ECLI:NL:RBZWB:2023:3044

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
02-268608-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 mei 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 738,87 gram harddrugs, waaronder cocaïne en MDMA, en het voorhanden hebben van drie vuurwapens en tweeëntwintig kogelpatronen. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. G.J. Woodrow. Tijdens de zitting op 20 april 2023 heeft de officier van justitie, mr. I. Klein, de standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar ontkende te hebben gehandeld in verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het opzettelijk aanwezig hebben van de drugs en wapens, maar sprak de verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat betrekking had op het handelen in cocaïne op 19 oktober 2022.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waarbij de aanwezigheid van harddrugs en vuurwapens in de woning van de verdachte als zeer zorgelijk werd beschouwd. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, zoals toezicht door de reclassering. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank heeft de teruggave van bepaalde in beslag genomen voorwerpen gelast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/268608-22
vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende aan [woonadres]
thans gedetineerd in [verblijfsplaats]
raadsman mr. G.J. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van hoeveelheden cocaïne en MDMA (feit 1) en het voorhanden hebben van drie vuurwapens en het voorhanden hebben van tweeëntwintig kogelpatronen (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de verdovende middelen, vuurwapens en munitie. Verdachte heeft de feiten bekend en alle tenlastegelegde goederen zijn ook aangetroffen. De officier van justitie is niet van mening dat ook kan worden bewezen dat verdachte zich op 19 oktober 2022 schuldig heeft gemaakt aan het handelen in cocaïne. Voor dat gedeelte van feit 1 dient vrijspraak te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in verdovende middelen. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 19 oktober heeft naar aanleiding van twee TCI-meldingen een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de vriendin van verdachte aan [adres] . Hierbij zijn op zolder in totaal 738,87 gram cocaïne, 3,59 gram MDMA, drie vuurwapens en tweeëntwintig kogelpatronen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij nooit heeft gehandeld in verdovende middelen. Het bezit van de verdovende middelen, wapens en munitie heeft hij bekend. Deze goederen had hij naar eigen zeggen in bewaring voor zijn drugsdealer. Hiermee zou zijn (drugs)schuld van 300 euro zijn afgelost.
Feit 1 en 2
De rechtbank is gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige bewijsmiddelen zoals genoemd in de bewijsbijlage van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de onder feit 1 genoemde verdovende middelen en het voorhanden hebben van de onder feit 2 genoemde vuurwapens en kogelpatronen.
De rechtbank kan niet vaststellen dat verdachte ook heeft gehandeld in verdovende middelen op 19 oktober 2022, zoals ten laste is gelegd. Verdachte is in de vroege ochtend aangehouden en uit het dossier volgt niet dat hij eerder die nacht verdovende middelen heeft verkocht. De rechtbank spreekt verdachte van dit deel partieel vrij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 19 oktober 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 41,95 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne en
- ongeveer 651,64 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne en
- ongeveer 12,25 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne en
- ongeveer 33,03 gram, van een materiaal bevattende
cocaïne en
- ongeveer 3,59 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
mdma, zijnde cocaïne en of mdma telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2
op 19 oktober 2022 te Tilburg wapens en munitie
van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een pistool, van het merk Beretta, type 950B, kaliber 6,35 mm en
- een pistool, van het merk Browning, type Baby, kaliber 6,35 mm en
- een pistool, van het merk Rohm, type RG9, kaliber 8 mm,
in elk geval wapens)van categorie III en
munitie van categorie III, te weten
- 6, kogelpatronen (kaliber 6,35 mm) en
- 7, kogelpatronen (van het merk S&B en GFL, kaliber 6,35 mm) en
- 9, kogelpatronen (kaliber 6,35 mm)
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarbij heeft de officier van justitie verzocht de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest niet overstijgt. Hierbij kan een taakstraf of een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel met een langere proeftijd worden opgelegd, in combinatie met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 738,87 gram harddrugs en het voorhanden hebben van drie vuurwapens en tweeëntwintig kogelpatronen. Dit zijn ernstige feiten. Harddrugs zijn middelen die sterk verslavend zijn en bovendien schadelijk voor de volksgezondheid. De verdovende middelen die bij verdachte zijn aangetroffen zijn ook onmiskenbaar bestemd voor de handel. De handel in en de aanwezigheid van harddrugs gaat vaak gepaard met geweldsexplosies waarmee steeds vaker onwetende burgers worden geconfronteerd. In dat kader is het des te zorgelijker dat er, behoudens de verdovende middelen, ook meerdere vuurwapens en kogelpatronen zijn aangetroffen bij verdachte. Deze kogelpatronen waren bovendien geschikt om te worden afgevuurd met de aangetroffen vuurwapens.
