ECLI:NL:RBZWB:2023:3014
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 november 2021, waarin haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd geweigerd. Op 21 maart 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster alsnog een WIA-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 5 januari 2021. Na deze wijziging heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht zij het UWV te veroordelen in de proceskosten.
Het UWV heeft geen bezwaar gemaakt tegen de veroordeling in de proceskosten, mits deze plaatsvond conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, en heeft daarom het UWV veroordeeld in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.674,00 voor rechtsbijstand en € 10,60 voor reiskosten, wat resulteert in een totaal van € 1.684,60. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV het griffierecht van € 49,00 aan verzoekster dient te vergoeden, maar dat hiervoor geen aparte veroordeling nodig is.
De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en is openbaar gemaakt op 2 mei 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.