ECLI:NL:RBZWB:2023:3301

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV op bezwaar inzake WIA-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 25 februari 2022 tegen het besluit van 28 januari 2022 betreffende de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser het UWV op 22 augustus 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar moet nemen en legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft ook verzocht om schadevergoeding, maar de rechtbank kan niet vaststellen of de redelijke termijn is overschreden, omdat het geschil nog niet is geëindigd. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, maar het UWV moet bij de nog te nemen beslissing op bezwaar hierop een beslissing nemen. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser en het griffierecht van € 50,- moet ook aan eiser worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 25 februari 2022 tegen het besluit van 28 januari 2022 betreffende de afwijzing van zijn aanvraag om een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Het bestuursorgaan beslist op het onderhavige bezwaar binnen zeventien weken na de dag waarop de bezwaartermijn is verstreken (artikel 112 van de Wet WIA). Eiser heeft het bezwaarschrift ingediend op 25 februari 2022. Het UWV heeft de termijn verlengd met zes weken. Het UWV had dus uiterlijk op 19 augustus 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft het UWV op 22 augustus 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
3.1.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke beslistermijn moet aan het UWV worden opgelegd?
4. Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen. In het verweerschrift van 21 maart 2023 heeft het UWV uitgelegd dat er vanwege een tekort aan verzekeringsartsen een achterstand is opgelopen met het inplannen van de hoorzittingen. Voor een zorgvuldige heroverweging dient er een fysieke hoorzitting met de verzekeringsarts plaats te vinden. Het is het UWV niet bekend binnen welke termijn een beslissing kan worden genomen, maar dit lijkt de eerstkomende maanden nog niet aan de orde.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen.
Welke dwangsom wordt aan het UWV opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Heeft eiser recht op schadevergoeding?
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om het UWV te veroordelen tot vergoeding van schade die is ontstaan als gevolg van het niet tijdig nemen van een besluit, waaronder in ieder geval vergoeding van immateriële schade ten gevolge van overschrijding van de redelijke termijn.
6.1.
Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt voor de redelijke termijn geldt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar. De termijn vangt aan op het moment dat het bestuursorgaan het bezwaarschrift ontvangt en eindigt op het moment dat over het geschil en alle daarmee samenhangende kosten is beslist.
6.2.
Nu het geschil nog niet is geëindigd, kan de rechtbank niet vaststellen of de redelijke termijn overschreden gaat worden. De verzoek wijst het verzoek om schadevergoeding zoverre af.
6.3.
Voor het overige deel van het verzoek om schadevergoeding, dient het UWV bij de nog te nemen beslissing op bezwaar hierop een beslissing te nemen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het UWV de onder 4.2. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het UWV de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat het UWV aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 16 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.