ECLI:NL:RBZWB:2023:3224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
9988413 CV EXPL 22-2191 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en ontvankelijkheid in arbeidsrechtelijke geschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is er een verzetzaak aan de orde waarbij de ontvankelijkheid van de opposante in het verzet centraal staat. De opposante heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis, maar de kantonrechter oordeelt dat zij te laat is met het indienen van dit verzet. De zaak betreft een geschil over de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen de partijen. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis van 21 december 2022 beide partijen in de gelegenheid gesteld om stukken in het geding te brengen. De opposante heeft op verschillende momenten stukken overgelegd, maar de geopposeerde heeft niet gereageerd op de stukken van de opposante.

De kantonrechter heeft overwogen dat de opposante niet-ontvankelijk is in haar verzet, omdat zij niet tijdig heeft gereageerd. De geopposeerde heeft aangevoerd dat de opposante al eerder op de hoogte was van het verstekvonnis en dat zij daarom niet binnen de gestelde termijn van vier weken verzet heeft ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opposante al voor de datum van de verzetdagvaarding op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis, onder andere door eerdere communicatie met haar voormalige gemachtigde en door beslaglegging op haar bankrekening.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de opposante niet-ontvankelijk is in haar verzet en dat de overige stellingen en weren geen bespreking meer behoeven. De opposante wordt veroordeeld in de proceskosten van de geopposeerde, die zijn begroot op € 594,00. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2023 door mr. M. Zander.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9988413 CV EXPL 22-2191
vonnis d.d. 5 april 2023
inzake
[opposante],
wonende te [woonplaats 1] ,
opposante,
gemachtigde: mr. J.E. van den Berg-Flikweert, jurist te Zalbommel (onttrokken per 15 november 2022),
tegen
[geopposeerde],
wonende te [woonplaats 2] ,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. O. Saaliti, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [opposante] ” en “ [geopposeerde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 21 december 2022 met de daarin genoemde processtukken;
b. de akte van [geopposeerde] van 13 januari 2023 met producties;
c. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 18 januari 2023 met bijlagen;
d. het extract audiëntieblad van de rolzitting van 22 februari 2023;

