ECLI:NL:RBZWB:2023:3224
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- M. Zander
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid in arbeidsrechtelijke geschil
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een verzetzaak aan de orde waarbij de ontvankelijkheid van de opposante in het verzet centraal staat. De opposante heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis, maar de kantonrechter oordeelt dat zij te laat is met het indienen van dit verzet. De zaak betreft een geschil over de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de partijen. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 21 december 2022 beide partijen in de gelegenheid gesteld om stukken in het geding te brengen. De opposante heeft op verschillende momenten stukken overgelegd, maar de geopposeerde heeft niet gereageerd op de stukken van de opposante.
De kantonrechter heeft overwogen dat de opposante niet-ontvankelijk is in haar verzet, omdat zij niet tijdig heeft gereageerd. De geopposeerde heeft aangevoerd dat de opposante al eerder op de hoogte was van het verstekvonnis en dat zij daarom niet binnen de gestelde termijn van vier weken verzet heeft ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opposante al voor de datum van de verzetdagvaarding op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis, onder andere door eerdere communicatie met haar voormalige gemachtigde en door beslaglegging op haar bankrekening.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opposante niet-ontvankelijk is in haar verzet en dat de overige stellingen en weren geen bespreking meer behoeven. De opposante wordt veroordeeld in de proceskosten van de geopposeerde, die zijn begroot op € 594,00. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2023 door mr. M. Zander.