ECLI:NL:RBZWB:2023:3136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1860 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting van woning en schuur door burgemeester wegens hennepkwekerij

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning en schuur aan de [straatnaam] 53 te [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Rucphen om deze panden voor een periode van drie maanden te sluiten. Dit besluit volgde op de ontdekking van een hennepkwekerij in de schuur, waar 102 hennepplanten en diverse attributen zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de sluiting gelast op basis van artikel 13b van de Opiumwet, waarbij hij stelde dat de woning en de schuur als een functioneel geheel moeten worden beschouwd vanwege de illegale stroomvoorziening vanuit de woning naar de schuur.

Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester om ook de woning te sluiten, aangezien er in de woning zelf geen verboden middelen zijn aangetroffen. Hij stelt dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de sluiting van de woning noodzakelijk is, en dat de gevolgen van de sluiting ingrijpend zijn voor hem en zijn gezin. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoeker en de burgemeester afgewogen en geconcludeerd dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een functionele samenhang tussen de woning en de schuur, en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was gezien de ernst van de overtredingen en de risico's voor de openbare orde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. De burgemeester mag de sluiting van de woning en de schuur uitvoeren met ingang van één week na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1860

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 mei 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. S. van Minderhout),
en

De burgemeester van de gemeente Rucphen (de burgemeester).

