ECLI:NL:RBZWB:2023:3068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
02-294470-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gevaar voor goederen en personen, verdachte bekent en krijgt gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden

Op 8 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 november 2022 brand heeft gesticht in een woning te Waalwijk. De verdachte, geboren in 1962 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, heeft het feit bekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, waardoor er gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden ontstond. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen voor een bedrag van € 1.562,20, terwijl de vordering van Stichting Casade niet-ontvankelijk werd verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van de brandstichting en de gevolgen voor de slachtoffers, maar ook de noodzaak van hulpverlening voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-294470-22
vonnis van de meervoudige kamer van 8 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. T. van Nimwegen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 april 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in een woning waardoor er gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aanwezig was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, registratienummer PL2000-2022300608 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 42.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 12 november 2022, pagina 23 e.v.;
  • het proces-verbaal van aangifte van [naam ] , namens het slachtoffer Casade Woondiensten, d.d. 12 november 2022, pagina 29 e.v.;
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek woning [adres] van [verbalisant] d.d. 1 december 2022, pagina 40 e.v.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 12 november 2022 te Waalwijk opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres] ) door open vuur (middels een brandende aansteker) in aanraking te brengen met gordijnen in die woning ten gevolge waarvan die woning gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor de bovenwoning en omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor bewoners van die boven en omliggende woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van die bovenwoning en omliggende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan twaalf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Hij verzoekt aan het voorwaardelijke deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling in strafverminderende zin rekening te houden met de persoon van verdachte. Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en heeft geen relevante documentatie. Ook heeft verdachte bij de brandstichting geen boos opzet gehad. Het was een schreeuw om aandacht en verdachte heeft over de gevolgen van zijn handelen niet nagedacht. Bovendien heeft verdachte bij de politie meteen openheid van zaken gegeven. Gelet op het voorgaande wordt verzocht te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen dan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft op 12 november 2022 brand gesticht in zijn huurwoning aan de [adres] . Hij heeft twee gordijnen in brand gestoken met een aansteker waardoor goederen en een gedeelte van de woning zijn verbrand. Tijdens de brand waren bewoners van de direct aangrenzende boven- en zijwoningen ( [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ) thuis. De bewoner van de bovenwoning ( [huisnummer 1] ) lag te slapen. Dit betekent dat door het handelen van verdachte niet alleen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank begrijpt dat de omwonenden, en met name bovenbuurman [slachtoffer ] ( [huisnummer 1] ), erg geschrokken zijn van het feit dat in hun nabije omgeving brand werd gesticht. Het is – achteraf gezien – een gelukkige omstandigheid dat niemand gedood of gewond is geraakt. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan. Ook de materiele gevolgen van de brand worden verdachte aangerekend. Er is enorm veel schade ontstaan aan de woning die eigendom is van Casade Woondiensten.
De persoon van verdachte
Over verdachte zijn op 31 januari 2023 Pro-Justitia rapporten opgemaakt door [psychiater] en [psycholoog] . Beiden concluderen dat bij verdachte sprake is van een schizo affectieve stoornis en van zwakbegaafdheid. Ten tijde van het plegen van het feit waren deze stoornissen aanwezig, op grond waarvan wordt geadviseerd het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte toe te rekenen. Verdachte voelde zich eenzaam en in de steek gelaten en heeft op een impulsieve wijze om aandacht gevraagd. Hij reageerde, mede door de schizo affectieve stoornis, zeer emotioneel en is door de zwakbegaafdheid verminderd in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De rechtbank neemt deze conclusie van de psychiater en psycholoog over en gaat ervan uit dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. Zij zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
Daarnaast volgt uit deze rapporten dat het risico op recidive van grensoverschrijdend (en potentieel gevaarlijk) gedrag als matig tot hoog wordt ingeschat. Ter voorkoming van toekomstig delict gedrag wordt geadviseerd om verdachte in een begeleide woonvorm te plaatsen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft zorg nodig in de vorm van langdurig beschermd wonen binnen een forensische setting, waarbij er expertise is op het gebied van een verstandelijke beperking. Er is volgens de deskundigen ondersteuning nodig op alle levensterreinen, inclusief hulp vanwege de somatische gezondheidsbeperkingen van verdachte.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van 13 april 2023 dat over verdachte is opgemaakt. De reclassering acht het risico op recidive gemiddeld. Indien verdachte wordt veroordeeld, adviseert zij een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank houdt in het kader van de persoon van verdachte verder rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke zaken. Daarnaast houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte zichzelf heeft gemeld bij de politie en meteen openheid van zaken heeft gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank was de brandstichting een schreeuw om aandacht van verdachte, waarvan hij de gevolgen niet geheel overzag.
De straf
De rechtbank ziet in voornoemde omstandigheden reden te oordelen dat het niet passend is om aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Zij ziet op grond van de hiervoor aangehaalde problematiek bovendien de noodzaak van hulpverlening voor verdachte. Met de officier van justitie en de verdediging is zij van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd om verplichte begeleiding door de reclassering in het kader van bijzondere voorwaarden mogelijk te maken. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar passend en geboden. Daaraan zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd. In verband met de verwachte lengte van het hulpverleningstraject zal de rechtbank de maximale duur van een proeftijd opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [slachtoffer ]
De benadeelde partij [slachtoffer ] vordert een schadevergoeding van € 1.562,20, waarvan € 512,20 materiële schade en € 1050,00 immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiele schade
De door [slachtoffer ] gevorderde schadevergoeding van een bedrag van € 512,20 acht de rechtbank toewijsbaar. Deze schade is toereikend onderbouwd en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken worden vastgesteld dat bij de benadeelde naar objectieve maatstaven sprake is van geestelijk letsel als gevolg van het bewezenverklaarde handelen door verdachte. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van het gehele gevorderde bedrag, zijnde € 1.050,00, billijk.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade (in totaal € 1.562,20) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 12 november 2022.
Benadeelde partij [naam ] , namens Stichting Casade
De benadeelde partij Stichting Casade vordert een schadevergoeding van € 80.379,87, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat zij geen informatie bevat over eventuele (uitkeringen van) verzekeringen van de Stichting Casade, zodat ze onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 48 uur meldt bij Reclassering Nederland, Ringbaan West 275 te Tilburg, telefoonnummer 088-8041505. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en zolang de reclassering het noodzakelijk acht. Het verblijf start als blijkt dat er in het kader van een WLZ geen verblijf binnen een voorziening te realiseren is en bij beschikbaarheid van een bed. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer ]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer ] van € 1.562,20, waarvan € 512,20 aan materiële schade en € 1.050,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer ] € 1.562,20 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 25 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam ] , namens Stichting Casade
- verklaart de benadeelde partij Stichting Casade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij Stichting Casade in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 mei 2023.