ECLI:NL:RBZWB:2023:2972

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4692
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen en bestreden besluit inzake bijstandsuitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres, die sinds 22 april 2010 een bijstandsuitkering ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen de blokkade van haar uitkering per 11 april 2022, die was ingesteld in afwachting van gegevens over haar verblijf in het buitenland. Eiseres had op 9 mei 2022 gegevens moeten aanleveren, maar heeft dit niet tijdig gedaan, wat leidde tot de blokkade van haar uitkering. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar en tegen het bestreden besluit van Baanbrekers, dat haar bezwaar tegen de blokkade niet-ontvankelijk verklaarde en het bezwaar tegen de voortzetting van de uitkering ongegrond verklaarde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat Baanbrekers de beslistermijn tijdig heeft verdaagd en dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen, omdat er inmiddels een beslissing op haar bezwaren is genomen. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Wat betreft het bestreden besluit heeft de rechtbank geoordeeld dat Baanbrekers terecht de uitkering van eiseres heeft geblokkeerd, omdat zij haar terugkeer uit het buitenland niet had gemeld, zoals vereist op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4692

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en
Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (Baanbrekers),verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 9 mei 2022 (primair besluit I) heeft Baanbrekers eiseres om gegevens over haar verblijf in het buitenland gevraagd. In afwachting van die gegevens is haar uitkering per 11 april 2022 geblokkeerd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 mei 2022 (primair besluit II) heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet. Daarbij is wel een waarschuwing aan eiseres opgelegd vanwege de schending van de inlichtingenplicht. Ook tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft op 4 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Bij het besluit van 13 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft Baanbrekers het bezwaar gericht tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar gericht tegen primair besluit II is ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen mr. E. van Schijndel namens Baanbrekers. Eiseres is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres ontvangt sinds 22 april 2010 een bijstandsuitkering van Baanbrekers. Op 15 maart 2022 heeft zij via een meldingsformulier doorgegeven dat zij in de periode van 2 tot en met 9 april 2022 in het buitenland zal verblijven.
Eiseres heeft zich niet bij Baanbrekers gemeld bij terugkeer. Daarom heeft Baanbrekers de betaling van de bijstandsuitkering aan eiseres bij primair besluit I geblokkeerd met ingang van 11 april 2022. Daarbij heeft Baanbrekers eiseres verzocht om voor 20 mei 2022 stukken over te leggen waaruit de duur van haar verblijf in het buitenland blijkt. Eiseres heeft hiertegen op 13 mei 2022 bezwaar gemaakt.
Op 14 mei 2022 heeft eiseres haar reisbescheiden overgelegd. Daarmee kon Baanbrekers vaststellen dat zij de termijn van verblijf in het buitenland niet heeft overschreden. Naar aanleiding daarvan heeft Baanbrekers bijstandsuitkering van eiseres bij primair besluit II ongewijzigd voortgezet. De uitkering over de periode van 11 april 2022 tot en met 30 april 2022 wordt nabetaald. Wel wordt er een waarschuwing aan eiseres opgelegd vanwege de schending van de inlichtingenplicht. Op 10 juni 2022 heeft eiseres ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 juli 2022 heeft Baanbrekers de beslistermijn met zes weken verdaagd.
Bij brief van 8 augustus 2022 heeft eiseres Baanbrekers in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
Vervolgens heeft eiseres op 4 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door Baanbrekers.
Bij besluit van 6 oktober 2022 heeft Baanbrekers gesteld dat de beslistermijn van twaalf weken bij brief van 11 juli 2022 met zes weken is verlengd. Op 11 augustus 2022 heeft Baanbrekers de ingebrekestelling van eiseres ontvangen. De beslistermijn loopt echter nog tot 24 oktober 2022 en is dus nog niet afgelopen. Daarom kan er geen gevolg worden gegeven aan het verzoek van eiseres.
