ECLI:NL:RBZWB:2023:3225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
9204241 CV EXPL 21-1729 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de waarde van verrichte werkzaamheden en materialen tussen twee particulieren

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gaat het om een geschil tussen twee particulieren over de waarde van door de gedaagde in conventie verrichte werkzaamheden. De eiser in conventie betwist de waarde van deze werkzaamheden, die grotendeels door een derde zijn herhaald. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 24 augustus 2022 en een deskundigenbericht van 23 december 2022. De deskundige heeft de waarde van de werkzaamheden en materialen geraamd op € 4.440,70 inclusief btw, maar de gedaagde in conventie betwist deze schatting en heeft zijn eis gewijzigd.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. De gedaagde in conventie heeft aangevoerd dat hij geen btw-plichtige ondernemer is en dat de kosten voor de verrichte arbeid lager zijn dan door de deskundige geschat. De eiser in conventie heeft op zijn beurt betoogd dat de door de deskundige begrote kosten voor materialen niet volledig toewijsbaar zijn, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat hij bepaalde materialen heeft gehuurd.

Na beoordeling van het deskundigenrapport en de argumenten van beide partijen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de door de deskundige gemaakte begroting redelijk is. De kantonrechter heeft de gedaagde in conventie veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.030,97 aan de eiser in conventie, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie is de overeenkomst van aanneming ontbonden verklaard, en zijn de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9204241 CV EXPL 21-1729
vonnis d.d. 29 maart 2023
inzake
[eiser in conventie],
wonende te [woonadres 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken, advocaat te Made,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonadres 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S.A.A.C. van Gassen, advocaat te Breda.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser in conventie] ” en “ [gedaagde in conventie] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 24 augustus 2022 met de daarin genoemde processtukken;
b. het deskundigenbericht van 23 december 2022 met bijlagen;
c. de conclusie na deskundigenbericht van [gedaagde in conventie] , tevens inhoudende een akte wijziging van eis, van 1 februari 2023;
d. de antwoordakte van [eiser in conventie] van 22 februari 2023.

