ECLI:NL:RBZWB:2023:3099

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
71-228526-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen Opiumwet met betrekking tot 339 kilogram MAMDPA

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 april 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. A.G. Janssen-de Boer, beschuldigde de verdachte van het voorhanden hebben van MAMDPA, een pre-precursor voor MDMA, en het faciliteren van de productie van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen handelingen heeft verricht die wezenlijk bijdroegen aan de voorbereidingen voor de productie van MDMA. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de illegale aard van de zending, gezien de omstandigheden waaronder deze was verzonden en ontvangen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan medeplegen van het voorbereiden van een feit als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank legde ook verbeurdverklaring op van in beslag genomen goederen, waaronder een voertuig en een geldbedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 71/228526-21
vonnis van de meervoudige kamer van 9 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 april 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigd raadsman. De officier van justitie
mr. A.G. Janssen-de Boer en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen (door onder meer het voorhanden hebben van de stof 3,4-methyleendioxy-1-(2-propanon)-1-methoxycarbonyl (hierna: MAMDPA) ten behoeve van de productie van MDMA.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. De handelingen met betrekking tot de MAMDPA kunnen geen ander doel hebben gehad dan de voorbereiding voor de productie van harddrugs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit. Er is geen bewijs dat verdachte wetenschap had van de MAMDPA die hij heeft getransporteerd. Evenmin bevat het dossier bewijs dat verdachte opzet heeft gehad op de bestemming van de MAMDPA: de productie van MDMA. Verdachte heeft ook niet meer gedaan dan het ophalen op Schiphol en vervoeren naar Rotterdam. Andere handelingen heeft hij niet verricht. Daarnaast is de aangetroffen MAMDPA voor het verdere transport in beslag genomen en vervangen door gips en heeft verdachte dus feitelijk geen verboden stof vervoerd. Ook wordt aangevoerd dat geen sprake kan zijn van medeplegen, omdat hiervoor geen bewijsmiddelen zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Algemeen
De betekenis die aan de bewijsmiddelen in een concrete strafzaak kan worden toegekend, wordt mede bepaald door het bredere kader van de strafzaak waarbinnen het bewijs moet worden beoordeeld. In deze zaak is dat de ontdekking door de douane bij Schiphol van 339 kilogram MAMDPA, te weten een pre-precursor van MDMA. De zending MAMDPA zat verpakt in totaal twaalf dozen met daarin bruinkleurige zakken, afkomstig uit Hong Kong, waarbij werd aangegeven dat het zou gaan om ‘Lewis Paint MAR/A (verf)’. De MAMDPA is in beslag genomen. In de bruinkleurige zakken werden zakken gips teruggeplaatst. Ook werd residu achtergelaten ten behoeve van de geur. De zending is vervolgens gecontroleerd doorgelaten voor verder transport. Op dat moment zijn alle verdachten daarvan onkundig gebleven. Twee van de drie verdachten hebben tijdens het strafproces een beroep gedaan op hun zwijgrecht en zijn niet ter terechtzitting verschenen, één verdachte heeft pas ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Dit heeft tot gevolg dat de inhoud van een deel van de bewijsmiddelen moet worden beoordeeld naar de uiterlijke verschijningsvorm die uit de betreffende bewijsmiddelen volgt.
De invoer van de MAMDPA uit Hong Kong
Op 3 augustus 2021 is bovengenoemde zending met het vliegtuig vanuit Hong Kong op Schiphol aangekomen. De airwaybill met [nummer 1] vermeldde de volgende gegevens. De afzender betreft
[naam 1]. Als geadresseerde is opgenomen
[bedrijf 1] , [adres 1] en [telefoonnummer]. De commercial invoice voor deze zending is gedagtekend op 27 juli 2021 en bevat dezelfde gegevens als de airwaybill, maar ook aanvullend nog het volgende:
[e-mailadres] , KVK [nummer 2] en [btw-nummer] .De totale prijs voor de zending betreft: US 3.650,00.
