ECLI:NL:RBZWB:2023:3198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
C/02/400165 / HA ZA 22-385 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Fleskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een bouwbegeleidingsovereenkomst en schadevergoeding in verband met de bouw van een woning in Thailand

In deze zaak vordert eiser, die een perceel grond in Thailand heeft gekocht, ontbinding van een bouwbegeleidingsovereenkomst met gedaagde, die hem zou helpen bij de bouw van een woning. Eiser heeft in 2020 contact opgenomen met gedaagde om de mogelijkheden te bespreken voor de bouw van een woning binnen zijn budget. Partijen sloten op 21 september 2021 een bouwbegeleidingsovereenkomst. Eiser heeft in totaal meer dan 4,8 miljoen Thaise Baht betaald voor de bouw, maar de woning is tot op heden niet gereed. Eiser heeft gedaagde gesommeerd om de woning af te bouwen, maar gedaagde heeft niet voldaan aan deze eis. Eiser vordert nu een dwangsom en ontbinding van de overeenkomst, alsook schadevergoeding van € 80.000,00.

De rechtbank oordeelt dat gedaagde tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de bouwbegeleidingsovereenkomst, aangezien de woning niet binnen de afgesproken termijn is opgeleverd en er gebreken zijn. De rechtbank kwalificeert de overeenkomst als een bouwbegeleidingsovereenkomst en niet als een aanneemovereenkomst, zoals eiser stelt. De rechtbank ontbindt de overeenkomst voor zover deze de begeleiding van het bouwproces betreft en veroordeelt gedaagde tot schadevergoeding, nader op te maken bij staat. Gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis is uitgesproken op 29 maart 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster II Handelszaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/400165 / HA ZA 22-385
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. S. van Buuren te 's-Gravendeel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.A.C. Klein Hesselink te Terneuzen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 28 september 2022 en de onderliggende stukken,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegezonden akte houdende eisvermeerdering van [eiser] , binnengekomen bij de rechtbank op 5 januari 2023,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegezonden akte houdende overlegging aanvullende producties van [eiser] , met de producties 17-19, binnengekomen bij de rechtbank op 5 januari 2023,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegezonden akte overlegging producties van [gedaagde] met een productie, binnengekomen bij de rechtbank op 5 januari 2023,
  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling toegezonden akte houdende eisvermeerdering van [eiser] , binnengekomen bij de rechtbank op 12 januari 2023,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 januari 2023,
  • de antwoord akte naar aanleiding van de vermeerdering van eis van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft enkele jaren geleden een perceel grond gekocht in Ban Chiang Klom, gelegen in Thailand. [eiser] wilde op dat perceel een woning bouwen, om daar na zijn pensionering met zijn Thaise echtgenote te gaan wonen.
2.2.
[gedaagde] heeft in het verleden een bedrijf gehad waarbij hij zich samen met zijn echtgenote bezig hield met de ontwikkeling van huizen in Thailand.
2.3.
[eiser] heeft in 2020 contact opgenomen met [gedaagde] en met hem de mogelijkheden besproken om binnen het voor [eiser] beschikbare budget een woning te bouwen op het perceel grond van [eiser] in Thailand.
2.4.
Partijen hebben een zogenaamde bouwbegeleidingsovereenkomst gesloten d.d. 21 september 2021. In deze overeenkomst is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
(…) “Clausule 1: Party#1 zal vanuit Nederland begeleiding geven aan de bouw van een woning, genaamd “ [naam] ” welke zal worden gebouwd door een Thaise bouwondernemer, op een
landstuk welke is gesitueerd op de lokatie zoals het provinciaal kadaster vermeld op het
document met het [bladnummer] , gelegen in provincie Udon Thani, te Thailand.
(…)
Clausule 2: De door Partij#1 te leveren begeleiding heeft reeds bestaan uit het ontwerpen van de
betreffende woning alsmede het vervaardigen van een bouwtekening en een begroting.
