In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 19 januari 2023, staat de huurtoeslag van eiseres centraal. Eiseres had in 2019 huurtoeslag aangevraagd, maar de Belastingdienst/Toeslagen had haar recht op huurtoeslag definitief vastgesteld op € 1.220,-. Eiseres was van mening dat zij recht had op een hogere huurtoeslag, omdat zij samenwoonde met haar ex-man, die in de maanden januari tot en met april 2019 als haar toeslagpartner zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank behandelt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat haar bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond had verklaard.
De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst/Toeslagen de heer [naam echtgenoot] in de maanden januari tot en met april 2019 niet als toeslagpartner heeft aangemerkt, omdat hij niet ingeschreven stond op het adres van eiseres in de Basisregistratie Personen (BRP). Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat haar ex-man feitelijk bij haar woonde in die periode. De rechtbank wijst erop dat het aan eiseres is om verifieerbare gegevens te overleggen die haar stelling ondersteunen. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft gehandeld door de heer [naam echtgenoot] niet als toeslagpartner aan te merken voor de huurtoeslag in de betreffende maanden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de Belastingdienst/Toeslagen. Er zijn geen redenen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in hoger beroep te gaan.