Op 3 augustus 2021 werd de zending aan een controle onderworpen door de douane en bleek de inhoud daarvan, volgens een indicatieve test, Crystal meth, XTC, PMK en BMK te bevatten. Door het douane laboratorium werd nader onderzoek verricht. Door hen werd vastgesteld dat het zou gaan om MAMDPA. Op 9 augustus 2021 werd de zending verplaatst en werden er monsters genomen. De bemonsteringen zijn door het Nederland Forensisch Instituut eveneens onderzocht en positief bevonden op de aanwezigheid van MAMDPA.
MAMDPA als pre-precursor voor MDMA
In de zending is 339 kilogram MAMDPA aangetroffen. MAMDPA wordt gebruikt voor het vervaardigen van Piperonyl Methyl Ketone (hierna: PMK), waarbij PMK op zijn beurt weer wordt gebruikt voor het vervaardigen van MDMA, een middel op Lijst I van de Opiumwet (hierna: Ow). Er is geen enkel legaal gebruik van MAMDPA in Nederland bekend. De rechtbank overweegt dan ook dat het niet anders kan dan dat deze stof bedoeld is voor de productie van MDMA (door middel van het vervaardigen van PMK).
De inbeslagname van de MAMDPA
De rechtbank overweegt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 13 maart 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB0494) volgt dat de inbeslagname van de MAMDPA niet in de weg staat aan het zelfstandig strafbare karakter van voorbereidings- of bevorderingshandelingen, ook niet als met die handelingen pas een begin is gemaakt na die inbeslagneming. De inbeslagname van de MAMDPA op 9 augustus 2021 en het doorlaten van met gips gevulde dozen met alleen een residu MAMDPA staat dus niet in de weg aan een veroordeling voor het tenlastegelegde.
Het transport van de MAMDPA van Schiphol naar Rotterdam
Nadat de MAMDPA is vervangen door gips werd de gehele zending, inclusief residu, door de douane vrijgegeven en opgehaald door logistiek dienstverlener [bedrijf 2] . Dit bedrijf heeft vervolgens een ‘notification of arrival’ verzonden aan [bedrijf 3] BV (hierna: [bedrijf 3] ). Bij [bedrijf 3] werden gegevens gevorderd. Zij waren in het bezit van een vrachtbrief met daarin opgenomen dat [bedrijf 3] als expediteur de zending zal afleveren bij
[bedrijf 1] , [adres 2] ,de airwaybill [nummer 1]en de aard van de goederen:
Lewis Paint.Ook werd een ‘machtiging directe vertegenwoordiging’ overhandigd waarin staat dat [medeverdachte 1] het [bedrijf 1] vertegenwoordigt. Ook hier werd een btw-nummer genoemd, hetzelfde als op de airwaybill. Uit onderzoek blijkt dat dit btw-nummer niet bestaat.
Op 12 augustus 2021 werd door [naam 2] , vanuit Curaçao, € 1.169,42 betaald aan [bedrijf 3] ten behoeve van de afhandelingskosten voor het transport van genoemde zending. Zij heeft dit bedrag op verzoek van [medeverdachte 1] overgemaakt en heeft hetzelfde bedrag op dezelfde dag van [medeverdachte 1] terug overgemaakt gekregen op haar rekening.
