ECLI:NL:RBZWB:2023:3039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
4 mei 2023
Zaaknummer
10028876\CV EXPL 22-2318 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van Dijke
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koopovereenkomst en non-conformiteit bij de aankoop van een paard

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiseres een vordering ingesteld tegen gedaagden naar aanleiding van de koop van een paard. Eiseres stelt primair dat het paard niet aan de overeenkomst voldeed, maar gedaagden zijn niet tijdig op de hoogte gesteld van de gebreken. Subsidiair beroept eiseres zich op dwaling, maar dit is gebaseerd op toekomstige omstandigheden. De kantonrechter heeft op 26 april 2023 geoordeeld dat eiseres niet tijdig heeft geklaagd over de gebreken van het paard, waardoor zij geen beroep kan doen op non-conformiteit. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het paard op 22 maart 2021 is gekocht, maar dat eiseres pas op 18 november 2021 gedaagden op de hoogte heeft gesteld van de gebreken. Dit is niet binnen de vereiste termijn van twee maanden na ontdekking van het gebrek. Hierdoor is de primaire vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en schadevergoeding afgewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter de subsidiaire vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst op basis van dwaling afgewezen. Eiseres kon niet aantonen dat gedaagden op de hoogte waren van de gebreken en had ook niet kunnen begrijpen dat eiseres de koop niet had gesloten als zij op de hoogte was geweest van de gebreken. De kantonrechter concludeert dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen en dat zij in de proceskosten wordt veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van gedaagden zijn vastgesteld op € 792,00.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10028876 \ CV EXPL 22-2318
Vonnis van 26 april 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.M.H. Cruts,
tegen

1.[gedaagde sub 1] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
en haar vennoten:
2.
[gedaagde sub 2],
3.
[gedaagde sub 3],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. A. van Toorn.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2022 en de daarin genoemde stukken,
- de akte overlegging producties van [gedaagden] ,
- de mondelinge behandeling van 27 maart 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de pleitnotities van mr. Cruts en mr. Van Toorn.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of het paard, dat [eiseres] van [gedaagden] heeft gekocht, ondeugdelijk was, of [eiseres] tijdig bij [gedaagden] heeft geklaagd over de geconstateerde gebreken en of partijen hebben gedwaald bij het sluiten van de koop.
2.2.
Primair heeft [eiseres] gesteld dat het paard niet aan de overeenkomst beantwoorde. Niet in geschil is dat in dit geval sprake was van consumentenkoop. Voor een geslaagd beroep op non-conformiteit in de zin van artikel 7:18 lid 2 (oud) van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) [1] , is eerst van belang dat tijdig wordt geklaagd. Daarom zal worden onderzocht of [eiseres] tijdig bij [gedaagden] heeft geklaagd.
Het paard is, na een klinische aankoopkeuring door een dierenarts op 22 maart 2021, diezelfde dag gekocht door [eiseres] . Uit de overgelegde stukken volgt dat het paard op 4 oktober 2021 is geëuthanaseerd, volgens [eiseres] vanwege het niet (goed) kunnen behandelen van de gebitsproblemen van het paard.
Uit de factuur van de dierenarts volgt dat het paard op 3 augustus 2021 onder verdoving is onderzocht, waarbij kennelijk twee afgebroken kiezen zijn geconstateerd. [eiseres] heeft [gedaagden] over de problemen bericht, maar uit de correspondentie is niet op te maken wanneer de berichten precies zijn verzonden. Daardoor kan niet worden vastgesteld of [eiseres] met die berichten tijdig na de ontdekking bij [gedaagden] heeft geklaagd. In ieder geval is [gedaagden] bij brief van 18 november 2021 door de gemachtigde van [eiseres] van het gebrek op de hoogte gesteld. Dat is niet binnen de twee maanden na ontdekking van het gebrek en ruim zeven maanden na de aankoop van het paard. [gedaagden] is daardoor niet tijdig in kennis gesteld van de gebreken die tot de euthanasie van het paard hebben geleid. Dat houdt in dat [eiseres] geen beroep meer kan doen op de non-conformiteit van het paard. De kantonrechter wijst daarom de primaire vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst en betaling van een schadevergoeding af.
2.3.
Subsidiair heeft [eiseres] zich beroepen op dwaling en gesteld dat [gedaagden] haar had moeten inlichten over de mogelijk gebreken, althans dat partijen beiden hebben gedwaald.
[dierenarts] heeft in zijn e-mail van 17 november 2021 verklaard dat de uiteindelijke oorzaak van de gebitsproblemen onbekend zal blijven en dat het goed mogelijk is dat de vorige eigenaar (lees: [gedaagden] ) niet op de hoogte was van de afwijkingen. Niet is vast komen te staan dat [gedaagden] van de gebreken op de hoogte was en dus [eiseres] daarover had moeten of kunnen inlichten.
Het is daarom de vraag in hoeverre de gebitsproblemen reeds bij de aankoop van het paard aanwezig waren en beide partijen een onjuiste voorstelling van zaken hadden bij het sluiten van de overeenkomst. In dat kader stelt de kantonrechter het volgende voorop.
In ieder geval zijn volgens [eiseres] bij de aankoopkeuring op 22 maart 2021 de voortanden van het paard onderzocht door een dierenarts. Daarbij is kennelijk niets vreemds opgemerkt. Blijkens het medisch rapport van de Universiteit van Luik is bij het onderzoek van het paard op 23 april 2021 een opzetting van de lymfeknopen en een harde, niet pijnlijke zwelling vastgesteld, zijn geen wolfstanden aanwezig en zijn emailpunten vastgesteld. Ook is geconstateerd dat het paard zijn tanden nog aan het wisselen was, wat normaal was gezien de leeftijd van het paard. Er wordt in het rapport geen melding gemaakt van een slechte staat van het gebit, ondanks dat ook radiografieën van de kaken zijn gemaakt.
De kantonrechter overweegt als volgt. Aangezien het paard nog tanden aan het wisselen was, had het paard de op 3 augustus 2021 geconstateerde gebrekkige kiezen mogelijk nog niet bij de aankoop. Onvoldoende is vast komen te staan wat de precieze staat van het gebit was op het moment van de aankoop. Wellicht had het paard bij aankoop al slechtere tanden, maar niet is vast komen te staan dat [gedaagden] had behoeven te begrijpen dat [eiseres] daardoor de koop niet had gesloten. Een vernietiging van de koopovereenkomst kan ook niet worden gegrond op een dwaling die uitsluitend een toekomstige omstandigheid betreft.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beroep op (wederzijdse) dwaling niet slaagt. De subsidiaire vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst en betaling van een schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
2.4.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
792,00

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot dit vonnis vastgesteld op € 792,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dijke, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2023.

Voetnoten

1.Artikel 7:18 lid 2 BW luidde op het moment van de koop als volgt: “Bij een consumentenkoop wordt vermoed dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van het overeengekomene zich binnen een termijn van zes maanden na aflevering openbaart, tenzij de aard van de zaak of de aard van de afwijking zich daartegen verzet.”