ECLI:NL:RBZWB:2023:3014

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 november 2021, waarin haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd geweigerd. Op 21 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster alsnog een WIA-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 5 januari 2021. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht zij het UWV te veroordelen in de proceskosten.

Het UWV heeft geen bezwaar gemaakt tegen de veroordeling in de proceskosten, mits deze plaatsvond conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, en heeft daarom het UWV veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.674,00 voor rechtsbijstand en € 10,60 voor reiskosten, wat resulteert in een totaal van € 1.684,60. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is.

De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 2 mei 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5155 WIA
uitspraak van 2 mei 2023 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. J.D. van Alphen,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 november 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering haar per 5 januari 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 21 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd, het bezwaar van verzoekster tegen de weigering haar een WIA-uitkering toe te kennen alsnog gegrond verklaard en verzoekster een uitkering ingevolge de WIA toegekend met ingang van 5 januari 2021.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 13 april 2023 meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen een veroordeling in de proceskosten, mits deze plaats vindt conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 21 maart 2023 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1). Daarnaast moet het UWV de reiskosten van verzoekster tot een bedrag van € 10,60 vergoeden.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.684,60.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.