ECLI:NL:RBZWB:2023:3122

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
10118011 CV EXPL 22-2973 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid verhuisbedrijf voor schade aan lift tijdens verhuizing

In deze civiele zaak heeft de Vereniging van Eigenaren (VvE) een rechtszaak aangespannen tegen Trust Verhuizingen Holding B.V. naar aanleiding van schade aan de lift van een appartementencomplex tijdens een verhuizing op 25 maart 2021. De VvE stelde dat de schade was veroorzaakt door het klem komen te zitten van een bank in de lift, wat leidde tot schade aan de liftdeur. In een tussenvonnis van 25 januari 2023 werd de VvE opgedragen bewijs te leveren van de schade en de oorzaak ervan. De VvE overhandigde verklaringen van getuigen, waaronder de heer [naam 1] en de heer [naam 2], die bevestigden dat de bank klem had gezeten en dat er schade was ontstaan aan de liftdeur.

Trust betwistte de verklaringen en stelde dat de schade niet door hun toedoen was ontstaan. De kantonrechter oordeelde dat de VvE voldoende bewijs had geleverd dat de schade aan de lift was veroorzaakt door de verhuizing en dat Trust tekort was geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden. De kantonrechter concludeerde dat Trust aansprakelijk was voor de schade en dat de herstelkosten, onderzoekskosten en buitengerechtelijke kosten aan de VvE vergoed moesten worden. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 7.106,30, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 mei 2022.

De kantonrechter vernietigde een eerder verstekvonnis en wees de vordering opnieuw toe, waarbij Trust werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 26 april 2023 door mr. Tilman-Knoester.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10118011 \ CV EXPL 22-2973
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
Trust Verhuizingen Holding B.V.,
gevestigd te Breda,
opposante,
hierna te noemen: Trust,
gemachtigde: mr. J. Smael,
tegen
Vereniging van Eigenaren [geopposeerde],
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geopposeerde,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. T. Reitsma,
is op 25 januari 2023 tussenvonnis gewezen.

1.Het vervolg van de procedure

De procesgang na voornoemd tussenvonnis blijkt uit de volgende stukken:
De akte overlegging productie van de kant van de VvE;
De antwoordakte naar aanleiding van de akte overlegging producties d.d. 22 februari 2023.
Daarna is vonnis bepaald.
.
2.
Het verdere geschil
2.1
Bij tussenvonnis van 25 januari 2023 is overwogen dat de VvE ten tijde van dat vonnis onvoldoende bewijs heeft geleverd dat Trust tijdens de verhuizing van 25 maart 2021 (de in januari 2022 herstelde) schade aan de lift van appartementencomplex aan de [adres] oneven te [vestigingsplaats] heeft veroorzaakt. De VvE is bij dat vonnis opgedragen daarvan bewijs te leveren.
2.2
De VvE heeft bij akte twee verklaringen overgelegd: één afkomstig van
de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), wiens bank werd verhuisd, en één afkomstig van
de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ), lid van de Technische Commissie van de VvE.
2.3
[naam 1] heeft onder andere het volgende verklaard over het incident van de bank in de lift op 25 maart 2021:

Rond 14.30 uur, waren 2 van de verhuizers op ons nieuwe adres bezig met het monteren van kledingkasten, toen er enige commotie ontstond. De andere verhuizers waren beneden om de bank op te halen. Een van de verhuizers die boven waren, degene die naar ons idee de regie voerde (de “voorman”) werd geroepen, omdat er een probleem was.
Hij liep naar de lift. De lift stond aan onze kant open. Ik ( [naam 1] ) liep achter de verhuizer aan om te zien wat er aan de hand was.
De situatie toen: de liftdeur stond open. In de lift de bank met 2 verhuizers. Onze bank stond schuin in de lift, omdat het anders niet paste. De poten van de bank waren niet gedemonteerd. De bank heeft afschroefbare metalen poten. De liftdeuren aan de overzijde van de lift waren uiteraard gesloten. Een van de poten van de bank zat klem tussen de tegenoverliggende schuifdeuren van de lift, op de plaats waar de twee schuifdelen over elkaar schuiven. Er was geen beweging in te krijgen, dus de bank kon niet uit de lift. Er was commotie tussen de verhuizers. Er was irritatie over de manier, waarop ze beneden de bank in de lift hadden gezet. De hele discussie kan ik niet letterlijk herhalen, maar dat er onenigheid was, was duidelijk. De verhuizers hebben uiteindelijk in de lift de betreffende poot van de bank losgeschroefd, waarna de bank uit de lift kon. De vastzittende poot kon toen tussen de schuifdeuren uitgewrikt worden.
Bovenstaande heb ik ( [naam 1] ) met eigen ogen geconstateerd. (…)
Ik constateerde, dat er een behoorlijke schade aan de liftdeur was, op de plaats waar de poot van de bank klem had gezeten. De poot van de bank was verbogen. De verhuizers hebben de poot weer rechtgebogen en opnieuw vastgeschroefd.
De poot van de bank was ook enigszins beschadigd, maar dat hebben we geaccepteerd.
2.4
[naam 2] heeft onder andere verklaard:

