In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning en schuur aan de [straatnaam] 53 te [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Rucphen om deze panden voor een periode van drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de schuur, waar 102 hennepplanten en diverse attributen zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de sluiting gelast op basis van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij hij stelde dat de woning en de schuur als een functioneel geheel moeten worden beschouwd vanwege de illegale stroomvoorziening vanuit de woning naar de schuur.
Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester om ook de woning te sluiten, aangezien er in de woning zelf geen verboden middelen zijn aangetroffen. Hij stelt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting van de woning noodzakelijk is, en dat de gevolgen van de sluiting ingrijpend zijn voor hem en zijn gezin. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en de burgemeester afgewogen en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een functionele samenhang tussen de woning en de schuur, en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was gezien de ernst van de overtredingen en de risico's voor de openbare orde.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. De burgemeester mag de sluiting van de woning en de schuur uitvoeren met ingang van één week na de uitspraak.