Ook op 12 augustus 2021 werd de zending opgehaald door een witte Peugeot Partner voorzien van het [kenteken ] . Dit voertuig werd gevolgd. Er werd geobserveerd dat het voertuig stopte ter hoogte van de [adres 3] . Na ruim 10 minuten stopte een grijze scooter naast de Peugeot. De bestuurder van de scooter, [medeverdachte 2] , maakte contact met de bestuurder en de bijrijder van de Peugeot. De Peugeot is daarna, gevolgd door de scooter, naar de portiek(en) van de [adres 4] gereden. Er werd gezien dat de bestuurder van de Peugeot, samen met [medeverdachte 2] de dozen uitlaadde en naar binnen bracht. [medeverdachte 2] droeg hierbij handschoenen. Ook was te zien dat [medeverdachte 2] een wit/blauw gekleurd pakketje uit de scooter pakte en dit in op de laadvloer van de Peugeot legde. De bestuurder van de Peugeot pakte het daar weg en nam het mee naar de voorzijde van de Peugeot. De bestuurder van de Peugeot, [verdachte] , werd later die dag, samen met de inzittende [naam 3] aangehouden. In de Peugeot werd het volgende aangetroffen: een vrachtbrief van de desbetreffende zending, drie facturen op naam van [bedrijf 1] met als [adres 1] en een Albert Heijn tas met daarin € 9.000,-. Ook werd die dag de zending aangetroffen in de kelderbox behorende bij de woning van de moeder van [medeverdachte 2] . In de kelderbox werden ook een volgelaatsmasker, een filter en twee werkhandschoenen aangetroffen. Op het filter en beide handschoenen werd een kleine piek MDMA aangetroffen. Het volgelaatsmasker testte positief op MDMA.
Het medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, uitvoering of afhandeling van het delict, het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
[medeverdachte 1] wordt in het dossier aangemerkt als de geadresseerde van de genoemde zending. Op de documenten ten behoeve van deze zending worden foutieve en/of wisselende gegevens gebruikt. Zo wordt er gebruikt gemaakt van verschillende adressen, bestaat het genoemde btw-nummer niet en is sprake van mislabeling. Ook is hij de persoon geweest die, middels de bankrekening van een ander, de afhandelingskosten van het vervoer heeft betaald. [verdachte] is het vervolgens geweest die de zending heeft opgehaald. Dat hij dit in opdracht van [medeverdachte 1] heeft gedaan, is volgens de rechtbank af te leiden uit het feit dat in de Peugeot drie facturen op naam van het bedrijf van [medeverdachte 1] werden aangetroffen. Het kan niet anders dan dat zij hierover hebben gecommuniceerd. Uit de telecomgegevens blijkt ook dat zij elkaar kennen; er is in de periode tussen 1 juni 2021 en 30 september 2021 323 keer contact geweest. [medeverdachte 2] moet voorafgaand aan de levering bij de woning van zijn moeder op de hoogte zijn gehouden van de aankomst van [verdachte] . [verdachte] heeft verderop in de straat staan wachten, waarna hij vervolgens samen met [medeverdachte 2] naar de woning van zijn moeder is gereden. Samen hebben ze de dozen naar binnen gebracht. Bij het sjouwen van de dozen droeg [medeverdachte 2] werkhandschoenen. In de kelderbox lag voorts een volgelaatsmasker, dat positief testte op MDMA. Het is verder ook [medeverdachte 2] geweest die uiteindelijk na aflevering van de zending een bedrag van € 9.000,- in een blauw/witte plastic Albert Heijn tas in de Peugeot van [verdachte] heeft gelegd.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Hoewel de bijdragen van de verdachten afzonderlijk niet van even groot gewicht zijn geweest, hebben alle verdachten een essentiële rol gespeeld in het geheel. De handelingen van verdachten zijn allemaal van voldoende gewicht in relatie tot de voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] hierbij vooral een initiërende rol heeft gehad en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] vooral faciliterende en uitvoerende rollen hebben gehad. Voornoemde gedragingen kunnen derhalve naar het oordeel van de rechtbank worden gekwalificeerd als medeplegen.
