekennende verklaring is afgelegd komen uit één bron. Hierdoor wordt niet voldaan aan het bewijsminimum. Ondersteunend bewijs komt niet uit het dossier naar voren. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte vrijgesproken te worden.
Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 02/018052-22 heeft de verdediging aangevoerd dat er contact is geweest, maar dat geen sprake was van opzet aan de kant van verdachte. Hij was niet op de hoogte van feit dat hij geen contact met [ex-vrouw verdachte] mocht hebben. Voor feit 2 onder parketnummer 02/018052-22 heeft de verdediging aangevoerd dat er onvoldoende bewijs uit het dossier naar voren komt dat verdachte zich heeft opgehouden in de [adres 1] . Verdachte dient van deze feiten vrijgesproken te worden.
Met betrekking tot het feit onder parketnummer 02/079930-22 dient verdachte te worden vrijgesproken van het feit dat hij zich binnen een straal van 100 meter van de woning aan de [adres 1] heeft bevonden. De politie was op de hoogte van zijn verblijfplaats en de plek waar hij zijn auto parkeerde. Het contact zoeken met [slachtoffer] is met de beste bedoelingen gedaan. De verdediging refereert zich op dit punt aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/007920-22
Feiten 1 en 2
Verdachte heeft bij de politie bekend dat er tussen hem en [slachtoffer] in de periode van 29 november 2020 tot en met 30 november 2021 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Deze seksuele handelingen bestonden eruit dat verdachte [slachtoffer] meerdere keren bij haar blote borsten heeft gepakt, aan haar borsten heeft gevoeld en aan haar billen heeft gezeten. Ook heeft verdachte meerdere keren aan haar vagina gezeten. Voorts heeft [slachtoffer] een kus op zijn penis gegeven en heeft verdachte een kus op haar vagina gegeven. Toen [slachtoffer] een kus op zijn penis gaf, hield verdachte zijn penis vast. Deze feiten kunnen op grond van deze verklaring en de verklaring van [slachtoffer] worden vastgesteld. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn verklaring bijgesteld in de zin dat de handelingen minder vaak hebben plaatsgevonden. De rechtbank houdt verdachte echter aan zijn bij de politie afgelegde verklaring. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte de opa van [slachtoffer] is en dat zij aan zijn zorg was toevertrouwd. [slachtoffer] was destijds 12 en 13 jaar oud. Zij bevond zich in een kwetsbare positie omdat zij bij haar opa en oma woonde en bang was dat zij uit huis zou worden geplaatst als zij over deze feiten zou praten.
Verdachte heeft de overige tenlastegelegde seksuele handelingen ontkend. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er ook voor deze handelingen voldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Bewijsminimum
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in deze zaak is dit het geval. Dat leidt in de regel en ook in deze zaak tot de vraag of aan het bewijsminimum is voldaan.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring ‘niet op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Het gaat hierbij niet slechts – kwantitatief – om het aantal bronnen van redengevende bewijsgronden, maar ook om de vraag of de verklaring van het slachtoffer in voldoende mate – kwalitatief – wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Verklaring [slachtoffer]
heeft tijdens het studioverhoor op diverse punten – los van bovengenoemde seksuele handelingen – anders verklaard dan verdachte. Zij heeft wezenlijk anders verklaard als het gaat om de vraag wie het initiatief heeft genomen tot de handelingen en ook heeft zij verklaard dat het seksueel misbruik veel vaker en langer heeft plaatsgevonden dan verdachte heeft verklaard. Voorts zijn de seksuele handelingen volgens [slachtoffer] verder gegaan dan de handelingen waarover verdachte heeft verklaard. Over het incident van 30 november 2021, dat de aanleiding is geweest voor de melding van seksueel misbruik bij de politie, heeft [slachtoffer] verklaard dat ze in de keuken zat te eten toen verdachte voor haar ging staan en vroeg om hem te pijpen terwijl. hij met zijn eigen penis aan het “spelen” was. Toen de oma van [slachtoffer] binnen kwam deed verdachte zijn broek over zijn penis en zei hij dat hij een plasticje moest weggooien.