En bestaat verder uit benoeming, aansturing en controle van een Thaise uitvoerder die
leiding geeft aan de Thaise bouwondernemer, vanaf heden, totdat de woning gereed is,
waarbij de streefdatum van oplevering is gesteld op 30 April 2021, afhankelijk van het
regenseizoen, Covid-19 situatie en regels en andere onvoorziene omstandigheden.
Clausule 3: Na bespreking van een deel van de bouwtekening en de begroting en de daaruit
volgende details, zijn de volgende kosten begroot en in Thaise Baht overeengekomen:
1. Voorbereiding: 22,733.- Baht
2. Heipalen en fundatie 264,045.- Baht
3. Bouwkosten woning “ [naam] ’ 3,008,187.- Baht
4. Pad rondom woning en oprijlaan 94,400.- Baht
5. Water behandeling- en toevoersysteem 120,099.- Baht
6. Algemene kosten 42,840.- Baht
7. Servicegebouw met ondergrondse watertank >20 M3 401,058.- Baht
8. Vergoeding reis, verteer, verblijf, tijd van uitvoerder 400,000. - Baht
Totaal overeengekomen kosten begroot op: 4,353,361,- Baht”
2.5.
Nadien hebben partijen nog afspraken gemaakt over plaatsing van een keuken van HomePro. [eiser] heeft ter zake deze keuken een bedrag van THB 507.468,00 voldaan. De in de overeenkomst opgenomen post waterbehandeling en toevoersysteem is komen te vervallen.
2.6.
[gedaagde] heeft op enig moment een aannemer/bouwbedrijf in Thailand benaderd, [aannemer] , verder [aannemer] . Er zijn door de betreffende aannemer diverse werkzaamheden ter zake de bouw van de woning verricht.
2.7.
[gedaagde] heeft [eiser] de volgende facturen gestuurd:
  • een factuur d.d. 21 september 2020, ten bedrage van € 11.820,00 (equivalent van THB 435.356,63), te voldoen op de Nederlandse bankrekening van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 26 oktober 2020, ten bedrage van THB 435.336,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 22 november 2020, ten bedrage van THB 750.000,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 22 december 2020, ten bedrage van THB 750.000,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 17 januari 2021, ten bedrage van THB 750.000,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 5 maart 2021, ten bedrage van THB 500.000,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 22 maart 2021, ten bedrage van THB 500.000,00, te voldoen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 25 januari 2021 ten bedrage van THB 507.468 inzake de HomePro keuken en het afbouwen inclusief materialen van de 3 badkamers en gastentoilet, wederom te betalen op de Thaise bankrekening van de echtgenote van [gedaagde] .
  • een factuur d.d. 12 januari 2021 Euro 4.980,64 inzake extra werk voor de te bouwen garage, welke factuur betaald diende te worden op de Nederlandse bankrekening van [gedaagde] .
[eiser] heeft alle facturen voldaan. In totaal is voor de bouw van de woning plus keuken gefactureerd en betaald THB 4.878.160,60.
2.8.
[eiser] is medio maart 2021 naar Thailand gegaan om de voortgang van de bouw van de woning te bekijken. De woning was op dat moment nog niet gereed.
2.9.
Op 6 juni 2021 is [eiser] wederom ter plaatse geweest. Er heeft toen een bespreking plaatsgevonden met de echtgenote van [gedaagde] en [aannemer] waarbij een (door partijen niet ondertekende) lijst met herstelpunten is opgemaakt.
2.10.
Nadien heeft er correspondentie plaatsgevonden tussen de raadslieden van partijen.
2.11.
Bij e-mail van 4 juli 2021 heeft [eiser] [gedaagde] – onder meer – gesommeerd om binnen 10 dagen, doch uiterlijk op 17 juli 2021 de woning te hebben afgebouwd. [gedaagde] heeft hierop gereageerd bij brief van 14 juli 2021.
2.12.
Bij brief d.d. 21 juli 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] verzocht aan te geven binnen welke termijn [gedaagde] de woning conform de gemaakte afspraken, waaronder ook de inclusief de door [eiser] reeds betaalde HomePro keuken met toebehoren, te kunnen opleveren. [gedaagde] heeft hierop gereageerd bij brief van 2 augustus 2021 waarbij hij een brief van [aannemer] heeft gevoegd.