De wetenschap en het opzet
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. Bij gebreke van een logische verklaring voor voornoemde handelingen moet worden uitgegaan van de uiterlijke verschijningsvorm zoals die uit het dossier kan worden afgeleid. Op basis van de hiervoor beschreven voor een reguliere invoer van stoffen ongebruikelijke handelingen en gedragingen gaat de rechtbank er van uit dat [verdachte] ernstige reden had om te vermoeden dat er MAMDPA in de zending uit Hong Kong zat en dat deze stof bestemd was voor de productie van MDMA (door middel van het vervaardigen van PMK) en dat zijn (voorwaardelijk) opzet op deze handelingen gericht was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 juni 2021 tot en met 12 augustus 2021 in Nederland en te Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet (te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van één of meer hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I of één of meer hoeveelheden van materialen bevattende andere middelen (vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I), voor te bereiden en te bevorderen, (telkens)
- zich en anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- één of meer voorwerpen en vervoermiddelen en stoffen en gelden en andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders telkens wisten, althans ernstige reden hadden om te vermoeden dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij en zijn mededaders opzettelijk daartoe
- 339 kilo van de stof MAMDPA (3,4-methyleendioxy-1-(2-propanon)-1-methoxycarbonyl), zijnde een pre(pre)cursor van PMK en MDMA, gekocht en besteld en voorhanden gehad en opgehaald en vervoerd of laten vervoeren en
- de betaling voor (de logistieke afhandeling van) die 339 kilo van de stof MAMDPA (via een ander of de bankrekening van een ander) verricht en
- een Peugeot Partner met [kenteken ] in gebruik gehad ten behoeve van het vervoer of ophalen van die 339 kilo van de stof MAMDPA en met dat voertuig naar Schiphol gereden voor het ophalen van die 339 kilo van de stof MAMDPA en
- €9.000 betaald of ontvangen voor het vervoer van die 339 kilo van de stof MAMDPA en
- een kelderbox behorende bij het [adres 5] in gebruik
genomen ten behoeve van de opslag van 339 kilo van de stof MAMDPA en
- een volgelaatsmasker en een filter voor een volgelaatsmasker en werkhandschoenen voorhanden gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte kan gestraft worden als first offender.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verrichten van voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van MDMA. Hij heeft samen met anderen een zending MAMDPA besteld, voorhanden gehad en vervoerd, waarmee een zeer grote hoeveelheid xtc-pillen kon worden geproduceerd. Drugs zijn ontwrichtend voor de maatschappij. De productie en handel van drugs gaat gepaard met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs kan ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor (vaak ook jonge) gebruikers hebben. Niet gebleken is dat verdachte de ernst daarvan beseft. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die is verbonden met de georganiseerde drugshandel.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en zijn rol in het tenlastegelegde. De rechtbank ziet de rol van verdachte als kleiner dan die van één van zijn mededaders. Verdachte heeft vooral een faciliterende en uitvoerende rol in het geheel gehad.
Voorts blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij, hoewel hij eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, niet eerdere met justitie in aanraking is gekomen vanwege drugsfeiten. De rechtbank beschouwt hem in dat kader dan ook als first offender.
De rechtbank ziet ruimte om aan verdachte een straf op te leggen die enerzijds recht doet aan de ernst van de feiten en anderzijds aan de rol van verdachte in het geheel. De rechtbank zal derhalve geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Wel vindt de rechtbank een stevige voorwaardelijke straf, als stok achter de deur, noodzakelijk.
Alles afwegende acht de rechtbank de maximale taakstraf van 240 uur met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een voertuig en een geldbedrag zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voertuig aan verdachte toebehoort en dat het feit is begaan met behulp hiervan en dat het geldbedrag door middel van dit feit is verkregen of vervaardigd.
7.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een telefoon aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen. Zij overweegt daarbij wel dat het het Openbaar Ministerie vrij staat om deze telefoon opnieuw in beslag te nemen als nader onderzoek dit noodzakelijk maakt.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of te bevorderen door zichzelf en anderen gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK personenauto, 165118, 04BFJD, [IBN code 1];
* 9000 EUR, BPnr 165318.
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1 STK iPhone met doorzichtig hoesje, [IBN code 2].
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 mei 2023.
Mr. Collombon en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.