Over het voelen aan haar vagina heeft [slachtoffer] verklaard dat het over haar kleren heen gebeurde, maar daarna ook onder haar kleren. Voorts heeft zij verklaard dat een paar maanden geleden (toen oma ziek was) verdachte wilde dat zij bij hem op bed kwam liggen en toen is hij ook verder gegaan. Verdachte had zich uitgekleed en ging vervolgens aan haar vagina voelen. Hij ging dan met zijn vinger erin en ging dan op en neer. Hij deed dit met zijn rechterhand terwijl hij met zijn linkerhand met zijn penis speelde. Hierna vroeg verdachte [slachtoffer] hem te pijpen wat zij ook deed. Ook heeft hij geprobeerd om zijn penis in haar vagina te douwen. Toen ze zei dat dat deed pijn deed, zei verdachte: “het is maar een klein stukje, bijt er maar doorheen”. Volgens [slachtoffer] zou dit wel tien keer of vaker zijn gebeurd. Altijd met een stukje van zijn penis, omdat zij dan aangaf dat hij moest stoppen, omdat het pijn deed.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht bij [slachtoffer] zoals hierboven genoemd, te weten het betasten van borsten, billen en vagina, en (laten) kussen van vagina en penis. Hij heeft ter zitting het binnendringen ontkend. Wel heeft verdachte bij de politie bekend dat hij met het topje van zijn pink in haar vagina is geweest. Tijdens de zitting ontkent verdachte echter stellig dat hij met een vinger in haar vagina is geweest. Het is niet juist wat hij bij de politie heeft verklaard. Hij heeft alleen haar vagina aangeraakt. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van verdachte bij de politie op dit punt. Verdachte heeft, in aanwezigheid van zijn advocaat, bij de politie een uitgebreide verklaring afgelegd. Bovendien blijkt uit de verklaring van [ex-vrouw verdachte] dat verdachte tegen haar eveneens heeft verklaard dat hij maar een klein stukje met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest.
Verklaring [ex-vrouw verdachte]
Over het incident van 30 november 2021 heeft [ex-vrouw verdachte] verklaard dat zij, toen zij de trap afgelopen kwam, zag dat verdachte in de keuken voor een stoel stond waarop [slachtoffer] zat. Verdachte stond in een hele rare houding. Het was net alsof hij stond te plassen. Toen zij vroeg wat er gebeurde, zag ze dat verdachte schrok en gaf hij aan dat hij een plasticje wilde weggooien. [ex-vrouw verdachte] zag toen een puntje in zijn joggingbroek zitten waarvan zij dacht dat dit zijn penis was.
Verklaring [kleinzoon verdachte]
heeft verklaard dat hij op enig moment ’s nachts op de Playstation mocht van verdachte. Toen hij aan verdachte ging vertellen dat hij ging slapen zag hij – toen hij de deur van de slaapkamer van opa en oma open deed – [slachtoffer] naakt op bed liggen. Opa stond er naakt bij. [slachtoffer] lag met haar benen wijd, niet helemaal omhoog, maar halverwege. Ze lag met haar billen op het randje van het bed en haar benen staken er voorbij. Verdachte stond er ongeveer een halve meter vandaan met zijn gezicht naar [slachtoffer] toe. [kleinzoon verdachte] dacht dat ze seks hadden, omdat hij niet wist wat het anders zou kunnen zijn.