2.13.
Ook nadien heeft nog correspondentie tussen partijen plaatsgevonden. Op 16 september 2021 heeft [gedaagde] onder meer bericht dat de aannemer weer aan de slag gaat en dat ervan mag worden uitgegaan dat de woning binnen 4 tot 6 weken gereed zal zijn.
2.14.
Op 29 oktober 2021 heeft [gedaagde] [eiser] bericht dat er weliswaar vertragingen zijn maar dat de woning wordt afgebouwd.
2.15.
In opdracht van [eiser] is de woning op 3 december 2021 geïnspecteerd.
2.16.
De woning is tot op heden nog niet gereed.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na vermeerdering van eis -
Primair:
veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat dat [gedaagde] in gebreke is met een deugdelijke oplevering van de te bouwen woning in Thailand,
Subsidiair
de tussen partijen gesloten overeenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen in de door [eiser] geleden schade welke op grond van het ingebrachte rapport (productie 18) voorlopig, inclusief kosten, wordt begroot op een bedrag van € 80.000,00;
voorts
[gedaagde] te veroordelen in de overige door [eiser] geleden en nog te lijden schade, zulks nader op te maken bij staat.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft bij antwoordakte gereageerd op de akte vermeerdering van eis waarbij [eiser] subsidiair ontbinding van de overeenkomst vordert. [gedaagde] heeft in die akte inhoudelijk gereageerd op de gevorderde ontbinding maar heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan moet worden aangenomen dat de vermeerdering van eis van [eiser] in strijd is met de eisen van een goede procesorde. Voor zover [gedaagde] bezwaar heeft gemaakt tegen de gevorderde eisvermeerdering, wordt dit bezwaar dan ook ongegrond verklaard.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de bouw van een woning voor [eiser] in Thailand. [eiser] en [gedaagde] hebben met betrekking tot de bouw van die woning een zogenaamde bouwbegeleidingsovereenkomst d.d. 21 september 2021 gesloten. Vaststaat dat de woning tot op heden niet gereed is terwijl er ook gebreken aan de woning zijn.
Kwalificatie overeenkomst
4.3.
Tussen partijen is allereerst in geschil hoe de tussen hen gesloten overeenkomst gekwalificeerd moet worden. Volgens [eiser] is er sprake van een aanneemovereenkomst. [gedaagde] heeft dit betwist Volgens [gedaagde] is er sprake van bouwbegeleiding, oftewel van een overeenkomst van opdracht.
4.4.
Een overeenkomst van aanneming van werk is de overeenkomst waarbij de ene partij, de aannemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren, tegen een door de opdrachtgever te betalen prijs in geld. Een overeenkomst van opdracht is de overeenkomst waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan - voor zover hier relevant - het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.
4.5.
Bij de uitleg van een schriftelijke overeenkomst komt het volgens vaste rechtspraak aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij alle omstandigheden van het geval van belang zijn.
4.6.
