ECLI:NL:RBZWB:2023:3054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
8 mei 2023
Zaaknummer
02-800019-07
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in verband met hoog recidiverisico en behandelplafond

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die sinds 2008 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met verpleging van overheidswege behandeld. De betrokkene, een prelinguaal dove man met een verstandelijke beperking en schizofrenie, vertoont nog steeds seksueel grensoverschrijdend gedrag en is afhankelijk van externe begeleiding. De rechtbank constateert dat het recidiverisico hoog is en dat er geen veilige woonplek voor hem beschikbaar is. De rechtbank heeft de tbs met verpleging van overheidswege verlengd met één jaar, waarbij het proportionaliteitsbeginsel in acht is genomen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er meer duidelijkheid moet komen over de toekomstmogelijkheden van de betrokkene en dat de kliniek haar inspanningsverplichting moet nakomen. De beslissing is genomen in het licht van de lange duur van de tbs-maatregel en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/800019-07
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 3 mei 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971
ingeschreven op het [adres]
[betrokkene] wordt hierna aangeduid als betrokkene.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie om de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar te verlengen van 21 maart 2023;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene van week 2 tot en met week 50 van 2022;
- het verlengingsadvies van [zorgaanbieder] , [tbs-instelling] , (hierna: de tbs-instelling) van 24 februari 2023.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 10 april 2008 is betrokkene wegens
overtreding van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld tot de maatregel tbs
met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs met verpleging van overheidswege is op 25 april 2008 begonnen en is sindsdien steeds verlengd. De tbs met verpleging van overheidswege is voor het laatst bij beslissing van deze rechtbank van 4 april 2022 met een jaar verlengd.
De vordering tot verlenging van de officier van justitie is door deze rechtbank behandeld ter openbare terechtzitting van 19 april 2023. Ter zitting is de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, gehoord. Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda. Betrokkene is ook bijgestaan door een tolk gebarentaal, mevrouw [naam] ( [tolknummer] ). Voorts is de deskundige [GZ-psycholoog] , gehoord.

3.Het advies van [zorgaanbieder]

