In deze civiele procedure vordert eiser, [eiser] B.V., dat gedaagde, [gedaagde] B.V., wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.315,13, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst van opdracht voor telesupportdiensten, waarbij gedaagde de betaling van twee facturen van elk € 3.388,00 heeft geweigerd, met als argument dat de diensten slecht zijn uitgevoerd. Gedaagde heeft in een incidentele vordering verzocht om aanhouding van de procedure, omdat er een samenhangende zaak aanhangig is bij de Ondernemingsrechtbank Gent tegen een gelieerde vennootschap, [bedrijf 1]. Eiser betwist dat er sprake is van samenhangende zaken en wil dat de procedure tegen gedaagde wordt voortgezet.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake is van samenhang in de zin van artikel 30 van Verordening (EU) nr. 1215/2012, omdat beide zaken betrekking hebben op identieke overeenkomsten en facturen. De rechter oordeelt dat het in het belang van een goede rechtsbedeling is om de behandeling van de zaak aan te houden totdat de Belgische rechter uitspraak heeft gedaan. De procedure wordt aangehouden tot de uitspraak in België, waarna gedaagde de gelegenheid krijgt om een conclusie van antwoord in te dienen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.