Vaststaat dat partijen de tussen hen gesloten overeenkomst een “bouwbegeleidingsovereenkomst” hebben genoemd. De werkzaamheden van [gedaagde] bestaan volgens de omschrijving in de overeenkomst uit het “
begeleiding geven aan de bouw van een woning, (….)” welke zal worden gebouwd door een Thaise bouwondernemer”,uit “
het ontwerpen van de betreffende woning alsmede het vervaardigen van een bouwtekening en een begroting” en verder uit “
benoeming, aansturing en controle van een Thaise uitvoerder die leiding geeft aan de Thaise bouwondernemer”. Uit deze omschrijving kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden afgeleid dat partijen bedoeld hebben om [gedaagde] op te laten treden als aannemer. Zo zijn partijen immers uitdrukkelijk overeengekomen dat [gedaagde] de bouw “slechts” zal begeleiden en dat gebouwd zal worden door een Thaise bouwondernemer terwijl er ook nog een Thaise uitvoerder is die de betreffende bouwondernemer benoemt, aanstuurt en controleert. Ook de omschrijving van de overige werkzaamheden zoals het vervaardigen van een tekening en het maken van een begroting wijzen in de richting van bouwbegeleiding. [eiser] heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat er sprake is van een aanneemovereenkomst. Dat de echtgenote van [gedaagde] een aannemer in Thailand heeft benaderd voor de bouw van de woning en met deze aannemer een contract heeft gesloten, kan niet als een zodanige omstandigheid worden beschouwd. [gedaagde] heeft aangevoerd dat dit uit praktische overwegingen zo is uitgevoerd omdat de echtgenote van [gedaagde] in Thailand was c.q. woonde en daar alle contacten had. Dit was ook de reden dat er betalingen door [eiser] aan haar moesten worden voldaan. Deze betalingen zijn naar de rechtbank begrijpt, doorgestort naar de Thaise aannemer. Ter zitting is voorts gebleken dat de eerste deelbetaling ad € 11.825,- door [eiser] aan [gedaagde] moest worden voldaan. Naar de rechtbank begrijpt is die betaling bedoeld voor het werk dat [eiser] zelf moest verrichten. [eiser] heeft dit alles niet althans onvoldoende betwist. Al het voorgaande past naar het oordeel van de rechtbank ook binnen de tussen partijen overeengekomen bouwbegeleiding door [gedaagde] , die erop gericht is om [eiser] te ontzorgen. Slotsom is dat er geen sprake is van een aanneemovereenkomst maar van een overeenkomst van bouwbegeleiding; een overeenkomst van opdracht. Dit dient als uitgangspunt in het navolgende.
Veroordeling dwangsom
4.7.
[eiser] vordert primair een veroordeling tot betaling van een dwangsom. Een dergelijke veroordeling is een indirect executiemiddel en betreft een bijkomende veroordeling om druk uit te oefenen op de schuldenaar, zodat deze de tegen hem uitgesproken hoofdveroordeling zal nakomen. De veroordeling tot betaling van een dwangsom kan echter slechts als een bijkomende veroordeling aan de hoofdveroordeling worden toegevoegd en is niet mogelijk als hoofdveroordeling. [eiser] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling desgevraagd aangevoerd dat het de bedoeling was te vorderen dat de overeenkomst wordt nagekomen c.q. dat de woning wordt afgebouwd. Hij noemt dit de hoofdvordering. [eiser] heeft dit echter niet gevorderd en hij heeft zijn vordering op dit punt, ondanks andere eiswijzigingen, ook niet gewijzigd. Dit betekent dat er geen sprake is van de vereiste hoofdveroordeling. De primaire vordering ligt daarmee reeds voor afwijzing gereed.
Ontbinding overeenkomst
4.8.
Subsidiair vordert [eiser] ontbinding van de overeenkomst en veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de schade. Op grond van het bepaalde in artikel 6:265 BW kan iedere tekortkoming in de nakoming van een van de verbintenissen uit de overeenkomst grond opleveren voor gehele of gedeeltelijke ontbinding, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Indien nakoming niet blijvend of tijdelijk onmogelijk is, moet de schuldenaar eerst in verzuim zijn voordat de bevoegdheid tot ontbinding ontstaat.
4.9.