2.De verdere beoordeling

2.1
In het voornoemde tussenvonnis heeft de kantonrechter overwogen dat beide partijen nog stukken in het geding wilden brengen. Hij heeft hen daartoe in de gelegenheid gesteld. [geopposeerde] heeft bij akte van 13 januari 2023 stukken overgelegd en [opposante] heeft op de rolzitting van 18 januari 2023 stukken overgelegd. [opposante] heeft op de rolzitting van 22 februari 2023 gereageerd op de stukken van [geopposeerde] . [geopposeerde] heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet gereageerd op de stukken van [opposante] . De kantonrechter zal ieder geschilpunt hierna apart behandelen voor zover dit nodig is.
Ontvankelijkheid [opposante] :
2.2
[geopposeerde] voert aan dat [opposante] niet-ontvankelijk is in het verzet, nu zij te laat verzet heeft ingesteld. De kantonrechter overweegt dat een gedaagde, die bij verstek is veroordeeld, daartegen ingevolge artikel 143 lid 1 en 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verzet kan doen bij exploot van dagvaarding binnen vier weken:
- ofwel na betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon;
- ofwel na het plegen door hem/haar van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
Tussen partijen is niet in geschil dat de eerste variant niet heeft plaatsgevonden, zodat de kantonrechter enkel dient te beoordelen op welk moment er van de zijde van [opposante] een zogenaamde daad van bekendheid heeft plaatsgevonden. Gelet op de datum van dagvaarden in de onderhavige zaak (de verzetdagvaarding is van 20 juni 2022) dient deze daad van bekendheid niet voor 23 mei 2022 te liggen. Als dit wel het geval is, is [opposante] niet-ontvankelijk in haar verzet.
2.3
[geopposeerde] voert diverse omstandigheden aan, waaruit een daad van bekendheid zou moeten blijken. Ook omstandigheden die voor het wijzen van het verstekvonnis hebben plaatsgevonden. Nu een daad van bekendheid ziet op de bekendheid met de inhoud van het verstekvonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging van dat vonnis is het bekendraken met enkel de procedure niet voldoende. De kantonrechter zal dan ook enkel de omstandigheden bespreken die na het wijzen van het verstekvonnis hebben plaatsgevonden.
2.4
[geopposeerde] wijst op de volgende omstandigheden, waaruit naar zijn mening zou volgen dat [opposante] al langer dan vier weken voor 20 juni 2022 op de hoogte was van de inhoud van het verstekvonnis:
- [opposante] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij al medio februari 2022 contact heeft gehad met een advocaat, omdat zij bekend was geworden met het verstekvonnis. Dit is volgens [geopposeerde] te verwachten, nu er medio januari en begin februari 2022 al beslagpogingen zijn gedaan;
- op 18 maart 2022 is opdracht gegeven derdenbeslag te leggen bij [bedrijf] B.V., een onderneming waar [opposante] voor/met werkte. Op 22 april 2022 is vanuit [bedrijf] B.V. bericht dat het beslag geen doel treft. De vertegenwoordiger van [bedrijf] B.V., die tevens vertegenwoordiger van [opposante] is, was op dat moment op de hoogte van het beslag, zodat hij waarschijnlijk [opposante] op de hoogte heeft gebracht;
- de voormalig gemachtigden van [opposante] hebben voor het eerst op 28 april 2022 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van [geopposeerde] , in welk gesprek zij hebben aangegeven het niet eens te zijn met het verstekvonnis. In het telefoongesprek tussen de (voormalig) gemachtigden van partijen van 20 mei 2022 is nogmaals over het verstekvonnis gesproken;
- op 23 mei 2022 om 11:57 is een brief toegezonden aan (de gemachtigde van) [geopposeerde] door de voormalig gemachtigde van [opposante] , waaruit volgt dat zij bekend is met de inhoud van het vonnis en de beslagleggingen. De beslagleggingen vonden ruim voor het opstellen van die brief plaats en bovendien heeft de voormalig gemachtigde van [opposante] die brief moeten voorbereiden. Het is dus zeer aannemelijk dat [opposante] en haar voormalig gemachtigde al voor de datum van de brief op de hoogte waren van de inhoud van het verstekvonnis en de beslagpogingen.
2.5
[opposante] voert bij antwoordakte van 22 februari 2023 aan dat zij pas op de hoogte raakte van het feit dat er een procedure tegen haar was gevoerd en er beslag was gelegd op haar bankrekening, toen haar rekening werd geblokkeerd door het beslag. Diezelfde dag heeft zij contact opgenomen met haar advocaat en die heeft ervoor gezorgd dat de rekening werd gedeblokkeerd. Het verstekvonnis heeft zij nadien pas via haar advocaat ontvangen. Zij vindt het vreemd dat [geopposeerde] pas in dit stadium van de procedure dit verweer heeft opgeworpen.
2.6
De kantonrechter overweegt dat uit de door [geopposeerde] overgelegde producties volgt dat de beslaglegging op de bankrekening van [opposante] heeft plaatsgevonden in februari 2022. [opposante] heeft aangegeven dat zij naar aanleiding van dat beslag bekend is geworden met de aangevangen executie van het verstekvonnis. Voorts heeft [opposante] niet weersproken dat in de door [geopposeerde] aangehaalde telefoongesprekken met haar voormalige gemachtigde(n) is gesproken over de inhoud van het verstekvonnis en het feit dat [opposante] het niet eens was met de veroordeling in dat vonnis. Dit had niet eerder kunnen gebeuren dan dat [opposante] bekend was geworden met de inhoud van het verstekvonnis of de start van de tenuitvoerlegging van dat vonnis, omdat zij toen de noodzaak zag contact op te nemen met een gemachtigde voor juridische bijstand. Nu al deze data voor 23 mei 2022 liggen, kan de kantonrechter niet anders concluderen dan dat [opposante] niet tijdig in verzet is gekomen. Zij is dientengevolge niet-ontvankelijk in haar vordering.
2.7
De stelling van [opposante] , dat zij het vreemd vindt dat er nu pas een beroep is gedaan op de niet-ontvankelijkheid, kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, uit de aantekeningen van de zitting volgt dat [geopposeerde] hier een beroep op heeft gedaan, nadat [opposante] nieuwe stellingen opwierp tijdens de mondelinge behandeling. Bovendien is de mondelinge behandeling het moment om verweer te voeren tegen de stellingen in de verzetdagvaarding, waaronder de stellingen die zien op de tijdigheid van het verzet.
2.8
Nu [opposante] niet-ontvankelijk wordt verklaard in het verzet, behoeven de overige stellingen en weren geen bespreking meer.
2.9
[opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Aan de zijde van [geopposeerde] worden deze begroot op een bedrag van € 594,00 aan gemachtigdensalaris (1,5 punt à € 396,00 per punt voor de mondelinge behandeling en de akte zijdens [geopposeerde] ).

3.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart [opposante] niet-ontvankelijk in haar verzet;
veroordeelt [opposante] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [geopposeerde] tot op heden begroot op een bedrag van € 594,00 als salaris voor de gemachtigde van [geopposeerde] ;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2023.