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 maart 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning en de schuur aan de [straatnaam] 53 te [woonplaats] voor een periode van drie maanden. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen verzoeker, zijn gemachtigde, en namens de burgemeester mr. S.F.J. Gelevert en [naam vertegenwoordiger] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Feiten en omstandigheden
1. Verzoeker is eigenaar van de woning (perceel [perceelnummer 1] ) en de schuur (perceel [perceelnummer 2] ) aan de [straatnaam] 53 te [woonplaats] .
Via een Hennepinformatiebericht heeft politie de burgemeester op de hoogte gesteld van een inval op het adres [straatnaam] 53 te [woonplaats] op dinsdag 24 januari 2023. Dit naar aanleiding van het vermoeden van een hennepkwekerij. Tijdens metingen van Enexis werd er namelijk elektriciteitsverbruik geregistreerd dat boven het huishoudelijk gebruik uit kwam.
Uit het Hennepinformatiebericht blijkt dat in de schuur achter de woning een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen met de volgende attributen: 102 planten in één ruimte, 20 armaturen (10 aangesloten, 10 niet aangesloten), 10 assimilatielampen (aangesloten), veel elektrische snoeren, 1 schakelbord, 1 tijdsschakelaar, 10 transformatoren koper, 1 koolstoffilter, 1 slakkenhuis, 4 ventilatoren, 1 kachel, 5 kannen groeimiddelen, 3 hygro ph en 14 knipbenodigdheden.
In een ruimte die aan de schuur vast zit, is een plastic tas met € 24.900,- aan contant geld aangetroffen en een geldtelmachine. Daarop is de politie een doorzoeking gestart in de woning om te zoeken naar voorwerpen met waarde. In de woning zijn diverse spullen aangetroffen en in beslag genomen, waaronder 3 Rolexen, 11 paar schoenen, sierraden en 42 stuks Versace servies.
De burgemeester heeft bij Enexis informatie opgevraagd over de stroomvoorziening in de schuur. Daarop heeft Enexis bij e-mail van 14 februari 2023 laten weten dat de illegale kabel ten behoeve van de hennepkwekerij was aangesloten in de meterkast van de woning. Er is geen tweede aansluiting op het perceel aanwezig, dus ook niet in de schuur waar de kwekerij is aangetroffen. Er zijn foto’s bijgevoegd ter illustratie van de wijze waarop er illegaal werd afgetakt op het aansluitkastje van Enexis.
Naar aanleiding van deze bevindingen heeft de burgemeester in de brief van 16 februari 2023 aan verzoeker zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning en de schuur te sluiten voor de duur van drie maanden. Verzoeker heeft tegen het voornemen van de burgemeester een zienswijze kenbaar gemaakt.
Op 22 februari 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de burgemeester en verzoeker.
De burgemeester heeft verzoeker bij het bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning en de schuur te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 22 maart 2023 (14:30 uur).
Op 12 maart 2023 heeft verzoeker verzocht de sluiting van de woning en de schuur uit te stellen in verband met de slechte (medische) toestand van zijn vader. Bij e-mail van 14 maart 2023 heeft de burgemeester dat verzoek afgewezen. Op diezelfde dag is verzoekers vader overleden. De crematie stond gepland op 21 maart 2023. Op 15 maart 2023 heeft er wederom een gesprek tussen de burgemeester en verzoeker plaatsgevonden om te bespreken of de sluiting van de woning en de schuur uitgesteld kan worden gelet op verzoekers persoonlijke omstandigheden. Bij e-mail van 16 maart 2023 heeft de burgemeester aan verzoeker laten weten de sluiting van de woning en de schuur uit te stellen tot maandag 27 maart 2023 (14:30 uur).
Namens de burgemeester heeft gemachtigde [naam vertegenwoordiger] telefonisch en per e-mail van 24 maart 2023 toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot de voorzieningenrechter uitspraak doet in deze zaak.
Standpunt van verzoeker
2.1
Verzoeker betwist niet dat er een hennepkwekerij in zijn schuur is aangetroffen en dat de burgemeester daarom bevoegd is de schuur te sluiten. Wel betwist hij de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten. In de woning zijn geen verboden middelen of voorwerpen aangetroffen. Ook volgt nergens uit dat er vanuit de woning is gehandeld in drugs of dat er loop naar het pand zou zijn. Er is ook geen sprake van een zodanige relatie tussen de woning en de schuur dat deze als één geheel moeten worden beschouwd. Er is geen rechtstreekse verbinding, de woning en schuur staan ieder op een eigen perceel. De gebouwen hebben een zelfstandige gebruiksfunctie en eigen toegangsdeuren. Er is geen sprake van een functionele eenheid. Het enkele feit dat Enexis heeft vastgesteld dat sprake is van stroomvoorziening vanuit de woning naar de schuur, is volgens verzoeker onvoldoende om ook handhavend op te treden ten aanzien van de woning.
2.2
Voor zover er wel een handhavingsbevoegdheid zou zijn ten aanzien van de woning, stelt verzoeker dat de sluiting niet noodzakelijk is. In dit geval kan het beoogde doel worden bereikt met het sluiten van de schuur. In het bestreden besluit is onvoldoende gemotiveerd waarom een herstelmaatregel ten aanzien van de woning nodig zou zijn. Eerdere overtredingen van de Opiumwet zijn daarvoor niet relevant, nu deze buiten de terugkijktermijn vallen.
2.3
Verzoeker stelt dat de gevolgen van de sluiting ingrijpend zijn voor hem en zijn gezin. De burgemeester heeft er onvoldoende rekening mee gehouden dat het voor hen lastig is om op korte termijn vervangende woonruimte te vinden. Zij hebben beperkte financiële middelen en er zijn niet veel huurwoningen beschikbaar. De burgemeester heeft ook niet geïnformeerd naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting.
2.4