Conclusie bewijsminimum
Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee aan het bewijsminimum voldaan. De verklaring van [slachtoffer] vindt op specifieke punten steun in ander bewijsmateriaal, te weten de verklaring van verdachte zelf en de verklaring van [ex-vrouw verdachte] en [kleinzoon verdachte] . De verklaring van [slachtoffer] staat dus niet op zichzelf, maar is als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen. Hierbij acht de rechtbank van belang dat in het bijzonder [kleinzoon verdachte] zeer gedetailleerd heeft verklaard en het er nooit met [slachtoffer] over heeft gehad. Hij hoopte dat hetgeen hij gezien had niet juist was, maar toen hij het verhaal van [ex-vrouw verdachte] hoorde wist hij dat dit niet het geval was. Verdachte bevestigt dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting geen steun biedt aan het bestanddeel binnendringen doet daaraan niet af, aangezien niet vereist is dat voor alle onderdelen van de tenlastelegging steunbewijs aanwezig is. Daarbij komt dat de rechtbank – zoals hierboven reeds is overwogen – verdachte houdt aan zijn verklaring bij de politie dat hij met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest. Dat dit per ongeluk is gegaan, zodat verdachte bij de politie heeft verklaard, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt hierover als volgt. De door [slachtoffer] afgelegde verklaring vindt op meerdere onderdelen steun in de verklaringen van verdachte, [kleinzoon verdachte] en [ex-vrouw verdachte] , hetgeen bijdraagt aan de betrouwbaarheid. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] zeer gedetailleerd en authentiek is. Ze schetst geen eenzijdig negatief beeld van verdachte, maar geeft ook aan dat het gezellig was bij opa en oma. Wat ook bijdraagt aan de betrouwbaarheid van haar verklaring is dat zij verklaart dat zij bepaalde seksuele handelingen fijn vond en dat zij soms vlinders voelde in haar buik. [slachtoffer] geeft ook aan dat er op bepaalde momenten dingen niet zijn gebeurd. Zo heeft zij verklaard dat verdachte stopte als het pijn deed bij haar en over het moment van betrapping door oma heeft ze verklaard dat ze verdachte moest pijpen, maar dat het nog niet was gebeurd.
De rechtbank komt gezien het vorenstaande tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer] betrouwbaar zijn. De rechtbank zal bij haar oordeel dan ook uitgaan van de seksuele handelingen zoals deze door [slachtoffer] zijn beschreven. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat verdachte zowel met zijn geslachtsdeel als met zijn vinger in de vagina van [slachtoffer] is geweest. De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet exact vaststellen hoe vaak de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden, maar wel dat het binnendringen en de overige seksuele handelingen meerdere keren hebben plaatsgevonden.
Conclusie feit 1 en 2
De rechtbank is gezien het vorenstaande van oordeel dat niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Parketnummer 02/018052-22
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte op 11 januari 2022 een huisverbod is opgelegd, zoals dit is opgenomen in het procesdossier en is uitgereikt en dat verdachte derhalve vanaf deze datum gehouden was hieraan gehoor te geven.
Verdachte stelt dat hij in de veronderstelling was enkel geen contact te mogen hebben met [slachtoffer] . Dat hij ook geen contact mocht hebben met [ex-vrouw verdachte] en [kleinzoon verdachte] was hem niet bekend. De rechtbank stelt vast dat uit het huisverbod duidelijk blijkt dat verdachte naast [slachtoffer] ook geen contact mocht hebben met [ex-vrouw verdachte] en de [kleinzoon verdachte] .
Verdachte heeft verklaard dat hij [ex-vrouw verdachte] met haar moeder op 14 januari 2022 op straat is tegengekomen. Hij heeft [ex-vrouw verdachte] aangesproken met de vraag wanneer hij de spullen uit de schuur kon halen. Verdachte heeft geroepen dat hij nog steeds boos was. Voorts heeft verdachte verklaard [ex-vrouw verdachte] te hebben gebeld en haar ook te hebben gesproken. Hij heeft dit meerdere keren gedaan.
Hiermee heeft verdachte zich in de periode van 14 januari en 15 januari 2022 schuldig gemaakt aan overtreding van het huisverbod. De stelling van verdachte dat hij niet wist dat hij (ook) geen contact met [ex-vrouw verdachte] mocht hebben, doet hier niet aan af. Het huisverbod was aan hem uitgereikt en daarin had hij kunnen en moeten lezen dat dat ook inhield dat hij geen contact met [ex-vrouw verdachte] mocht hebben.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zich op de tenlastegelegde datum heeft opgehouden in de [adres 1] . Uit de verklaring van [ex-vrouw verdachte] blijkt niet dat verdachte in de [adres 1] stond toen hij haar aansprak en ook overigens heeft de rechtbank dit niet vast kunnen stellen. Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs dient verdachte vrijgesproken te worden.
