ECLI:NL:RBZWB:2023:2965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
02/271783-22 en 02/270655-22 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving, medeplegen, en de beoordeling van bewijs en strafoplegging

Op 4 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 4 oktober 2022 in Tilburg, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft aangevallen, geslagen en gedwongen om in een auto te stappen. Het slachtoffer werd vervolgens naar een bos gereden, waar hij werd mishandeld en gedwongen zijn kleren uit te trekken. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de diefstal en de vrijheidsberoving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de auto van de verdachte bevolen, die gebruikt was bij de strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/271783-22 en 02/270655-22 (ttz.gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht,
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd. Tevens is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] en het beslag ter zitting behandeld. De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen de [medeverdachte] (02/289362-22).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/271783-22:zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld (feit 1) en de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] (feit 2);
02/270655-22:zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fiets.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/271783-22 wettig en overtuigend bewezen gelet op de betrouwbare verklaringen van [slachtoffer] , die in voldoende mate worden ondersteund door de andere bewijsmiddelen in het dossier, waaronder de getuigenverklaringen en de camerabeelden. De officier van justitie acht voorts het tenlastegelegde feit onder parketnummer 02/270655-22 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02/271783-22. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] op
4 oktober 2022 bij het station in Tilburg heeft geslagen maar heeft ontkend dat hij van [slachtoffer] spullen heeft gestolen. De verklaring van [slachtoffer] is leugenachtig en onbetrouwbaar. Zijn verklaring wordt enkel ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , een vriend van [slachtoffer] en dus een partijdige getuige. De diefstal kan niet wettig en overtuigend worden bewezen en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken. Dit geldt eveneens voor de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Volgens de verklaring van verdachte is [slachtoffer] niet onder dwang meegenomen en is hij geheel uit beweging meegelopen naar de auto. Ook over dit feit heeft [slachtoffer] een leugenachtige en onbetrouwbare verklaring afgelegd die niet meegenomen kan worden voor het bewijs. Aangezien er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat voor de dwang, dient verdachte ook van feit 2 te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het feit onder parketnummer 02/270655-22, de diefstal van de fiets, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/271783-22, feit 1 en feit 2
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of en zo ja in hoeverre, de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt, nu verdachte de door [slachtoffer] gegeven lezing van de gang van zaken grotendeels heeft ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] in zijn geheel als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en overweegt hiertoe als volgt. [slachtoffer] heeft op meerdere momenten een verklaring afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris. Hij heeft ondanks het tijdsverloop tussen de verklaring bij de politie en de rechter-commissaris gedetailleerd en consistent verklaard over hetgeen is voorgevallen op 4 oktober 2022. Voorts overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer] op meerdere punten en op overtuigende wijze wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier. De rechtbank wijst in dat kader op de verklaringen van verdachte en de medeverdachte zelf, de camerabeelden van het station in Tilburg, de verklaringen van getuigen [getuige 2] , [getuige 1] en [getuige 4] , het feit dat [slachtoffer] die avond door [getuige 5] en de verbalisanten naakt wordt aangetroffen met een telefoonkabel om zijn nek en de foto’s van het letsel. Het letsel past naar het oordeel van de rechtbank precies bij het geweld dat volgens de verklaringen van [slachtoffer] door verdachte en de medeverdachte zou zijn uitgeoefend. Zo zijn er op de rug van [slachtoffer] meerdere rode verdikkingen en striemen te zien, welke volgens [slachtoffer] zijn veroorzaakt doordat de medeverdachte hem met een stok op zijn rug heeft geslagen.
Tegenover deze betrouwbare verklaringen van [slachtoffer] staat de ontkennende verklaring van verdachte. Nog afgezien van het feit dat de verklaring van verdachte niet concreet is en geen steun vindt in het dossier, acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat [slachtoffer] zichzelf zou hebben uitgekleed om vervolgens naakt en trillend met een telefoonkabel om zijn nek en een kartonnetje voor zijn geslachtsdeel bij het dichtstbijzijnde huis aan te bellen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] op alle onderdelen voldoende betrouwbaar zijn. De rechtbank zal bij de vaststelling van de feiten en omstandigheden de verklaringen van [slachtoffer] als uitgangspunt nemen.