Betrokkene is een prelinguaal dove man, met een matige verstandelijke beperking en
schizofrenie. Gezien zijn meervoudige beperkingen, traumatisering in de vroege jeugd en een opgroeisituatie die onvoldoende aansloot bij zijn auditieve beperking, is er bij betrokkene een sociale- en emotionele ontwikkelingsachterstand ontstaan. Betrokkene functioneert op een zeer basaal sociaal-emotioneel niveau. Dit maakt dat betrokkene functioneert vanuit het lust en onlust principe en weinig tot niets begrijpt van de wereld om zich heen.
De anti-psychotische medicatie maakt dat sinds 2012 het ernstig seksueel ontremde gedrag van betrokkene (waaronder frotteurisme) is afgenomen. Door inname van medicatie, contactname binnen een doofvriendelijk behandelklimaat en balans in het aanbieden van prikkels binnen wonen en werken, staan zowel de positieve als de negatieve symptomen van de schizofrenie niet meer op de voorgrond.
De leercurve van betrokkene is gering. De behandeling richt zich op het inslijten van vaardigheden en afspraken. Betrokkene is blijvend afhankelijk van extern toezicht en controle. Hiervoor is een 'begeleidingsbox' ontwikkeld waarin precies wordt omschreven wat betrokkene nodig heeft om stabiel te functioneren (qua medicatiebeleid, begeleidingsstijl, afspraken op het gebied van seksualiteit, internet, mobiele telefoon gebruik, vrijhedenbeleid, communicatie etc.).
Sinds de laatste verlenging hebben zich verschillende incidenten voorgedaan. In maart 2022 heeft betrokkene op [afdeling] een medewerkster van achteren beetgepakt; hij wilde haar niet loslaten toen zij hier meerdere malen om verzocht. De volgende dag heeft een incident plaatsgevonden waarbij betrokkene zijn persoonlijk begeleider heeft geslagen. In december 2022 heeft betrokkene een mede-cliënte seksueel grensoverschrijdend benaderd, door een poging haar een kus op haar wang te geven, op de binnenplaats van [tbs-instelling] .
Betrokkene heeft daarna binnen [tbs-instelling] geen onbegeleide vrijheden meer gehad. Buiten zijn eigen afdeling is betrokkene altijd onder toezicht en begeleiding.
Ondanks inzet van verschillende therapieën, vertoont betrokkene ook binnen de kliniek nog
altijd seksueel grensoverschrijdend gedrag. Betrokkene is hierin niet leerbaar gebleken en het behandelplafond lijkt bereikt. Er wordt derhalve niet meer ingezet op behandeling, maar op risicomanagement. In de afgelopen maanden is zichtbaar dat het gehele functioneren van betrokkene langzaamaan achteruitgaat; dit is zowel merkbaar in zijn stemming, maar ook voor wat betreft zijn lichamelijke gezondheid.
Betrokkene is vanwege zijn verstandelijke beperking blijvend aangewezen op professionele
begeleiding. Gebleken is dat betrokkene baat heeft bij een hoge begeleidingsintensiteit,
nabijheid van begeleiding en structurering. Betrokkene is gezien zijn recidiverisico en specifieke risicomanagementplan, blijvend aangewezen op de dovenzorg van [zorgaanbieder] .
Wanneer betrokkene niet langer binnen de huidige context zal verblijven, wordt het recidiverisico zeer hoog. Betrokkene kan niet voor zichzelf zorgen en zal zijn medicatie niet
langer innemen. Dit zal leiden tot een acuut hoog risico op seksuele ontremming met seksueel grensoverschrijdend gedrag tot gevolg.
Er is buiten [zorgaanbieder] geen woonvoorziening voor dove tbs-gestelden of voor dove cliënten die een hoge mate van toezicht, signalering, nabijheid, structuur, begrenzing en risico-gestuurd handelen nodig hebben. Overdracht aan de reclassering, middels proefverlof of voorwaardelijke beëindiging van de maatregel, is de komende jaren niet aan de orde. Binnen nu en twee maanden zal er een interne zorgconferentie plaatsvinden om de verdere koers te bepalen. Op dit moment kan er nog geen uitspraak worden gedaan over een verdere prognose.
Gezien de verwachting dat het behandeltraject nog geruime tijd in beslag zal nemen, wordt geadviseerd de tbs met verpleging van overheidswege te verlengen met twee jaren.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Betrokkene ondergaat al jarenlang behandeling en therapie. Het afgelopen jaar is de pre-module Seksualiteit aangeboden aan hem. Betrokkene lijkt echter niet leerbaar. Hij redeneert vanuit zichzelf en is niet in staat om het standpunt van een ander te begrijpen. Dit maakt het recidiverisico hoog. Als betrokkene geen toezicht heeft of zich ongezien waant, laat hij grensoverschrijdend gedrag gezien. Van een lager beveiligingsniveau voor betrokkene kan geen sprake zijn. De huidige kliniek is de enige die geschikt is voor betrokkene. Andere opties zijn er niet omdat betrokkene niet leerbaar is en het recidiverisico hoog is. Bovendien speelt hier het feit dat betrokkene doof is. In een horende setting kan hij niet communiceren waardoor zijn frustraties weer zullen toenemen en daarmee ook het recidiverisico.
Op de vraag of een zorgmachtiging voor betrokkene in het kader van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten een goed alternatief zou zijn, stelt de deskundige dat de kliniek dit niet verantwoord acht. Wel stelt ze deze mogelijkheid nog nader te kunnen onderzoeken in het kader van een komende zorgconferentie. Ook een advies van de reclassering om een voorwaardelijke beëindiging in gang te zetten, acht de deskundige op dit moment niet haalbaar omdat betrokkene zich al niet houdt aan de voorwaarden in de kliniek. Hierdoor is het stellen van voorwaarden niet haalbaar. Daarvoor moet eerst het recidiverisico ingeperkt worden.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat de stoornis nog altijd onverminderd aanwezig is en het recidiverisico hoog zal zijn bij het wegvallen van de huidige vorm van structuur en begeleiding. De officier van justitie constateert dat zich dezelfde situatie voordoet als vorig jaar; er is weinig veranderd. Ook zit betrokkene al lang in de tbs-instelling en is er veel discussie geweest over mogelijke alternatieven. Door de nog altijd bestaande stoornis en het hoge recidivegevaar kan van een zorgmachtiging geen sprake zijn; een zorgmachtiging biedt niet het vereiste beveiligingsniveau om het hoge recidiverisico te controleren. Er moet op korte termijn duidelijk worden wat voor mogelijkheden er wel voor betrokkene zijn. Om deze reden heeft de officier van justitie ter zitting de vordering gewijzigd in die zin dat de tbs slechts verlengd dient te worden met 1 jaar.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzoekt primair de zaak aan te houden om te laten onderzoeken onder welke voorwaarden de tbs met verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd. Betrokkene wil van de tbs af. Zijn situatie is uitzonderlijk en uitzichtloos. Het proportionaliteitsvereiste is in het geding, gelet op het indexdelict waarvoor de tbs-maatregel is opgelegd in relatie tot de inmiddels zeer lange duur van de maatregel. Alternatieven zijn er volgens de deskundigen niet, maar worden volgens de verdediging ook niet voldoende onderzocht. Er moet gekeken worden of een zorgmachtiging een passend alternatief is. Ook moet worden bezien of de reclassering moet worden betrokken. Subsidiair verzoekt de verdediging de tbs voor de duur van een jaar te verlengen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Verlenging