Volgens het “Damoclesbeleid gemeente Rucphen 2020” (hierna: het Damoclesbeleid) is het uitgangspunt sluiting voor twee maanden, maar in dit geval is sluiting voor drie maanden gelast omdat sprake zou zijn van verzwarende omstandigheden. Verzoeker betwist dit. Dat beroeps- of bedrijfsmatige teelt het doel zou zijn, volgt nergens uit. De verwijzing van de burgemeester naar de Aanwijzing Opiumwet wordt niet gevolgd. De bestemming kan niet worden afgeleid uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen goederen. Daarvoor is volgens vaste rechtspraak nadere steun in andere bewijsmiddelen vereist, en die steun ontbreekt in dit geval. Gevaarzetting zou bij elke hennepkwekerij aan de orde kunnen zijn: niet valt in te zien waarom dit een langere sluitingsduur zou rechtvaardigen. Dat geldt ook voor het aangetroffen contante geld. Een sluiting van drie maanden voldoet dan ook niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Bevoegdheid
3.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt geldt dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram of 5 planten softdrugs de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1] In het Damoclesbeleid is ook opgenomen dat in het geval van hennepproducten van een handelshoeveelheid wordt gesproken bij een hoeveelheid van meer dan 5 planten.
3.2
In dit geval is in de schuur een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 102 planten. Verzoeker betwist de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van de schuur over te gaan daarom niet. Hij betoogt echter dat de burgemeester zich bij de sluiting had moeten beperken tot de schuur. Volgens verzoeker is de burgemeester niet bevoegd om ook de woning te sluiten, nu daar geen overtreding is geconstateerd.
3.3
In de rechtspraak is als criterium ontwikkeld dat van belang is of er een zodanige relatie bestaat tussen de onderscheiden (delen van) bouwwerken dat die als één geheel moeten worden beschouwd. [2] Als een dergelijke samenhang bestaat, dan strekt de bevoegdheid zich uit tot dat geheel, ongeacht of in de onderscheiden onderdelen al dan niet handelsvoorraden drugs zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter weegt bij die beoordeling mee dat de sluitingsbevoegdheid enerzijds is bedoeld om aan het voorhanden hebben van de handelsvoorraad daadwerkelijk een einde wordt gemaakt, maar anderzijds om naar de (criminele) buitenwereld te laten zien dat de betreffende, als zodanig bekend staande locatie aan de drugshandel is onttrokken. Tegen die achtergrond beoordeelt de voorzieningenrechter of de woning en de schuur als een samenhangend geheel moeten worden gezien.
3.4
Niet in geschil is dat er in de woning geen zaken zijn aangetroffen die direct gerelateerd zijn aan de hennepkwekerij in de schuur. De schuur en de woning staan bovendien niet op hetzelfde perceel en hebben ieder een zelfstandige gebruiksfunctie. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in de stelling dat dit maakt dat er geen sprake is van een samenhangend geheel. De burgemeester heeft in dit geval van doorslaggevend belang kunnen achter dat de woning en de schuur op korte afstand van elkaar staan en de stroomvoorziening van de hennepkwekerij vanuit de woning afkomstig was. De illegale aftakking is gemaakt in de meterkast van de woning, waarmee de woning direct betrokken was bij de hennepkwekerij. Uit de informatie van Enexis blijkt dat het perceel waarop de schuur staat geen eigen aansluiting op het elektriciteitsnet heeft. In die zin had de hennepkwekerij dan ook niet kunnen functioneren zonder de woning – de woning was een noodzakelijke en cruciale schakel bij de geconstateerde overtreding van de Opiumwet. Er is dus sprake van functionele samenhang. Bovendien is de schuur vanaf de openbare weg alleen te bereiken via de toegangspoort naast de woning. Daarnaast kan de schuur bereikt worden via de poort in de omheining van de tuin van de woning. De woning en de schuur zijn dus niet totaal gescheiden van elkaar, ook al staan ze op twee verschillende percelen. Ook dit maakt dat er sprake is van een samenhangend geheel. De voorzieningenrechter wijst hierbij op de uitspraak van de ABRvS van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1993 (i.h.b. r.o. 3.3). De burgemeester was dan ook bevoegd (ook) de woning te sluiten.
Toepassing van de bevoegdheid
4.1
Op grond van de artikel 4:84 van de Awb [3] handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.2
Volgens vaste rechtspraak [4] moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is.
4.3
Bij de beoordeling of de burgemeester gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting dient de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
Geschiktheid
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan sluiting van een woning een geschikt middel zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het tegengaan van drugshandel, het voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit een pand, het wegnemen van risico’s voor omwonenden en het afgeven van een zichtbaar signaal aan de omgeving dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit.
Dit laat onverlet dat woningsluiting een zeer ingrijpende maatregel is en dat niet tot sluiting mag worden overgegaan als dat gelet op de omstandigheden niet noodzakelijk en evenwichtig is. In dat geval zou de burgemeester in redelijkheid moeten afwijken van zijn beleid en met een minder ingrijpend middel, zoals een waarschuwing, moeten volstaan.
Noodzakelijkheid
6.1
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [5]
6.2
In dit geval is niet gebleken dat er aanwijzingen zijn dat er vanuit de woning van verzoeker drugs zijn verhandeld of dat er sprake is geweest van loop of overlast. De burgemeester heeft echter diverse andere relevante omstandigheden betrokken bij de beoordeling of sluiting van de woning noodzakelijk is. Zo heeft de burgemeester in het bestreden besluit overwogen dat de handel in drugs een gecompliceerd proces is dat vaak niet door een enkele persoon wordt gerealiseerd