Parketnummer 02/079930-22
De rechtbank stelt vast dat op 12 januari 2022 aan verdachte een gedragsaanwijzing is uitgereikt waaruit naar voren komt dat hij zich niet mag ophouden/verblijven in de woning gelegen aan de [adres 2] en zich tevens niet mag ophouden in de [adres 2] . Tevens mag verdachte geen contact hebben met [slachtoffer] . Op 31 januari 2022 is de gedragsaanwijzing gewijzigd in die zin dat verdachte zich niet mag ophouden/zich bevinden in een straal van 100 meter van de woning en perceel van de [adres 2] . Het contactverbod met [slachtoffer] is ongewijzigd gebleven. Deze gedragsaanwijzing was van kracht voor een periode van 90 dagen tot en met 10 april 2022. Uit het dossier is naar voren gekomen dat de politie en betrokkenen op de hoogte waren van het feit dat de verblijfplaats van verdachte binnen eens straal van 100 meter was. Hij parkeerde zijn auto om die reden achter de [adres 1] .
[kleinzoon verdachte] heeft verklaard dat hij op enig moment verdachte door de [adres 1] zag rijden. Hij was toen samen met [slachtoffer] . Dit was ter hoogte van hun woning met [huisnummer] , terwijl zij in de richting van de [straatnaam 1] in [plaats 1] liepen. Verdachte reed in een zwarte Dacia Duster. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij samen met haar broer over de [adres 1] in [plaats 1] liep. Dit was op 18 maart 2022. Zij liepen op dat moment over het trottoir in de richting van het park. [slachtoffer] zag op enig moment in de [adres 1] , vanuit de richting [straatnaam 2] een auto aan komen rijden. Het betrof een zwarte Dacia Duster, voorzien van het [kenteken] . Dit was de auto van verdachte en zij herkende de bestuurder ook als verdachte. Ook de tante van [kleinzoon verdachte] en [slachtoffer] , [naam 1] heeft verdachte op 18 maart 2022 door de [adres 1] zien rijden.
[kleinzoon verdachte] heeft voorts verklaard dat hij op 25 maart 2022 met [slachtoffer] naar school fietste. Op enig moment reed verdachte voorbij en claxonneerde naar hun en reed voorbij met een smerig lachje. Ook [slachtoffer] heeft dit verklaard. Verdachte heeft bekend dat hij op 25 maart 2022 heeft geclaxonneerd naar [slachtoffer] en [kleinzoon verdachte] en in hun richting een gebaar heeft gemaakt met zijn handen naar zijn ogen. Hij heeft dit gedaan omdat ze aan het slingeren waren en omdat hij bang was dat ze zouden gaan vallen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot deze twee incidenten het volgende.
De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaringen van [slachtoffer] en [kleinzoon verdachte] te twijfelen. Deze verklaringen worden ook bevestigd door de verklaring van [naam 1] . De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte op 18 maart 2022 door de [adres 1] is gereden.
Voorts acht de rechtbank bewezen dat verdachte op 25 maart 2022 contact heeft gezocht met [slachtoffer] . De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] en [kleinzoon verdachte] wilde waarschuwen, omdat hij bang was dat ze zouden gaan vallen acht de rechtbank niet geloofwaardig.
Ten slotte staat vast dat verdachte zijn auto meerdere keren heeft geparkeerd aan de [straatnaam 3] . Dit is binnen een straal van 100 meter aan de woning van de [adres 1] . Verdachte heeft dit ook bekend. De rechtbank overweegt hiertoe dat de politie op de hoogte was van het feit dat de verblijfplaats van verdachte binnen eens straal van 100 meter was en dat dit kennelijk werd gedoogd. De rechtbank zal deze overtreding van de gedragsaanwijzing om die reden dan ook niet laten meewegen in de strafmaat.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte zich in de periode van 8 maart 2022 tot en met 30 maart 2022 schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de aan hem uitgereikte gedragsaanwijzing.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Parketnummer 02/007920-22
Feit 1
in de periode van 29 november 2020 tot en met 29 november 2021 te [plaats 1] , gemeente Halderberge
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en welk kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn gezin
en welke minderjarige aan zijn zorg of waakzaamheid was toevertrouwd en
bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
hebbende verdachte:
- een vinger in de vagina van die [slachtoffer] gebracht en die vinger heen en weer bewogen en
- zijn geslachtsdeel in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en
- zijn geslachtsdeel in de mond van die [slachtoffer] gebracht;
Feit 2
hij in de periode van 29 november 2020 tot en met 30 november 2021 te [plaats 1] , gemeente Halderberge
ontucht heeft gepleegd met, een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige en bij welk persoon misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2008, welke ontuchtige handelingen bestonden uit
- het door verdachte betasten en aanraken en strelen van de borsten van die
[slachtoffer] en
- het door verdachte met zijn handen/of vinger betasten/aanraken en/of wrijven
en/of strelen over de schaamstreek en/of de vagina en/of de billen van die [slachtoffer] (onder haar kleding en over haar kleding) en
- het door verdachte zoenen/kussen van de vagina van die [slachtoffer] en
- het door [slachtoffer] laten vasthouden/betasten/aanraken van zijn geslachtsdeel en
- het door die [slachtoffer] laten kussen/zoenen van zijn geslachtsdeel en