De eerste vraag die dan voorligt is of er sprake is van een tekortkoming van [gedaagde] in de bouwbegeleidingsovereenkomst. Naar de rechtbank uit de stellingen van [eiser] begrijpt, is de tekortkoming van [gedaagde] er in gelegen dat de woning niet conform de afspraken is afgebouwd, dat de bouw inmiddels al lange tijd stilligt terwijl alle begrote kosten (en zelfs nog meer) door [eiser] zijn voldaan. Niet in geschil is dat [gedaagde] op grond van de bouwbegeleidingsovereenkomst de bouw van de woning door de aannemer in Thailand dient te begeleiden. Daar valt naar het oordeel van de rechtbank ook onder dat [gedaagde] moet bewaken dat de bouw van de woning binnen de overeengekomen dan wel in ieder geval binnen een redelijke termijn gereed zou zijn. Nu vaststaat dat de woning nog steeds niet gereed is, terwijl de streefdatum 30 april 2021 was, kan niet worden aangenomen dat [gedaagde] in zoverre aan zijn contractuele verplichting heeft voldaan. [gedaagde] heeft dit ook onvoldoende gemotiveerd betwist. Daar komt nog bij dat [gedaagde] als bouwbegeleider ook gehouden is het budget te bewaken. Vast staat dat inmiddels meer dan de begrote kosten voor de bouw door [eiser] zijn voldaan terwijl er nog (aanzienlijke) kosten nodig zijn om de woning af te bouwen. Dat [gedaagde] [eiser] voor deze kosten voldoende heeft gewaarschuwd heeft [gedaagde] gesteld noch is daarvan anderszins gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank is [gedaagde] ook daarin tekortgeschoten in zijn taak als bouwbegeleider. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde] tekort geschoten is in de nakoming van de bouwbegeleidingsovereenkomst. [gedaagde] heeft ter zitting verklaard zijn werkzaamheden aangaande de bouw van de woning niet langer af te kunnen en te willen maken. In zoverre is er thans sprake van een blijvende onmogelijkheid in de nakoming en is er voor de bevoegdheid tot ontbinding geen verzuim vereist.
4.10.
Vorenbedoelde tekortkomingen van de zijde van [gedaagde] rechtvaardigen weliswaar ontbinding van de bouwbegeleidingsovereenkomst maar geen algehele ontbinding van de overeenkomst zoals gevorderd. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de stellingen van partijen kan worden afgeleid dat de bouwbegeleidingsovereenkomst deels wel correct is nagekomen, betaald en ook voltooid namelijk voor het deel dat zag op het ontwerp van de woning en het vervaardigen van een bouwtekening. [eiser] heeft ook niet gesteld noch is gebleken dat hij dit deel van de overeenkomst beoogt te ontbinden. Partiele ontbinding van de bouwbegeleidingsovereenkomst is wel gerechtvaardigd en dan voor zover de overeenkomst ziet op de begeleiding van het bouwproces. Daarin is [gedaagde] zoals in het voorgaande overwogen tekort geschoten.
4.11.
[eiser] heeft aan de gevorderde ontbinding geen vorderingen aangaande ongedaanmakingsverbintenissen verbonden. Hij heeft wel veroordeling van [gedaagde] gevorderd tot vergoeding van zijn schade ad € 80.000,- en verder nader op te maken bij staat. Ter onderbouwing van zijn stelling dat de schade € 80.000,- bedraagt, heeft hij als productie 18 een Thais inspectierapport overgelegd. [eiser] heeft dit rapport niet nader toegelicht. Hij heeft daarmee niet inzichtelijk gemaakt om welke schade het gaat en in hoeverre deze in causaal verband staat met de tekortkomingen van [gedaagde] zoals hiervoor uiteen gezet. Ook overigens heeft [eiser] geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit dat kan worden afgeleid. Onder die omstandigheden kan de schade in deze procedure niet worden vastgesteld dan wel begroot. De vordering tot vergoeding van de schade ad € 80.000,- kan in zoverre niet worden toegewezen. Nu [eiser] echter wel voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij door de tekortkomingen van [gedaagde] schade heeft geleden, zal de vordering tot vergoeding van die schade nader op te maken bij staat wel worden toegewezen.
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 127,43
- griffierecht 1.301,00
- salaris advocaat
2.957,50(2,5 punt × tarief € 1.183,00)
Totaal € 4.385,93
4.13.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
ontbindt de tussen partijen gesloten bouwbegeleidingsovereenkomst voor zover de overeenkomst ziet op de begeleiding van het bouwproces;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding van de dientengevolge geleden en nog te lijden schade van [eiser] , zulks op te maken bij staat,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 4.385,93,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Fleskens en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.