Bij mijn aankomst ter plaatse de vraag stelde aan de aanwezige verhuizers, die buiten bij de hoofdingang stonden en nadat ik me had voorgesteld:
Wat er nu precies gebeurd was tijdens het transport met de bank
Was hun reactie, waar bemoeit u zich mee, ze zeggen dat het onze schuld is, maar we betalen niets.
2.5
Trust heeft in reactie daarop, kort gezegd, aangegeven de verklaring van [naam 1] te betwisten. Van klem zitten van een bankstel was geen sprake en [naam 1] heeft het gestelde schadeveroorzakende feit zelf niet waargenomen. De enige discussie die tijdens de verhuizing ontstond zag op het niet deugdelijk werken van de liftsensor. Daarbij geldt dat de verklaring van [naam 1] , die lid is van de VvE, een partijgetuigenverklaring is, waarvan beperkte bewijskracht uitgaat. [naam 2] heeft het incident zelf niet waargenomen.
2.6
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 25 januari 2023 overwogen dat de VvE kennelijk de stelling heeft verlaten dat de gestelde schade is veroorzaakt door het klemzitten van de bank.
2.7
De kantonrechter begrijpt nu, mede na het lezen van de verklaring van [naam 1] , dat dat niet het geval is, en de VvE zich wel degelijk op het standpunt stelt dat de schade is ontstaan als gevolg van het klemzitten van de bank. De deskundige, DLR Eurlicon, heeft geconcludeerd dat de bank (of een soortgelijk object) niet is komen klem te zitten
tussen twee sluitende deuren, maar bij het
opengaanervan tussen twee over elkaar schuivende deuren (zie overweging 2.9 van het tussenvonnis van 25 januari 2023).

3.De verdere beoordeling

Bewijsopdracht geslaagd: Trust heeft schade veroorzaakt aan de lift op 25 maart 2021
3.1
Naar het oordeel van de kantonrechter is in voldoende mate komen vast te staan dat
er tijdens de verhuizing van 25 maart 2021 schade is veroorzaakt aan de lift door het komen klem te zitten van de bank.
In het kader van haar bewijsopdracht heeft de VvE een verklaring van [naam 1] overgelegd. [naam 1] heeft verklaard dat hij zag dat de poot van de bank klem zat op de plaats waar de schuifdeuren van de lift over elkaar heen schuiven, dat de poot eerst is losgeschroefd van de bank en daarna tussen de schuifdeuren uit is losgewrikt en schade aan de liftdeur zichtbaar was op de plaats waar de poot van de bank klem had gezeten.
De verklaring van [naam 1] vindt steun in de verklaring van [naam 2] , die het klem zitten van de bank in de lift blijkens zijn verklaring weliswaar niet zelf waargenomen, maar wel heeft verklaard dat de verhuizers op enig moment tijdens de verhuizing, gevraagd naar het incident met de bank, tegen hem zeiden: ‘
waar bemoeit u zich mee, ze zeggen dat het onze schuld is, maar we betalen niets’. Ook heeft [naam 2] verklaard foto’s te hebben genomen van de beschadigde deuren van de lift. De verklaring van [naam 2] bevestigt dan ook dat er schade is ontstaan tijdens de verhuizing.
Verder is bij conclusie van antwoord in oppositie een e-mailbericht van 25 maart 2021 overgelegd van mevrouw [naam 1] aan Trust in het geding gebracht, waarin is aangegeven dat één van de poten tijdens de verhuizing kwam klem te zitten en een deuk heeft veroorzaakt in de liftdeur. Bij dat e-mailbericht is ook een foto gevoegd.
In het emailbericht van 4 juni 2021 in reactie daarop heeft Trust bericht:

