ECLI:NL:RBZWB:2023:3287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
C/02/359008 / FA RK 19-2701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Slot
  • mr. Dijkman
  • mr. Van de Lockant-Geschiere
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verkrijging gezag na erkenning en beëindiging gezag andere ouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende het gezag over een minderjarige. De vader van de minderjarige had verzocht om samen met de moeder met het gezag over het kind belast te worden. De rechtbank had eerder, in een beschikking van 20 april 2021, het verzoek van de vader om vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige afgewezen, omdat de erkenning al met toestemming van de moeder had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat het nog te vroeg was om het gezag gezamenlijk te belasten, gezien de beperkte betrokkenheid van de vader en het gebrek aan communicatie tussen de ouders. De vader had de minderjarige pas recent erkend en er waren nog geen fysieke contacten geweest.

In de periode na de eerdere beschikking heeft de vader wel contact gehad met de minderjarige en is hij betrokken bij het hulpverleningstraject. De Raad voor de Kinderbescherming heeft een onderzoek ingesteld naar het gezag over de minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2023 heeft de vader verzocht om zijn verzoek tot gezag aan te houden voor vier maanden, in afwachting van de uitkomst van het onderzoek van de Raad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om duidelijkheid te krijgen over haar toekomst en heeft het verzoek van de vader afgewezen. De rechtbank heeft het gezag van de moeder beëindigd en de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering benoemd tot voogdes over de minderjarige. De rechtbank benadrukt dat het belangrijk is dat de vader zijn rol in het leven van zijn dochter verder kan uitbreiden, maar dat dit niet ten koste mag gaan van de duidelijkheid en stabiliteit voor de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
zaakgegevens: C/02/359008 / FA RK 19-2701
datum uitspraak: 9 mei 2023
nadere beschikking betreffende wijziging van het gezag
in de zaak van
[de vader] ,hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. F.C.M. Maat-Oldenhof te ’s-Heer Arendskerke.
betreffende de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015.
Als belanghebbenden in onderhavige zaak worden aangemerkt:
[de moeder] ,hierna te noemen de de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling te Goes,
[de pleegouders] ,hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats 2] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd in Middelburg,
WILLIAM SCHRIKKER JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING, hierna te noemen de voogdes van [minderjarige] ,
gevestigd te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg (hierna: de Raad), om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
  • de beschikking van 20 april 2021 en de daarin vermelde stukken;
  • het F9-formulier van mr. Maat-Oldenhof d.d. 14 januari 2022;
  • de op 26 januari 2022 ingekomen brief van de GI d.d. 25 januari 2022;
  • het F9-formulier van mr. Maat-Oldenhof d.d. 28 januari 2022;
  • het F9-formulier van mr. Anthonise-Gieling d.d. 10 oktober 2022 met bijlage;
  • het F9-formulier van mr. Maat-Oldenhof d.d. 11 oktober 2022.
1.2
Het verzoek is door de meervoudige kamer van deze rechtbank gelijktijdig met het verzoek van de Raad met betrekking tot het gezag van de moeder (bekend onder zaaknr.
C/02/404801 / FA RK 22-5895), het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] (bekend onder zaaknr.
C/02/405849 / JE RK 23-169) en het verzoek van de moeder tot vervanging van de GI (bekend onder zaaknr.
C/02/408165 / JE RK 23-587) mondeling en met gesloten deuren behandeld op 6 april 2023.
Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Anthonise-Gieling;
- de vader, bijgestaan door mr. Maat-Oldenhof;
- de pleegouders;
- een tweetal vertegenwoordigsters van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
In het kader van het verzoek van de moeder strekkende tot vervanging van de GI alsmede het verzoek ten aanzien van de gezagsbeëindigende maatregel was tevens aanwezig een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering.
Ten aanzien van de verzoeken die gelijktijdig met het verzoek van de vader zijn behandeld wordt bij separate beschikking beslist.

