Uitspraak
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 14 april 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en LWC GROUP B.V. [eiser] vorderde betaling van een wettelijke verhoging over zijn loon van oktober 2022, alsook een specificatie van de wettelijke verhogingen over het loon van oktober en november 2022. De procedure begon met een dagvaarding op 24 maart 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 14 april 2023. LWC GROUP B.V. is niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] in dienst is bij LWC en dat zijn loon voor oktober 2022 te laat is betaald. De rechter oordeelde dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, aangezien hij zonder de loonbetaling zijn vaste lasten niet kan voldoen. De rechter concludeerde dat de vordering van [eiser] voldoende aannemelijk is en dat de wettelijke verhoging over het loon van oktober 2022 toewijsbaar is. Ook de vordering tot het verstrekken van een specificatie van de wettelijke verhogingen werd toegewezen, omdat de werkgever wettelijk verplicht is om een opgave te verstrekken bij loonbetalingen.
De kantonrechter heeft LWC veroordeeld tot betaling van € 287,44 aan wettelijke verhoging, € 258,70 aan buitengerechtelijke kosten, en de proceskosten van in totaal € 747,42. De rechter heeft de vorderingen van [eiser] toegewezen, met wettelijke rente over de bedragen, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.