ECLI:NL:RBZWB:2023:3076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10072103 CV EXPL 22-2716 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van energiekosten en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak vordert Greenchoice B.V. betaling van € 12.245,45 van [gedaagde] wegens onbetaalde energiekosten na beëindiging van een overeenkomst voor de levering van gas en stroom. De overeenkomst tussen partijen is op 6 januari 2016 tot stand gekomen en is inmiddels geëindigd. Greenchoice heeft op 30 september 2021 een eindnota gestuurd aan [gedaagde]. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat de energiemeter niet goed heeft gewerkt en dat de meterstanden onjuist zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen ijkrapport is overgelegd waaruit blijkt dat de energiemeter niet goed functioneerde. De kantonrechter oordeelt dat de meterstanden als juist moeten worden aangenomen, omdat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de verplichting om het verweer te onderbouwen met bewijs. De vordering van Greenchoice wordt toegewezen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten van € 886,80. De totale vordering van Greenchoice, inclusief rente en kosten, bedraagt € 12.245,45. De gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van Greenchoice, die zijn vastgesteld op € 1.215,22. Het vonnis is uitgesproken op 26 april 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10072103 \ CV EXPL 22-2716
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
GREENCHOICE B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Greenchoice,
gemachtigde: R.A.M. Vismans deurwaarders & incasso,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 september 2022;
- de mondelinge behandeling van 14 februari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte van [gedaagde];
- de antwoordakte van Greenchoice.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
a. Op 6 januari 2016 is tussen Greenchoice en [gedaagde] een overeenkomst tot het leveren van energie tot stand gekomen. Deze overeenkomst is inmiddels geëindigd.
Op 30 september 2021 heeft Greenchoice aan [gedaagde] een eindnota gestuurd.

3.Het geschil

3.1
Greenchoice vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 12.245,45, vermeerderd met rente en kosten.
3.2
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Greenchoice.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Greenchoice legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Greenchoice heeft aan [gedaagde] gas en stroom geleverd. Bij het eindigen van de overeenkomst is aan [gedaagde] een eindnota toegestuurd. Op basis van deze eindnota dient [gedaagde] een bedrag van € 11.179,78 te betalen vanwege aan haar geleverd gas en stroom. Dit bedrag bestaat uit € 4.299,25 stroomverbruik, € 220,96 gasverbruik en een nog openstaand bedrag van € 7.982,57. Op grond van de wet vordert Greenchoice buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
4.2
[gedaagde] brengt het volgende als verweer naar voren. Bij eerdere jaarafrekeningen moest [gedaagde] soms wat bijbetalen en soms kreeg zij iets terug. Ineens moest [gedaagde] een enorm bedrag bijbetalen. Dit kan nooit haar werkelijke verbruik zijn geweest. [gedaagde] heeft haar energiemeter laten ijken door netbeheerder Enexis. Uit het ijkingsrapport is gebleken dat de meter niet goed is. De energiemeter is vervolgens door Enexis vervangen.
4.3
De kantonrechter oordeelt als volgt.
4.4
Tussen partijen staat vast dat Greenchoice gas en stroom heeft geleverd aan [gedaagde] en [gedaagde] de kosten voor het verbruik verschuldigd is. Ook staat vast dat het bedrag dat bij de eindnota in rekening is gebracht, niet door [gedaagde] is betaald. Tussen partijen is in geschil of de in rekening gebrachte kosten voor het verbruik van stroom en gas terecht zijn.
4.5
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de energiemeter niet goed heeft gewerkt en deze onjuiste meterstanden aangaf. Tijdens de zitting van 14 februari 2023 heeft [gedaagde] aangegeven een ijkrapport van Enexis te hebben waaruit blijkt dat de energiemeter niet goed werkte. Zij is in de gelegenheid gesteld dit rapport binnen twee weken na de zitting, alsnog over te leggen. Er zijn op 1 maart 2023 wel stukken van [gedaagde] ontvangen, maar niet het ijkrapport. Wel zat bij de stukken een bankafschrift waaruit een betaling aan Enexis blijkt, vanwege een meterijking. In de antwoordakte geeft Greenchoice aan contact te hebben gehad met netbeheerder Enexis. Zij zou van Enexis hebben gehoord dat er inderdaad een meterijking heeft plaatsgevonden, maar dat is gebleken dat de energiemeter goed functioneert en deze niet is vervangen.
4.6
Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om haar verweer, dat de op de energiemeter weergegeven meterstanden niet juist zijn, nader te onderbouwen. Zij is in de gelegenheid gesteld om het ijkrapport alsnog toe te sturen. Dit heeft zij niet gedaan. Het enkele feit dat er een meterijking heeft plaatsgevonden, wil nog niet zeggen dat de energiemeter ook niet goed was. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de meterstanden juist zijn en het werkelijk verbruik van [gedaagde] weergeven. Het verweer van [gedaagde] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen en de vordering van Greenchoice wordt toegewezen.
4.7
Greenchoice vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Greenchoice heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 886,80 toegewezen.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- jaarnota van 30 september 2021
11.179,78
- wettelijke rente tot 24 augustus 2022
178,87
- buitengerechtelijke incassokosten
886,80
+
totaal
12.245,45
- betalingen
0,00
-/-
Totaal
12.245,45
4.9
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Er wordt aan het opstellen van de dagvaarding geen salarispunt toegekend, nu daarin essentiële informatie ontbrak. Zo is in de dagvaarding de hoofdsom onvoldoende toegelicht. Pas door het toesturen van alle jaarafrekeningen door [gedaagde], is duidelijk geworden dat de hoofdsom voor een groot deel de onbetaalde jaarafrekening van 19 februari 2021 betreft. In de door Greenchoice toestuurde eindnota van 30 september 2021 staat het bedrag van € 7.982,57 zonder verdere toelichting als ‘openstaand bedrag’. Daarnaast is het [gedaagde] geweest die het overzicht uit het Toegankelijk Meetregister heeft toegestuurd, terwijl dit op de weg van Greenchoice lag. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Greenchoice als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,22
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
594,00
(1,50 punten × € 396,00)
Totaal
1.215,22

5.De beslissing

De kantonrechter
1. veroordeelt [gedaagde] om aan Greenchoice te betalen een bedrag van € 12.066,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 24 augustus 2022, tot de dag van volledige betaling,
2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Greenchoice tot dit vonnis vastgesteld op € 1.215,22, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.