In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 25 februari 2022 tegen het besluit van 28 januari 2022 betreffende de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser het UWV op 22 augustus 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank kan niet vaststellen of de redelijke termijn is overschreden, omdat het geschil nog niet is geëindigd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, maar het UWV moet bij de nog te nemen beslissing op bezwaar hierop een beslissing nemen. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser en het griffierecht van € 50,- moet ook aan eiser worden vergoed.