Door het bewaren van de goederen op zolder heeft verdachte de woning, waarin ook zijn vriendin en kinderen verbleven, tot mogelijk doelwit van kwaadwillende criminelen gemaakt. Verdachte heeft zich kennelijk geen moment gerealiseerd welke risico’s hij zelf en niet in de laatste plaats zijn vriendin en kinderen liepen door zijn handelen. Hij heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. Volgens deze oriëntatiepunten is voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de woning een gevangenisstraf van vier maanden het uitgangspunt. Verdachte had drie vuurwapens en bijbehorende munitie voorhanden. Voor het bezit van een dergelijke hoeveelheid harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Daarbij komt dat de rechtbank van oordeel is dat er, gelet op de grote hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, in combinatie met de sealbags, gripzakjes, weegschalen, versnijdingsmiddelen en hetgeen in de verschillende telefoons van verdachte aan berichten is aangetroffen, sprake is van een dealerindicatie. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van verdachte dat hij deze goederen slechts in bewaring had voor een ander.
De rechtbank ziet gelet op de aard en ernst van de feiten ook geen reden om een andere straf op te leggen dan een gevangenisstraf van enige duur.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft zich niet eerder schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten. De rechtbank vindt het ook positief dat verdachte spijt heeft betuigd en dat hij heeft aangegeven zijn leven te willen beteren. Daarbij lijkt hij open te staan voor hulp. Naar het oordeel van de rechtbank is het ook noodzakelijk en in het belang van verdachte en zijn gezin dat hij deze hulp krijgt. Zij ziet hierin reden om een aanzienlijk deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en hierbij bijzondere voorwaarden op te leggen.
Niettemin is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, ook niet in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf, zoals door de verdediging is betoogd. Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden is. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van € 15.735,-- niet van hem is. Van dit geldbedrag zou € 6.000,-- van zijn vriendin zijn en het overige zou hij, net als de wapens en verdovende middelen, in bewaring hebben gehad voor zijn dealer. De rechtbank stelt dan ook vast dat het geldbedrag in zijn geheel niet aan verdachte toebehoort. Zij kan echter niet zonder meer vaststellen of en zo ja, welk deel van het geldbedrag aan de vriendin van verdachte toebehoort.
De rechtbank zal derhalve de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van dit geldbedrag en het hierna in de beslissing andere genoemde in beslag genomen voorwerp, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
7.3
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 10 en 13a van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd meldt bij de reclassering zo lang en zo frequent als deze dit nodig acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak. Hij dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. Verdachte is verantwoordelijk telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij;
* dat verdachte zich laat behandelen voor zijn psychische gesteldheid door de [kliniek] te [plaats] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Ook als dit inhoudt het laten plaatsvinden van een persoonlijkheidsonderzoek.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien nodig kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Indien ten tijde van de meldplicht een behandeling ten behoeve van het middelengebruik nodig blijkt, krijgt verdachte de inspanningsverplichting een intakegesprek te voeren bij de forensische verslavingszorg. Wanneer hieruit een behandeladvies voortvloeit, krijgt verdachte de inspanningsverplichting deze op positieve wijze te volgen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik beter in beeld te krijgen en zo mogelijk beter te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle welke bij voorkeur plaats dient te vinden met de RUMA-marker. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
Bij ernstige bezwaren tegen het gebruik van de RUMA-marker zijn wij genoodzaakt tot het doen van visuele controles, uitgevoerd door een externe partij, gevestigd te Rotterdam;
* dat verdachte toestemming geeft dat de reclassering contact onderhoudt met zijn partner. De partner van verdachte wil graag op gezette tijden deelgenoot zijn van de meldplicht en de behandeling(en). Verdachte werkt hieraan op een positieve wijze mee.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 7 en 10 t/m 23;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd: 2, 6, 9 en 24 t/m 28;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd: 1 en 8;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2023.
Mrs. Dekker en Van der Linden zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.