.Aflevering van de benodigde materialen of verkoop ervan wordt vaak gedaan door mensen uit het criminele circuit. De aanwezigheid en de werkzaamheden van deze mensen brengen risico’s met zich mee. Ook de transacties van middelen en geld brengen risico’s met zich mee
.Het is daarom niet onaannemelijk dat er in de directe omgeving van de woning overlast is ontstaan door de aanwezigheid van de hennepkwekerij in de schuur bij de woning. De bekendheid als locatie waar verdovende middelen aanwezig zijn, brengt gevaar met zich mee en dient te worden tegengegaan. De openbare orde in de directe omgeving dient gewaarborgd te zijn.
6.3
Verder heeft de burgemeester er in het verweerschrift op gewezen dat de woning van verzoeker zich bevindt in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. In de afgelopen 5 jaar zijn in een straal van één vierkante kilometer 11 woningen gesloten in verband met overtredingen van de Opiumwet. Er wordt ook drugs gerelateerde overlast gemeld in dit gebied. Daarnaast heeft de burgemeester terecht relevant geacht dat er sprake is van een recidivesituatie, aangezien de woning en de schuur van verzoeker in 2016 en 2018 ook al gesloten zijn in verband met overtredingen van de Opiumwet. Gelet op deze omstandigheden heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat er een noodzaak bestond om de woning te sluiten. Een waarschuwing zal in dit geval onvoldoende effect sorteren.
Evenwichtigheid
7.1
Bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moeten ook de gevolgen daarvan worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM. [6] Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
7.2
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar vervangende woonruimte, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid en leidt niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is. [7] Ook is niet aannemelijk gemaakt dat het voor verzoeker onmogelijk is om voor drie maanden aan vervangende woonruimte te komen voor hem en zijn gezin. Niet gebleken is dat zij niet bij vrienden of familie terecht kunnen, bijvoorbeeld bij een van de twee tantes van verzoeker die in [woonplaats] woonachtig zijn. Mocht dit geen optie zijn, dan kan verzoeker tijdelijk een vervangende woonruimte huren. Verzoeker heeft aangevoerd dat er sprake is van beperkte financiële middelen, maar ter zitting heeft hij verklaard dat hij inmiddels werk heeft en daarmee € 1.400,- per week verdient. Daarmee moet hij staat worden geacht om vervangende woonruimte voor hem en zijn gezin te kunnen bekostigen. Daarbij komt dat verzoeker al sinds 3 maart 2023 op de hoogte is van de voorgenomen sluiting, terwijl onduidelijk is gebleven welke concrete stappen hij sindsdien heeft genomen om vervangende woonruimte te vinden. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden bij de camping waar hij tijdens de vorige sluiting van zijn woning tijdelijk onderdak had gevonden, maar dat die camping momenteel vol zit. Buiten het feit dat hij deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd, is niet gebleken dat er geen beschikbare accommodaties zijn op andere campings in de (omgeving van de) gemeente Rucphen. Verder is van belang dat verzoeker en zijn gezin na de sluiting weer terug kunnen keren naar hun woning. Er is dan ook geen aanleiding om te oordelen dat de sluiting in het geval van verzoeker en zijn gezin onevenwichtig moet worden geacht.
Duur van de sluiting
8. Volgens het Damoclesbeleid van de gemeente Rucphen rechtvaardigt het feit dat er een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen een sluiting voor de duur van twee maanden. Er kan echter sprake zijn van verzwarende omstandigheden die een langere sluitingstermijn kunnen rechtvaardigen. Volgens de burgemeester zijn in dit geval vier van de negen (niet limitatief) in het beleid genoemde verzwarende omstandigheden van toepassing. Allereerst is er sprake van een significante overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen: er zijn 102 hennepplanten aangetroffen, waarmee bijna 2900 gram hennep kan worden vervaardigd. Daarnaast zijn er indicatoren die erop wijzen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Daarbij heeft de burgemeester gewezen op de artikel 3.2.1. van de Aanwijzing Opiumwet, waaruit blijkt dat hierbij onder meer de schaalgrootte, de mate van professionaliteit en het doel van de teelt een rol kunnen spelen. Gelet op de aangetroffen planten en attributen in de schuur en de verklaring van verzoeker in de zienswijze over de reden waarom hij de hennepkwekerij is gestart, kan gesproken worden van bedrijfs- of beroepsmatige teelt. Verder is er een grote som contant geld aangetroffen en is er sprake van gevaarzetting en risico’s voor de bewoners en omwonenden, gelet op het brandrisico door de illegale aftakking in de meterkast en de situering van de woning in de omgeving. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hiermee afdoende gemotiveerd waarom een langere sluitingsduur in het geval van verzoeker gerechtvaardigd is.

Conclusie en gevolgen

9. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
Ter zitting heeft verzoeker verzocht om, in het geval van een afwijzing van het verzoek, te bepalen dat de burgemeester hem één week de tijd geeft om de sluiting voor te bereiden. De burgemeester heeft daarmee ingestemd. Dit betekent dat de burgemeester één week na de verzending van deze uitspraak uitvoering mag geven aan het bestreden besluit, waarin verzoeker wordt gelast om de woning en de schuur te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van drie maanden.
10. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 9 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765.
2.ABRvS 19 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:489.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie bijvoorbeeld ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916.
5.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7.ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630.