ECLI:NL:RBZWB:2023:318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
20 januari 2023
Zaaknummer
10157326_T18012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een civiele zaak naar de handelsrechter wegens onbevoegdheid van de kantonrechter

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres op 18 januari 2023 een vordering ingediend tegen gedaagden met betrekking tot een erfdienstbaarheid van overpad. Eiseres vordert onder andere de verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid is ontstaan en verzoekt gedaagden om medewerking te verlenen aan de vestiging van deze erfdienstbaarheid. Gedaagden hebben verweer gevoerd en stellen dat eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de vorderingen van eiseres niet om concrete geldbedragen gaan, maar om vorderingen van onbepaalde waarde. Volgens artikel 93 lid b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de kantonrechter alleen bevoegd om kennis te nemen van zaken met een waarde tot € 25.000,00. Aangezien er in deze zaak geen duidelijke aanwijzing is dat de vorderingen onder deze grens blijven, is de kantonrechter niet bevoegd om de zaak te behandelen.

Daarom heeft de kantonrechter besloten om de zaak ambtshalve te verwijzen naar de handelsrechter van team Civiel, Cluster II van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten voordat de verwijzing definitief wordt gemaakt. De beslissing om de zaak te verwijzen is genomen op 18 januari 2023, en de rolzitting is gepland op 15 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaak/rolnr.: 10157326 CV EXPL 22-2618
vonnis d.d. 18 januari 2023
inzake
[eiseres],
wonende te [woonadres 1] ,
eiseres,
hierna te noemen: “ [eiseres] ”,
gemachtigde: mr. C.J.I.F. van Beek, werkzaam bij Olie & De Jonge Advocaten te Goes,
tegen

1.[gedaagde sub 1] , en

2 [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [woonadres 2] ,
gedaagden,
hierna te noemen: “ [gedaagden] ”,
gemachtigde: mr. M.M.N.C. Schellekens, werkzaam bij Blenheim Advocaten B.V. te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 10 oktober 2022 met producties;
b. de conclusie van antwoord met producties.

2.Het geschil

2.1
[eiseres] vordert, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van een recht van overpad is ontstaan, waarbij het [perceel nummer 1] het dienend erf is en het [perceel nummer 2] het heersend erf;
II. [gedaagden] te veroordelen om op eerste oproep van [eiseres] medewerking te verlenen aan het vestigen van een erfdienstbaarheid bij de notaris en inschrijving hiervan in het kadaster, zulks op kosten van [gedaagden] en binnen 3 maanden na betekening van het vonnis;
III. [gedaagden] te veroordelen tot het terugzetten van de erfafscheiding op de oorspronkelijke plek, in die zin dat het pad/de brandgang in ieder geval 6 stoeptegels
breed is waardoor er aan de noordgrens van het perceel van [gedaagden] een uitweg is over een strook grond van 1 meter breed, zodat er weer sprake is van een onbelemmerde
doorgang/vrije toegang en er gevolg kan worden gegeven aan de erfdienstbaarheid zoals onder I gevorderd;
IV. [gedaagden] te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van
€ 500,00 per dag dan wel dagdeel dat door [gedaagden] gehandeld/nagelaten wordt in strijd met de verplichtingen als bedoeld onder II en III, met een maximum van
€ 5.000,00;
V. [gedaagden] te veroordelen tot betaling van € 925,00 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
VI. [gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten tot het beloop van € 131,00 een en ander te voldoen binnen 14 dagen na de dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf de bedoelde termijn voor de voldoening, alsmede een bedrag van € 68,00 in het geval van een betekening van het vonnis.
2.2
[gedaagden] voeren het volgende, uitvoerbaar bij voorraad, aan:
I. [eiseres] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen als ongegrond en/of onbewezen te ontzeggen en/of af te wijzen;
II. [eiseres] te veroordelen om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen vonnis aan [gedaagden] te betalen de werkelijk gemaakte kosten voor deze procedure, met de bepaling dat [eiseres] de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling, alsmede de nakosten verschuldigd zal zijn als zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan [gedaagden] heeft betaald.

3.De beoordeling

3.1
De kantonrechter overweegt als volgt. In deze zaak gaat het niet om concrete geldvorderingen, maar om vorderingen van onbepaalde waarde, onder verbeurte van een dwangsom. De kantonrechter is op grond van artikel 93 lid b Rv enkel bevoegd om van deze zaken kennis te nemen, als er een duidelijk aanwijzing bestaat dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,00. In dit geval bestaat zo’n aanwijzing niet.
3.2
Ingevolge het eerste lid van artikel 71 Rv zal de kantonrechter de zaak dan ook ambtshalve, in de stand waarin deze zich thans bevindt, moeten verwijzen naar de handelsrechter van team Civiel, Cluster II van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg.
3.3
Alvorens daartoe over te gaan worden partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.

4.De beslissing

De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 15 februari 2023 te 09.00 uurvoor akte aan de zijde van partijen als in overweging 3.3 is aangegeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023, in tegenwoordigheid van de griffier.