- zijn, verdachtes, geslachtsdeel betast in het bijzijn van die [slachtoffer] ;
Parketnummer 02/018052-22
Feit 1
als degene aan wie door of namens de burgemeester met toepassing van de Wet tijdelijk huisverbod een huisverbod was gegeven, derhalve als uithuisgeplaatste, op 14 januari 2022 en/of 15 januari 2022 te [adres 1] , gemeente Halderberge, in elk geval in Nederland, in strijd met dat huisverbod de in dit verbod genoemde woning, gelegen aan de [adres 2] , gemeente Halderberge, contact heeft opgenomen met één van de in dat huisverbod genoemde personen;
Parketnummer 02/079930-22
in de periode van 8 maart 2022 tot en met 30 maart 2022 te [plaats 1] , gemeente Halderberge, meermalen, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 januari 2022 gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant en welke gedragsaanwijzing op 31 januari 2022 werd
uitgebreid/gewijzigd door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant, kort
weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet mocht ophouden/bevinden in een straal van 100 meter van de woning en het perceel van de [adres 2] en zich dient te onthouden van contact met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2008).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast vordert de officier van justitie het opleggen van een contact- en locatieverbod als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht en de onmiddellijke tenuitvoerlegging daarvan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met het feit dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen, dat hij heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat hij een first offender is. Bij een eventuele oplegging van een gevangenisstraf zal verdachte wederom alles verliezen. Bij een bewezenverklaring van alleen feit 2 (de ontuchtige handelingen) verzoekt de verdediging te volstaan met een taakstraf. Een voorwaardelijke straf is niet aan de orde nu er geen gevaar op herhaling is. Mocht er wel overgegaan worden tot een voorwaardelijke straf refereert de verdediging zich voor wat betreft de hoogte van deze straf. Verdachte zal zich houden aan een eventueel op te leggen contactverbod. Indien er een bewezenverklaring volgt voor feit 1(het seksueel binnendringen) dan verzoekt de verdediging maximaal een jaar gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende een lange periode met regelmaat seksuele handelingen bij zijn kleindochter verricht die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. Deze handelingen vonden plaats in de woning van verdachte en zijn inmiddels ex-vrouw. [slachtoffer] en haar broer [kleinzoon verdachte] woonden al meerdere jaren bij hun opa en oma, omdat hun ouders niet in staat waren voor hen te zorgen. Juist bij haar opa had het [slachtoffer] zich veilig moeten voelen. Ook heeft verdachte het vertrouwen van zijn inmiddels ex-vrouw en [kleinzoon verdachte] in ernstige mate geschaad. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijk integriteit van [slachtoffer] . De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Het is algemeen bekend dat kinderen als gevolg van dergelijke handelingen ernstige geestelijke schade kunnen ondervinden. Deze geestelijke schade kan van lange duur zijn omdat seksueel misbruik een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Dat heeft verdachte er echter niet van weerhouden ten behoeve van zijn eigen seksuele verlangens zijn kleindochter op grove wijze te misbruiken en daardoor ernstig te beschadigen. Het is niet voor niks dat door de wetgever de geestelijke en lichamelijke integriteit van jeugdigen jonger dan zestien jaar uitdrukkelijk wordt beschermd. Minderjarigen dienen beschermd te worden, zowel tegen zichzelf als tegen volwassenen die misbruik van hen willen maken.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaringen van [slachtoffer] en haar oma is gebleken dat het handelen van verdachte zeer verstrekkende gevolgen voor zijn kleindochter en zijn ex-vrouw heeft gehad en nog steeds heeft. [slachtoffer] is voor haar problemen onder behandeling bij [zorgcentrum] en dat valt haar zwaar. Ook is ze bang om verdachte tegen te komen. De ex-vrouw van verdachte geeft aan door het gebeuren geen eigenwaarde meer te hebben. Er is PTSS geconstateerd en zij krijgt nu EMDR therapie. Het valt haar zwaar dat zij en de kleinkinderen hun vertrouwde omgeving op hebben moeten geven doordat zij het huis heeft moeten verkopen. Verdachte lijkt dit alles echter niet te beseffen.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere malen schuldig gemaakt aan overtreding van een aan hem opgelegd tijdelijk huisverbod en opgelegde gedragsaanwijzing. Dit heeft hij gedaan door, ondanks dit verbod, toch contact te hebben met zijn ex-vrouw, door in de [adres 1] te rijden en door contact te zoeken met [slachtoffer] . De rechtbank rekent dit verdachte aan nu [slachtoffer] en haar familie in deze periode vooral gebaat waren bij rust, die zij van verdachte niet hebben gekregen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 december 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het psychologische rapport van [naam 2] van 4 juli 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat er geen psychiatrische problematiek bij verdachte is geconstateerd. Statistisch wordt de kans op herhaling ingeschat als laag. Derhalve is er geen behandeling geïndiceerd.