Ik heb het hier overlegd en we hadden graag meegedacht aan een oplossing, echter is het niet onze fout dat de liftdeuren sluiten terwijl wij en/of daar meubelstukken staan.
De lift hoort open te blijven wanneer er een mogelijkheid is dat er iets tussen komt.
Wij vinden dan ook dat u dit niet op ons kunt verhalen en vinden dat u het op uw eigen verzekering of de verzekering van het pand moet verhalen.’ De inhoud van dit emailbericht lijkt te bevestigen dat er schade is ontstaan tijdens de verhuizing. Dat er schade is ontstaan, wordt daarin althans niet betwist door Trust. Ook wordt niet aangegeven dat de liftdeur er na het incident niet uitzag zoals op de door mevrouw [naam 1] toegezonden foto.
Deze omstandigheden tezamen leiden de kantonrechter tot de conclusie dat er op 25 maart 2021 schade is ontstaan aan de lift doordat de te verhuizen bank is komen klem te zitten.
Dat er geen getuigen zijn van de kant van de VvE die exact hebben waargenomen op welke manier de bank is komen klem te zitten (door het sluiten dan wel openen van de liftdeuren), doet daaraan niet af.
Toedracht ontstaan schade: tijdens het openen van de lift
3.2
De vraag is dan of de schade is ontstaan tijdens
het sluitenvan de deuren ([subsidiaire] standpunt Trust) of tijdens
het openenvan de deuren. Trust heeft bij verzetdagvaarding aangegeven dat de deuren tijdens de verhuizing éénmaal zijn gesloten terwijl er beweging was rondom de lift.
Als de schade aan de lift zou zijn ontstaan tijdens het sluiten van de deuren, zou dat volgens Trust betekenen dat de liftsensoren niet goed werkten, waarvan haar geen verwijt valt te maken.
Als de schade aan de lift zou zijn ontstaan tijdens het openen van de deuren, is dat Trust te verwijten. Het behoort immers tot de taak van een verhuizer die een lift gebruikt tijdens een verhuizing om ervoor te zorgen dat de liftdeuren zich op behoorlijke wijze kunnen openen, zonder dat schade aan de lift wordt veroorzaakt.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit het rapport van DLR Eurlicon blijkt dat de schade niet kan zijn ontstaan tijdens het sluiten van de deuren. Verwezen zij naar productie 10 bij de oorspronkelijke dagvaarding. Naar het oordeel van de deskundige heeft het bankstel (of soortgelijk object) de liftdeur beschadigd tijdens het openlopen ervan.
Tussenconclusie: Trust dient de ontstane schade te vergoeden
3.3
Dat betekent dat Trust tekort is geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden en gehouden is de als gevolg van het klem zitten ontstane schade te vergoeden.
In voldoende mate staat vast dat de herstelde schade de door Trust veroorzaakte schade is
3.4
Dan resteert de vraag of de in januari 2022 herstelde schade de door Trust veroorzaakte schade betreft. Trust heeft in de verzetdagvaarding aangevoerd dat de lift in de periode maart 2021 – januari 2022 dagelijks is gebruikt en er dus van alles gebeurd kan zijn, daarmee bedoelende dat de in januari 2022 gerepareerde schade ook de door een ander, ná maart 2021 veroorzaakte schade kan zijn.
Hoewel in theorie juist is dat er tussen maart 2021 en januari 2022 nieuwe/andere schade dan veroorzaakt door de verhuizing van de goederen van [naam 1] kan zijn ontstaan, verwerpt de kantonrechter dit verweer van Trust. De VvE heeft de schade direct na het ontstaan ervan aan Trust doorgegeven en een foto ervan toegezonden aan Trust. Trust heeft in reactie daarop niet aangegeven dat de foto niet de aan de lift ontstane schade weergeeft.
Verder is Trust uitgenodigd om bij het bezoek van DLR Euriclon op 15 maart 2022 ter beoordeling van de liftinstallatie aanwezig te zijn, maar is zij daarop niet ingegaan. Trust heeft daarmee de kans gehad om input te leveren over de toedracht van de in januari 2022 herstelde schade, maar deze kans niet genomen. Trust heeft ook niet weersproken dat de door de deskundige gehanteerde foto’s van de schade dezelfde is als de schade die in maart 2021 is ontstaan.
