ECLI:NL:RBZWB:2023:315
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van beroep en verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaken
Op 20 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken BRE 19/3722, 19/3723, 21/2557 en 21/2558. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. D.M.H. van Klooster, hadden beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018. De inspecteur van de Belastingdienst heeft gereageerd met een verweerschrift. Tijdens de zitting op 17 december 2021 hebben de belanghebbenden, hun gemachtigde en de inspecteur deelgenomen via beeldverbinding. Na een arrest van de Hoge Raad op 24 december 2021 zijn de aanslagen verminderd, waarna de belanghebbenden hun beroepen hebben ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de proceskosten moet vergoeden, omdat de belanghebbenden gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 2.511, waarbij rekening is gehouden met de samenhangende zaken. Daarnaast is de inspecteur verplicht om de griffierechten van de belanghebbenden te vergoeden, elk ter hoogte van € 96.
De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot een proceskostenvergoeding van € 1.255,50 aan belanghebbende 1 en € 1.255,50 aan belanghebbende 2. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.