Ten slotte heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsrapport van 31 oktober 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat de kans op herhaling aangaande de ontuchtige handelingen en het overtreden van eventueel in de toekomst opgelegde contact- en/of locatie verboden, momenteel, met de huidige stabiele en beschermende omstandigheden waarin verdachte verkeert, laag wordt ingeschat. Bij een veroordeling waarbij verdachte zijn huidige stabiliteit met betrekking tot huisvesting, financiën en dagbesteding niet in gevaar komt, wordt toezicht vanuit de reclassering niet langer noodzakelijk geacht. In dat geval wordt enkel een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geadviseerd. Mocht overgegaan worden tot oplegging van een gevangenisstraf van 3 maanden of meer dan zal verdachte zijn woning en mogelijk ook dagbesteding verliezen. In dat geval wordt door de reclassering naast de gevangenisstraf ook een voorwaardelijke straf geadviseerd met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, contactverbod en een locatieverbod.
De rechtbank overweegt op grond van de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS en soortgelijke zaken dat voor zedenzaken als deze in beginsel alleen een forse onvoorwaardelijk gevangenisstraf passend is.
Ondanks de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank ook in dit geval van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank weegt hierbij mee dat het slachtoffer het kleinkind van verdachte is en aan zijn zorg was toevertrouwd. Daarbij komt dat verdachte geen volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedrag. Hij legt de schuld zelfs (gedeeltelijk) bij [slachtoffer] . De rechtbank zal echter niet overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf voor de door de officier van justitie geëiste duur van 3 jaar. Een dergelijke duur acht zij, gelet op eerdergenoemde oriëntatiepunten van het LOVS en straffen opgelegd in soortgelijke zaken te fors.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden. Aan de voorwaardelijke straf zullen de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding, een contactverbod en een locatieverbod worden verbonden.
Anders dan door de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] ( [geboortedag 2] -2008) voor een periode van twee jaren met dadelijke uitvoerbaarheid niet opleggen. De rechtbank ziet hierin geen meerwaarde nu er na de incidenten op de tenlastelegging kennelijk geen contact meer is geweest. Daarbij komt dat verdachte inmiddels is verhuisd en niet meer in de buurt woont van [slachtoffer] .

7.De benadeelde partijen

Namens de benadeelde partij [slachtoffer] wordt een schadevergoeding gevorderd van
€ 10.018,96 waarvan € 10.000,- voor immateriële schade en € 18,96 voor materiële schade (reiskosten) te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Namens de benadeelde partij [ex-vrouw verdachte] wordt een schadevergoeding gevorderd van
€ 2.510,62 waarvan € 2.500,- voor immateriële schade en € 10,62 voor materiële schade (reiskosten) te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt tevens de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vorderingen voldoende onderbouwd en verzoekt de rechtbank deze integraal toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt ten aanzien van de immateriële schade van [slachtoffer] dat deze onvoldoende is onderbouwd. Voor hetgeen verdachte heeft bekend kan hoogstens toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.500,- aan de orde zijn. Over de vordering van [ex-vrouw verdachte] stelt de verdediging dat de omstandigheden die worden genoemd niet kunnen leiden tot schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De gestelde schade is een gevolg van schuldgevoel en omstandigheden uit het verleden. De vordering dient afgewezen te worden. De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de gevorderde reiskosten.