De rechtbank stelt voorop dat de maatregel tbs slechts kan worden verlengd indien de
veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de
verlenging van die maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig
moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op het advies van de kliniek
en de daarop ter zitting gegeven toelichting stelt de rechtbank vast dat nog
steeds wordt voldaan aan dit wettelijke criterium. Er is een stoornis aanwezig die behandeld wordt. Daarnaast is de rechtbank op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat sprake is van een hoog recidiverisico, wanneer de tbs op dit moment wordt beëindigd en er geen veilige woonplek met passende begeleiding is.
Verlengingstermijn en het proportionaliteitsbeginsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de tbs met één of met twee jaar moet worden verlengd. Hierbij speelt proportionaliteit een belangrijke rol. De tbs is ingegaan op 25 april 2008, waardoor de maatregel nu 15 jaar van kracht is. Dit tijdsverloop in relatie tot de ernst van het delict waarvoor de maatregel is opgelegd, te weten feitelijke aanranding van de eerbaarheid, moet mede in aanmerking worden genomen bij de verlengingsbeslissing. De rechtbank is van oordeel dat – zoals zij eerder heeft overwogen in haar beslissing van 4 april 2022 - bij een afweging tussen van de belangen van betrokkene en die van de maatschappij het belang van betrokkene steeds zwaarder dient te wegen naarmate de maatregel van de tbs langer duur en van invloed is op de verlengingstermijn.
Voorts constateert de rechtbank dat deze conclusie vorig jaar ook door de rechtbank is getrokken en dat er sindsdien weinig is veranderd voor betrokkene. De rechtbank heeft in haar vorige verlengingsbeslissing het volgende overwogen:
“Tot slot moet de vaart in het resocialisatietraject behouden blijven, zodat [betrokkene] gemotiveerd blijft om zich hiervoor in te zetten. Na de zorgconferentie in februari 2021, waarbij het CCE de toezegging heeft gedaan om een woon- en begeleidingsprofiel op te starten, is hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende uitvoering aan gegeven. Er geldt een inspanningsverplichting voor de kliniek om verdere mogelijkheden in het resocialisatietraject van [betrokkene] voortvarend ter hand te nemen. Een beleid dat louter is gericht op het bieden van een zo goed mogelijke ‘quality of life’ lijkt ervan uit te gaan dat het behandelplafond al bereikt is. De rechtbank wil de vinger aan de pols houden en over een jaar opnieuw de stand van zaken van het behandeltraject beoordelen”.
De rechtbank constateert dat de kliniek het afgelopen jaar wederom onvoldoende haar inspanningsverplichting heeft nageleefd. Nog altijd is niet duidelijk wat het toekomstperspectief van betrokkene is. De deskundige stelt op zitting dat er sprake is van een dilemma. Betrokkene kan niet verder worden geresocialiseerd op een vervolgplek vanwege het hoge recidiverisico en het feit dat betrokkene niet leerbaar is. Ook heeft hij een terugval laten zien in delictgedrag. Het behandelplafond zou zijn bereikt. Mogelijk komt betrokkene in aanmerking voor plaatsing op de long care afdeling. Deze zijn er echter niet voor dove mensen zodat betrokkene het afgelopen jaar op zijn huidige plek is gebleven. Een zorgmachtiging in het kader van de Wet zorg en dwang acht de kliniek op dit moment niet verantwoord. Dit is echter onvoldoende onderbouwd. Tot slot is ook niet in overweging genomen om de reclassering om advies te vragen onder welke voorwaarden de tbs met verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd kan worden. De enkele stelling dat betrokkene zich nu niet aan de voorwaarden houdt en dit dus ook niet zal doen bij de reclassering is op dit moment te kort door de bocht. Ook dit zal beter inzichtelijk moeten worden gemaakt.
De rechtbank acht deze onduidelijkheid ongewenst en stelt vast dat deze niet lang meer kan duren omdat betrokkene al lang in de tbs-instelling verblijft en de grenzen van proportionaliteit in zicht beginnen te komen. De rechtbank is van oordeel dat er voor de volgende verlengingszitting, inzichtelijk moet worden gemaakt welke vervolgmogelijkheden er voor betrokkene zijn. Er geldt een inspanningsverplichting voor de kliniek om dit voortvarend ter hand te nemen. Concreet betekent dit dat duidelijk moet zijn of een zorgmachtiging aan de orde kan zijn, of er een vervolgplek voor betrokkene bestaat en of er door de reclassering onderzoek moet worden verricht naar de mogelijkheden van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Als deze opties er niet zijn, moet dit gedegen worden onderbouwd. Daarbij merkt de rechtbank op dat betrokkene begrijpelijk gefrustreerd is over de gang van zaken en het goed voorstelbaar is dat hij door deze frustratie terugvalt in delictgedrag. Dit aspect moet door de kliniek worden meegenomen in haar afwegingen bij het vinden van een geschikte vervolgplek.
Omdat de rechtbank hierbij vinger aan de pols wil houden, zal de rechtbank de tbs met verpleging van overheidswege verlengen met één jaar. De rechtbank geeft de tbs-instelling mee dat voortvarend moet worden gehandeld. Volgens het dossier zal er over een aantal maanden een zorgconferentie plaatsvinden. De rechtbank adviseert de kliniek dit moment aan te grijpen om het bovenstaande traject onmiddellijk in gang te zetten.

7.De beslissing.

De rechtbank
verlengtde termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege voor de duur van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.B.H. van Overveld en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 mei 2023.
mr. Verschueren en mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen zijn niet in staat deze beslissing mede te ondertekenen.