Aan haar huidige stelling dat er na maart 2021 andere schadeveroorzakende gebeurtenissen kunnen hebben plaatsgevonden die de in januari 2022 herstelde schade hebben veroorzaakt, kan daarom niet de waarde worden gehecht die Trust daaraan wenst te hechten. In voldoende mate staat daarom vast dat de in januari 2022 herstelde schade de door Trust veroorzaakte schade betreft.
Schadevergoeding: hoogte en posten
3.5
De kosten van het herstel van de lift bedragen ingevolge de factuur van Kone van
26 januari 2022 € 4.988,14 (productie 9 bij dagvaarding), te betalen vóór 25 februari 2022. Die herstelkosten dient Trust te betalen. De VvE maakt primair aanspraak op de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 22 juli 2021, maar heeft dat niet onderbouwd. De wettelijke rente over de herstelkosten zijn daarom toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding, zoals subsidiair gevorderd.
3.6
De onderzoekskosten van € 1.494,35 (waarvoor DLR Eurlicon de VvE de als productie 11 bij oorspronkelijke dagvaarding verzonden factuur heeft gestuurd) heeft Trust noodzakelijk gemaakt, doordat zij ten onrechte betwistte aansprakelijk te zijn voor de door haar veroorzaakte schade. Trust is daarom gehouden ook de onderzoekskosten voor haar rekening te nemen.
De wettelijke rente over de onderzoekskosten is toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding, te weten 19 mei 2022, zoals gevorderd.
3.7
De VvE maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat de VvE voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Bij de oorspronkelijke dagvaarding zijn meerdere sommatiebrieven in het geding gebracht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 623,81 komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten is als vermogensschade toewijsbaar vanaf de dag van de dagvaarding of zoveel eerder als de schuldenaar dienaangaande in verzuim is en voor zover die kosten voordien daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu echter niet gesteld is op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk door de VvE zijn betaald, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag van de dagvaarding, te weten 19 mei 2022.
Conclusie
3.8
Dat betekent dat de door de VvE geleden schade de volgende posten bedraagt:
- € 4.988,14 aan herstelkosten;
- € 1.494,35 aan onderzoekskosten;
- € 623,81 aan buitengerechtelijke kosten,
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2022 tot de dag van voldoening.
3.9
Omdat bij verstekvonnis van 13 juli 2022 het primair gevorderde is toegewezen, terwijl over de herstelkosten slechts de wettelijke rente vanaf 19 mei 2022 toewijsbaar is, zal het verstekvonnis voor de duidelijkheid worden vernietigd, en de vordering, opnieuw rechtdoende, worden toegewezen zoals hiervoor uiteengezet.
Proceskosten en nakosten
3.1
Trust zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten aan de zijde van de VvE bestaan uit:
  • Explootkosten € 108,41
  • Griffierecht € 514,-
  • Salaris gemachtigde (2,5 punt x € 330,-) € 825,-
3.11
De nakosten zijn toewijsbaar als hierna te melden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
In oppositie
vernietigt het vonnis van 13 juli 2022 van de kantonrechter te Breda, gewezen onder zaaknummer 9900213 CV EXPL 22-1671;
Opnieuw rechtdoende
veroordeelt Trust om aan de VvE te betalen het bedrag van € 7.106,30, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 mei 2022 tot de dag van voldoening;
veroordeelt Trust in de kosten van de procedure, aan de zijde van de VvE vastgesteld op
€ 1.447,41;
veroordeelt Trust in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op
• € 132,- aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan,
en
• de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.