Het oordeel van de rechtbank
Schade [slachtoffer]
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en hij verplicht is haar schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten te vergoeden.
Materiële schade
Ten aanzien van de kosten die zien op reizen naar [zorgcentrum] te [plaats 2] overweegt de rechtbank dat voldoende duidelijk is dat verdachte met het plegen van de feiten schade heeft veroorzaakt dat dat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank stelt de totale reiskosten die voor vergoeding in aanmerking komen vast op € 18,96. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 juli 2022, een middeling van de data waarop de schade is ontstaan.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het dossier en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat [slachtoffer] door de bewezenverklaarde feiten in haar persoon is aangetast en dat zij als gevolg daarvan leed heeft ondervonden. Dat dit voor haar psychisch belastend is geweest en nog steeds is, staat voor de rechtbank vast en is niet weersproken. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze. Dit betekent dat [slachtoffer] aanspraak kan maken op een vergoeding van immateriële schade. Bij de bepaling van de omvang daarvan houdt de rechtbank rekening met alle omstandigheden en daarbij in het bijzonder met de leeftijd van de benadeelde partij en het feit dat zij een kleindochter van verdachte is. Ook houdt de rechtbank rekening met bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Al met al acht rechtbank de vergoeding van een bedrag van € 7.500,- billijk. De rechtbank zal dit bedrag vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 30 november 2021 nu deze datum het einde van de bewezenverklaarde periode betreft. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de gevorderde immateriële schade.
Schade [ex-vrouw verdachte]
Immateriële- en materiële schade
De rechtbank stelt voorop dat voor schadevergoeding uitsluitend plaats is als er rechtstreekse schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand getroffen is in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.
De vordering zoals deze is ingediend voor mevrouw [ex-vrouw verdachte] ziet op dezelfde grondslag zoals deze is ingediend door [slachtoffer] . Aangezien de overtreden strafbepalingen zien op bescherming tegen ernstige seksuele handelingen en de bewezenverklaarde handelingen niet bij mevrouw [ex-vrouw verdachte] zijn verricht is haar, geen rechtstreekse schade toegebracht. Dit is in ieder geval onvoldoende onderbouwd en nader onderzoek zal een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Dit geldt ook voor de materiële schade nu dit reiskosten betreffen die mevrouw [ex-vrouw verdachte] heeft moeten maken voor haar eigen therapie. Dit betekent dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard en dat zij zal worden veroordeeld in de kosten van verdachte, die worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De delen van de vorderingen die door de rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard, kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 184a, 245, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 11 van de Wet tijdelijk huisverbod zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit twee van parketnummer 02/018052-22 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Parketnummer 02/007920-22
Feit 1:Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan
uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen
een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin en aan zijn zorg was
toevertrouwd en bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt, meermalen
gepleegd;
Feit 2:Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen
gepleegd;
Parketnummer 02/018052-22
Feit 1:Handelen in strijd met een met toepassing van artikel 2, eerste lid, van de Wet
tijdelijk huisverbod, gegeven huisverbod, meermalen gepleegd;
Parketnummer 02/079930-22
Feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens
artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen
gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Reclassering Nederland te Breda op het adres: Langendijk 34 en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich ambulant laat begeleiden door Stichting Mozaïk, of soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer] ( [geboortedag 2] -2008), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich niet in een straal van 500 meter rond de woning van [slachtoffer] ( [geboortedag 2] -2008) bevindt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer]van
€ 7.518,96, waarvan € 18,96 aan materiële schade en € 7.500,00 aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juli 2022 over de materiële schade en vanaf
30 november 2021 over de immateriële schade, tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feiten 1 en 2 onder parketnummer 02/007920-22)), € 7.518,96 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 1 juli 2022 over de materiële schade en vanaf
30 november 2021 over de immateriële schade, tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 70 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij
[ex-vrouw verdachte]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [ex-vrouw verdachte] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.G.F. Vliegenberg, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A. Hello, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 januari 2023.
K. de Klerk-Van Rijs is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.