ECLI:NL:RBZWB:2023:3057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
10112967 CV EXPL 22-2875 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding op basis van Belgisch recht in verband met een administratieve boete voor overtreding van emissienormen

In de zaak tussen de publiekrechtelijke rechtspersoon Stad Antwerpen en een gedaagde, heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan. De eisende partij, Stad Antwerpen, vorderde een schadevergoeding van € 150,00 op basis van een opgelegde administratieve boete voor het rijden met een motorvoertuig in een Lage Emissiezone zonder de vereiste ontheffing. De gedaagde, die in persoon procedeerde, had erkend dat zij de boete had moeten betalen, maar stelde dat zij had verzocht om in termijnen te mogen betalen. De rechtbank oordeelde dat dit verzoek niet afdoet aan de verschuldigdheid van het bedrag en dat de gedaagde zich voor een betalingsregeling tot de gemachtigde van Antwerpen moest wenden.

De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 150,00 en daarnaast in de proceskosten van de eisende partij, die zijn vastgesteld op € 313,22. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De procesgang omvatte een tussenvonnis van 1 maart 2023 en een akte van de eisende partij van 23 maart 2023, waarin de vorderingen zijn aangepast aan het Belgisch recht. De rechtbank heeft de vordering van de eisende partij toegewezen, waarbij de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10112967 \ CV EXPL 22-2875
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon naar buitenlands recht
STAD ANTWERPEN,
te Antwerpen (België),
eisende partij,
hierna te noemen: Antwerpen,
gemachtigde: D.W.J. van Leeuwen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.Het verdere verloop van het geding

1.1.
De procesgang blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 maart 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte na tussenvonnis van Antwerpen van 23 maart 2023.

2.De verdere beoordeling van de vordering

2.1.
Al hetgeen in het tussenvonnis van 1 maart 2023 is overwogen wordt hierbij als herhaald en ingelast beschouwd.
2.2.
Antwerpen heeft in reactie op het tussenvonnis van 1 maart 2023 bij akte van 29 maart 2023 haar stellingen en vorderingen aangepast aan Belgisch recht. [gedaagde] heeft – hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld – geen akte ingediend na het tussenvonnis.
2.3.
Antwerpen heeft haar vordering verminderd met de aanvankelijk door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten (ten bedrage van € 40,00) en vordert thans een bedrag van € 150,00 (aan hoofdsom) en veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
2.4.
Antwerpen legt aan haar vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. In de stad Antwerpen zijn op grond van het Gemeentelijk Reglement Lage-Emissiezones Antwerpen (hierna: het Reglement) zogenoemde ‘Lage Emissiezones’ aangewezen. In deze zones mogen alleen motorvoertuigen rijden die voldoen aan de in het Reglement gestelde emissienormen, of wanneer men in het bezit is van een ontheffing, de zogenoemde ‘LEZ-dagpas’. Op 9 juli 2020 heeft een motorvoertuig met [kenteken] zich bevonden in een Lage Emissiezone. Dit voertuig is volgens de gegevens van het RDW geregistreerd op naam van [gedaagde]. Het voertuig voldoet niet aan de in het Regelement gestelde emissienormen. [gedaagde] was ook niet in het bezit van een LEZ-dagpas. Antwerpen heeft [gedaagde] daarom op grond van het Reglement een administratieve boete van € 150,00 opgelegd. [gedaagde] heeft niet betaald, waardoor Antwerpen stelt schade te hebben geleden op grond van artikel 1382 en 1383 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek, ter hoogte van voornoemde boete.
2.5.
[gedaagde] heeft erkend dat zij de boete had moeten betalen, zodat de gevorderde hoofdsom van € 150,00 wordt toegewezen. Het verweer van [gedaagde] dat zij heeft verzocht de boete in termijnen te mogen voldoen, maar daarop geen reactie heeft ontvangen van (de gemachtigde van) Antwerpen, maakt dat niet anders. Dit doet immers niet af aan de verschuldigdheid van het gevorderde bedrag. [gedaagde] dient zich voor het treffen van een betalingsregeling – zoals door haar verzocht – te wenden tot de gemachtigde van Antwerpen, omdat de wet geen grond biedt voor het bij vonnis dwingend opleggen van een dergelijke betalingsregeling.
2.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Antwerpen, waaronder de nakosten, met dien verstande dat voor de akte na tussenvonnis geen salaris zal worden toegekend omdat Antwerpen haar dagvaarding deugdelijk had moeten weergeven. De proceskosten aan de zijde van Antwerpen worden tot aan dit vonnis vastgesteld op:
- explootkosten € 107,22
- salaris gemachtigde € 78,00 (2 punten x € 39,00)
- griffierecht € 128,00
------------
totaal € 313,22
De nakosten worden begroot op:
- € 19,50 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan; en
- de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Antwerpen te betalen een bedrag van € 150,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van Antwerpen tot op heden vastgesteld op € 313,22;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 26 april 2023.