2.De verdere beoordeling

In conventie en reconventie:
2.1
In voornoemd tussenvonnis is de heer [deskundige] , werkzaam ten kantore van Boog Expertise te Terheijden (verder: de deskundige), als deskundige benoemd en hem is de vraag gesteld een redelijke prijs te bepalen voor de door [gedaagde in conventie] uitgevoerde werkzaamheden, de daarbij gebruikte materialen en de achtergelaten nog bruikbare materialen.
2.2
In het deskundigenrapport is opgenomen dat de deskundige de waarde van de door [gedaagde in conventie] uitgevoerde werkzaamheden en benodigde materialen raamt op een bedrag van € 4.440,70 (incl. btw) als wordt uitgegaan van een redelijk arbeidsloon voor ZZP’ers en € 3.122,70 (inclusief btw) als uitgegaan wordt van een minimaal uurtarief voor ZZP’ers. De waarde van de overige, al dan niet geleverde, bouwmaterialen schat hij op een bedrag van € 1.500,00 (incl. btw).
2.3
In reactie op het deskundigenbericht voert [gedaagde in conventie] aan dat hij geen btw-plichtige ondernemer is, zodat bij de afgesproken arbeidskosten niet uit moet worden gegaan van € 3.000,00 (inclusief btw), maar € 3.000,00 zonder btw. Voorts voert hij aan dat een bedrag van € 1.150,00 voor de verrichtte arbeid redelijk is. Een bedrag van € 1.657,70 (inclusief btw) voor de gebruikte materialen acht hij ook redelijk. Met betrekking tot de achtergebleven materialen verwijst [gedaagde in conventie] nogmaals naar de door hem overgelegde lijst en de ter mondeling behandeling genoemde materialen. Hij is dan ook van mening dat een bedrag van € 1.864,00 (inclusief btw) redelijk is. Tot slot wijzigt hij zijn eis naar aanleiding van hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken en wat is opgenomen in het deskundigenbericht.
2.4
[eiser in conventie] voert in reactie op het deskundigenbericht en de eiswijziging aan dat de arbeidskosten, berekend door de deskundige aan de hand van een uurtarief voor ZZP’ers, niet juist kan zijn, nu er tussen partijen enkel een totaalbedrag van € 3.000,00 was afgesproken. [eiser in conventie] verzoekt dan ook uit te gaan van het oorspronkelijk door [gedaagde in conventie] gevorderde bedrag van € 700,00. Het bedrag aan de door de deskundige begrootte bij de werkzaamheden gebruikte materialen acht [eiser in conventie] ook niet volledig toewijsbaar, nu [gedaagde in conventie] niet heeft aangetoond dat hij de ladderlift twee dagen heeft gehuurd en niet is gebleken dat hij een container heeft gehuurd.
2.5
De kantonrechter ziet geen aanleiding af te wijken van het deskundigenbericht met betrekking tot de berekende arbeidskosten. Immers, tussen partijen is een maximaal in rekening te brengen bedrag aan arbeid afgesproken, zodat niet is uitgesloten dat de totale arbeidskosten hoger zouden kunnen liggen en [gedaagde in conventie] van betaling van de resterende kosten zou afzien. Bovendien ligt dit bedrag in lijn met het feit dat dit begrote bedrag ongeveer een derde van de kosten is en het geleverde werk van [gedaagde in conventie] ook ongeveer een derde van het werk is. De kantonrechter acht een bedrag van € 1.150,00 dan ook redelijk.
2.6
Met betrekking tot de gebruikte materialen overweegt de kantonrechter dat, gelet op de in productie 2 van de zijde van [gedaagde in conventie] overgelegde factuur van 26 oktober 2020, door [gedaagde in conventie] voldoende is onderbouwd dat kosten zijn gemaakt voor de huur van een ladderlift voor twee dagen. Eveneens is voldoende onderbouwd dat [gedaagde in conventie] kosten heeft gemaakt voor het afvoeren van puin, zoals onder andere het huren van een aanhangwagen (factuur is eveneens toegevoegd in voornoemde productie), zodat de kantonrechter de door de deskundige gemaakt begroting niet onredelijk acht. Zij acht het bedrag van € 1.657,70 (inclusief btw) dan ook redelijk.
2.7
Ook het begrootte bedrag aan achtergebleven materialen van € 1.500,00 (inclusief btw) acht de kantonrechter redelijk en verwijst daarbij naar de overwegingen van de deskundig. In het licht van die overwegingen en de betwisting van de stellingen van [gedaagde in conventie] door [eiser in conventie] heeft [gedaagde in conventie] onvoldoende gesteld en onderbouwd om dit bedrag onredelijk te achten.
2.8
Het voorgaande betekent dat in reconventie in beginsel een bedrag van € 4.307,70 (inclusief btw) aan materialen en arbeidskosten toewijsbaar is.
2.9
[gedaagde in conventie] vordert daarnaast nog een bedrag van € 550,00 aan kosten voor de bouwkundig tekenaar. De kantonrechter overweegt dat uit geen van de stukken volgt dat deze kosten voor rekening van [gedaagde in conventie] zouden komen en in beginsel zijn dergelijke kosten voor de opdrachtgever, zodat [eiser in conventie] deze kosten verschuldigd blijft.
2.1
Het voorgaande betekent dat in reconventie in beginsel toewijsbaar is een bedrag van (€ 4.307,70 + € 550,00 =) € 4.857,70. Gelet op de vordering in conventie met betrekking tot de terugbetaling van € 10.000,00, waarop dit deel van de vordering in mindering kan worden gebracht middels verrekening, is in conventie een bedrag van € 5.142,30 toewijsbaar op grond van gestelde ongedaanmakingsverplichtingen.
2.11
Voorts is de kantonrechter in conventie van oordeel dat de gevorderde sloopkosten van een bedrag van € 1.815,00 voldoende zijn onderbouwd. Immers, uit het rapport van Huiskeur volgt de noodzaak van het slopen van de dakkapel en tussen partijen staat ook vast dat de dakkapel inmiddels is vervangen. Bovendien is de hoogte van de kosten onvoldoende gemotiveerd betwist door [gedaagde in conventie] .
2.12
De in conventie gevorderde herstelkosten van de waterschade worden gemotiveerd betwist door [gedaagde in conventie] . Naar het oordeel van de kantonrechter is het causaal verband tussen de schade en de werkzaamheden, die verricht zijn door [gedaagde in conventie] , onvoldoende onderbouwd. Immers, er is zijdens [eiser in conventie] geen deskundigenrapport overgelegd waaruit volgt dat de schade uit de werkzaamheden zijdens [gedaagde in conventie] voortvloeit.
2.13
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat [eiser in conventie] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Gelet op de toegewezen hoofdsom en nu [eiser in conventie] geen bedrag aan btw rekent over de buitengerechtelijke kosten is een bedrag van € 874,67 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke kosten toewijsbaar. Daarnaast zijn de kosten met betrekking tot het rapport van Huiskeur van een bedrag van € 199,00 toewijsbaar.
2.14
De gevorderde wettelijke rente in conventie zal als niet, dan wel onvoldoende, weersproken worden toegewezen.
2.15
Het voorgaande betekent dat voornoemde bedragen in conventie deels worden toegewezen en dat de vordering in reconventie, behoudens de verklaring voor recht, wordt afgewezen. [gedaagde in conventie] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. Gelet op de uitkomst van de procedure in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten in reconventie, waaronder de deskundigenkosten, te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde in conventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 8.030,97, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.957,30 vanaf 22 april 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie] tot op heden vastgesteld op een bedrag van:
  • € 106,01 aan dagvaardingskosten;
  • € 507,00 aan griffierecht;
  • € 660,00 aan gemachtigdensalaris (2 punten à € 330,00 voor de dagvaarding en de mondelinge behandeling);
In reconventie:
verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming op 7 januari 2021 buitengerechtelijk door [verweerder in reconventie] is ontbonden, zodat [eiser in reconventie] vanaf dat moment geen werkzaamheden meer voor [verweerder in reconventie] hoefde te verrichten;
compenseert de proceskosten, waaronder de deskundigenkosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
In conventie en reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.