2.De nadere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de beschikking van 20 april 2021. Middels deze beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] te verlenen afgewezen, daar de erkenning reeds met toestemming van de vrouw had plaatsgevonden. Het verzoek ten aanzien van het gezag heeft de rechtbank aangehouden, nu het naar het oordeel van de rechtbank nog te vroeg was om partijen gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] . De vader had [minderjarige] nog maar net erkend en was daardoor kort betrokken bij haar. Daarnaast hadden er nog geen fysieke contacten tussen hen plaatsgevonden. De rechtbank achtte de vader onvoldoende geinformeerd over [minderjarige] om over haar mee te kunnen beslissen. Daarnaast had de moeder nog onvoldoende vertrouwen in de vader en was er (nog) geen sprake van enige (basis)communicatie. De rechtbank oordeelt in de voornoemde beschikking dat er in deze situatie sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders, maar verwacht dat partijen dit de komende tijd wel kunnen verbeteren. De rechtbank heeft daarom destijds in afwachting van de ontwikkelingen het verzoek van de vader aangehouden voor de duur van negen maanden. De rechtbank merkte hierbij op het van belang te achten dat de vader nauwer betrokken raakt bij [minderjarige] en dat de communicatie en samenwerking tussen de ouders verbetert.
2.2
De GI heeft op 25 januari 2022 bij brief te kennen gegeven dat er in de afgelopen maanden veelvuldig contact is geweest met de vader. De vader is betrokken bij het hulpverleningstraject van [minderjarige] en wordt door [organisatie] en de GI op de hoogte gehouden over de effecten van zijn introductie bij [minderjarige] . De wens van de vader om een prominente rol te spelen in het leven van [minderjarige] wordt serieus genomen, maar het tempo van [minderjarige] is daarbij leidend. Nu de Raad is verzocht een onderzoek te doen naar de vraag waar het gezag over [minderjarige] belegd moet worden, acht de GI het van belang dat de uitkomst van dit onderzoek in de onderhavige procedure wordt afgewacht. De rechtbank heeft vervolgens de zaak met instemming van alle betrokkenen aangehouden.
2.3
Ter beoordeling ligt nog voor het verzoek van de vader om te bepalen dat hij tezamen met de moeder met het gezag over [minderjarige] wordt belast. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 april 2023 is dit verzoek nader behandeld, gelijktijdig met onder meer het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder. Door de vader is verzocht om zijn verzoek ten aanzien van het gezag aan te houden voor de duur van vier maanden indien de rechtbank het gezag van de moeder beëindigt en de huidige GI benoemt tot voogdes over [minderjarige] . De man ervaart een positieve samenwerking met de huidige betrokken GI en wil dit graag zo houden. De Raad heeft echter een gezagsbeëindigende maatregel ten aanzien van de moeder verzocht zonder de mogelijkheden van de vader te betrekken in zijn onderzoek. Het aanhouden van zijn verzoek biedt de vader de mogelijkheid om de komende periode te volgen hoe de situatie na de wijziging van het gezag zich ontwikkelt. In de afgelopen periode is gewerkt aan een opbouw van zijn contact met [minderjarige] en dit kent een positief verloop. In de komende periode hoopt de vader het contact op geleide van [minderjarige] verder uit te breiden en tevens kan dan bezien worden hoe zijn vaderrol verder vorm krijgt. Hoewel de vader geen intentie heeft om de rol van de GI over te nemen, wil hij op dit moment wel de mogelijkheid open houden om met het gezag over [minderjarige] te kunnen worden belast. Indien blijkt dat de ingezette lijn door de GI ten aanzien van zijn contact met [minderjarige] wordt voortgezet, is de vader voornemens om zijn verzoek in te trekken.
2.4
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4.1
Bij afzonderlijke beschikking van heden heeft de rechtbank het gezag van de moeder beëindigd en de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te Amsterdam benoemd tot voogdes over [minderjarige] . De rechtbank stelt vast dat de vader aanhouding wenst van zijn verzoek om belast te worden met het gezag over [minderjarige] voor de duur van vier maanden. De vader kan zich erin vinden wanneer de GI wordt benoemd tot voogdes over [minderjarige] , maar het aanhouden van zijn verzoek biedt hem de mogelijkheid om de ontwikkelingen ten aanzien van zijn contact met [minderjarige] te monitoren, alsmede om een nadere invulling van zijn vaderrol zeker te stellen. De vader vreest dat als hij nu zijn verzoek intrekt zijn mogelijkheden als ouder zonder gezag beperkter zullen zijn. Naar de rechtbank begrijpt is de door de vader verzochte aanhouding niet gerelateerd aan zijn intentie om op termijn het gezag over [minderjarige] te verkrijgen, maar meer om zijn contact met [minderjarige] zeker te stellen.
2.4.2
De rechtbank acht het echter niet in het belang van [minderjarige] dat het verzoek van de vader wordt aangehouden. Het is thans van belang dat alle betrokkenen duidelijkheid krijgen over het perspectief van [minderjarige] en waar zij zal gaan opgroeien. Een en ander spreekt temeer daar het verzoek van de vader tot aanhouding slechts is ingegeven vanuit de wens van de vader contole te houden op de situatie. De vader kan een en ander echter ook monitoren vanuit zijn huidige positie en de contacten die de vader heeft met de GI en met [minderjarige] . Een aanhouding van het verzoek van de vader is daartoe niet de geëigende weg. De rechtbank zal dit verzoek dan ook afwijzen, waarbij de rechtbank er wel vanuit gaat dat de ingezette lijn ten aanzien van de opbouw in het contact tussen [minderjarige] en de vader ook onder regie van de nieuwe GI wordt voortgezet. Zowel de vader als [minderjarige] genieten zichtbaar van dit contact. De rechtbank acht het dan ook in het belang van [minderjarige] dat de vader de kans krijgt om binnen de ruimte en de mogelijkheden die [minderjarige] in dit kader ervaart zijn rol in het leven van zijn dochter verder uit te breiden.

3.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Slot, voorzitter en tevens kinderrechter, mr. Dijkman, kinderrechter en mr. Van de Lockant-Geschiere, rechter-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van Bakker-Maljers als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023.
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.