Bij het bestreden besluit heeft Baanbrekers het bezwaar gericht tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar gericht tegen primair besluit II is ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
2. Eiseres voert aan dat zij terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar door Baanbrekers. Zij verzoekt de rechtbank om een dwangsom vast te stellen. Verder stelt eiseres dat zij het verdagingsbericht van 11 juli 2022 niet heeft ontvangen en dat het aan Baanbrekers is om de ontvangst daarvan te bewijzen. Volgens eiseres is de verplichting om terugkeer uit het buitenland te melden verouderd. Ook stelt zij dat de blokkade na indiening van het bezwaarschrift ongedaan is gemaakt, zodat Baanbrekers het bezwaar gegrond had moeten verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
Beroep tegen niet tijdig beslissen
3.1
Eiseres heeft een beroep niet tijdig beslissen ingediend vanwege het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Na indiening van het beroep heeft Baanbrekers alsnog een beslissing op bezwaar genomen. Omdat er inmiddels is beslist op de bezwaren van eiseres, heeft zij geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.2
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Omdat het bestreden besluit blijkens het beroepschrift niet tegemoet komt aan het beroep van eiseres, zal de rechtbank het bestreden besluit hierna inhoudelijk toetsen.
Het bestreden besluit
4.1
Volgens artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. In dit geval is er een commissie ingesteld, dus geldt een beslistermijn van twaalf weken.
Op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb kan het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen. Uit het vijfde lid van dit artikel volgt dat voor de toepassing van deze uitstelmogelijkheid is vereist dat het bestuursorgaan daarvan schriftelijk mededeling doet aan belanghebbende(n).
4.2
De rechtbank stelt vast dat de juiste versie van primair besluit I volgens Baanbrekers op 12 mei 2022 is genomen. De bezwaartermijn verstreek zes weken later, op 23 juni 2022. Doordat er een commissie is ingesteld, liep het einde van de beslistermijn twaalf weken later af, op 15 september 2022.
Primair besluit II is op 17 mei 2022 genomen. De bezwaartermijn verstreek zes weken later, op 28 juni 2022. Het einde van de beslistermijn liep twaalf weken later af, op 20 september 2022.
4.3
Baanbrekers heeft de beslistermijn met de brief van 11 juli 2022 tijdig en rechtsgeldig met zes weken verdaagd, zodat er uiterlijk op 24 oktober 2022 respectievelijk 1 november 2022 een beslissing op bezwaar genomen had moeten worden. Eiseres heeft Baanbrekers op 8 augustus 2022 en daarmee zelf nog voor het verstrijken van de initiële beslistermijn in gebreke gesteld. De vraag of eiseres het verdagingsbericht van 11 juli 2022 heeft ontvangen, is daarmee niet meer van belang. Vast staat dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiseres Baanbrekers in gebreke stelde. Uit artikel 4:17, derde lid, van de Awb volgt dan dat Baanbrekers eiseres geen dwangsom is verschuldigd.
Niet-ontvankelijkheid
5.1
Met primair besluit I heeft Baanbrekers de uitkering van eiseres geblokkeerd met ingang van 11 april 2022. Zij had haar terugkeer uit het buitenland namelijk niet gemeld bij Baanbrekers, terwijl zij op grond van artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet verplicht is dit uit eigen beweging te melden. Baanbrekers kon de uitkering dan ook blokkeren, aangezien door het in strijd met de inlichtingenplicht niet melden van de terugkeer uit het buitenland niet vastgesteld kon worden of eiseres nog recht had op bijstand.
5.2
Met primair besluit II is de uitkering van eiseres ongewijzigd voortgezet en nabetaald over de periode van 11 april 2022 tot en met 30 april 2022. In zoverre kon eiseres dan ook niet meer bereiken wat zij wenste te bereiken met haar bezwaar tegen primair besluit I: voortzetting van de uitkering. Baanbrekers heeft het bezwaar tegen primair besluit I dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 26 april 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.