Vaststelling van de feiten
Op grond van de verklaringen van [slachtoffer] en de daarvoor ondersteunende bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 4 oktober 2022 bevond [slachtoffer] zich samen met [getuige 1] achter het station in Tilburg. Verdachte en de medeverdachte kwamen vervolgens vanuit verschillende richtingen naar [slachtoffer] toegelopen. Verdachte sloeg [slachtoffer] meerdere keren met een tas, met daarin een hamer, op zijn knieën waardoor [slachtoffer] achterover viel. Toen werd door de medeverdachte de telefoon, een zwarte Samsung A52, van [slachtoffer] afgepakt. Ook de medeverdachte heeft [slachtoffer] bij het station in Tilburg twee keer geslagen. [slachtoffer] werd vervolgens door verdachte en de medeverdachte vastgepakt en over straat meegetrokken naar de auto van verdachte. Verdachte hield [slachtoffer] strak vast en ook de medeverdachte had tijdens het lopen een arm om [slachtoffer] heen geslagen. Terwijl ze liepen werd er tegen [slachtoffer] gezegd “Ja, maak geen geluid, want anders gaan er enge dingen gebeuren. Laat me die ding niet gebruiken?”. In de Lange Nieuwstraat in Tilburg moest [slachtoffer] achterin plaatsnemen in een driedeursauto. De medeverdachte nam plaats naast [slachtoffer] en de verdachte nam plaats als bestuurder. Naast verdachte zat [getuige 4] als bijrijder. Vervolgens zijn ze gaan rijden en onderweg werd [slachtoffer] door de medeverdachte op zijn lichaam geslagen met de tas met daarin de hamer. [getuige 4] is tijdens de autorit uitgestapt. Toen [slachtoffer] aangaf dat hij uit de auto wilde stappen werden verdachte en de medeverdachte nog bozer en werd er gezegd: “Als we op locatie zijn pakken we dat ding, dit is de laatste dag van je leven. Niemand gaat jou nog zien”. Uiteindelijk zijn [slachtoffer] , verdachte en de medeverdachte naar Moergestel, gemeente Oisterwijk, gereden en hier is bij een bospad de auto tot stilstand gebracht waarna [slachtoffer] door verdachte en de medeverdachte uit die auto is getrokken. Buiten de auto kreeg [slachtoffer] weer klappen met de tas. De medeverdachte heeft een stok gepakt en heeft [slachtoffer] daarmee geslagen. [slachtoffer] moest van de medeverdachte al zijn kleren uit doen. Er werd gezegd dat [slachtoffer] 100 push-ups moest doen en ervoor en erna kreeg hij klappen met de stok. Hij werd overal geraakt op zijn lichaam. De medeverdachte heeft vervolgens een riem om de nek van [slachtoffer] gedaan en deze riem aangetrokken. Vervolgens heeft de medeverdachte ook een oplaadkabel om de nek van [slachtoffer] gewikkeld en ook deze werd door de medeverdachte aangetrokken. Verdachte en de medeverdachte hebben de telefoon, de kleren van [slachtoffer] en het geld dat [slachtoffer] op zak had, te weten 75 euro, meegenomen en zijn in de auto weggereden.
Kwalificatie
De vervolgvraag die de rechtbank dient te beantwoorden is hoe de handelingen van verdachte en de medeverdachte juridisch gekwalificeerd kunnen worden. Bewezen kan worden dat verdachte en de medeverdachte de telefoon, de kleding en een geldbedrag van 75 euro van [slachtoffer] hebben weggenomen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door verdachte en de medeverdachte toegepaste geweldshandelingen en de bedreigingen met geweld, alles in onderlinge samenhang bezien, gepleegd met het doel om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken. De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van feit 1.
Voorts komt de rechtbank ook tot een bewezenverklaring van feit 2, de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] vrijwillig is meegelopen en in de auto heeft plaatsgenomen acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de verklaring van [slachtoffer] en de daarvoor ondersteunende bewijsmiddelen. Verdachte en de medeverdachte kwamen vanuit verschillende kanten op [slachtoffer] afgelopen en begonnen gelijk met het uitoefenen van geweld. Hierdoor werd vanaf begin af aan een situatie gecreëerd die zodanig intimiderend en dreigend was dat [slachtoffer] redelijkerwijs geen andere mogelijkheid had dan om met verdachte en de medeverdachte mee te lopen naar de auto. Vervolgens hielden verdachte en de medeverdachte [slachtoffer] tijdens het lopen naar de auto ook vast bij zijn kleding en volgens de verklaring van verdachte was dit om te voorkomen dat [slachtoffer] er vandoor zou gaan. [slachtoffer] heeft vervolgens onder dwang moeten plaatsnemen in de auto en was gedurende de autorit evenmin bij machte om op eigen initiatief de auto te verlaten. Afgezien van het feit dat de situatie dusdanig bedreigend was dat [slachtoffer] niet uit durfde te stappen, was dit feitelijk gezien ook onmogelijk omdat [slachtoffer] achterin zat en het een driedeurs auto betrof. De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] door de besloten setting, de hoeveelheid aanwezige personen, het toegepaste geweld en de dreiging met geweld, in een situatie werd gebracht waaraan hij zich niet kon onttrekken. Hierdoor is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplegen (feit 1 en feit 2)
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van beide feiten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van de tenlastegelegde feiten.
Conclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een diefstal met geweld (feit 1) en een wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2). Beide feiten zijn tezamen en in vereniging gepleegd met de medeverdachte.
02/270655-22
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit onder parketnummer 02/270655-22 wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting ook bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/271783-22
feit 1op 4 oktober 2022 te Tilburg en Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander
kleding en een telefoon (zwarte Samsung A52) en 75 Euro, die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader
- die [slachtoffer] , meermalen met een tas waarin een hard voorwerp zat tegen zijn knieën geslagen, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en
- die [slachtoffer] opgepakt en meegetrokken over straat en
- die [slachtoffer] dreigend toegevoegd: "Maak geen geluid, anders gaan er enge dingen gebeuren. Laat me die ding niet gebruiken", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer] meegetrokken naar een driedeursauto en die [slachtoffer] gedwongen achterin die auto te gaan zitten en met die [slachtoffer] gereden en
- die [slachtoffer] in die auto tegen zijn lichaam met een tas waarin een hard voorwerp zat geslagen en
- die [slachtoffer] dreigend toegevoegd: "Als we op de locatie zijn pakken we dat ding, dit is de laatste dag van jouw leven. Niemand gaat jou nog zien", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- de auto tot stilstand gebracht op een bospad en vervolgens die [slachtoffer] uit de auto getrokken en
- die [slachtoffer] op zijn lichaam geslagen en
- die [slachtoffer] met een stok op zijn lichaam geslagen en
- die [slachtoffer] gedwongen zijn kleding uit te trekken en
- een riem en oplaadkabel om de nek van die [slachtoffer] gedaan en vervolgens die riem en die oplaadkabel aangetrokken om de nek van die [slachtoffer] ;
feit 2op 4 oktober 2022 te Tilburg en Oisterwijk tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- die [slachtoffer] -op straat- meermalen met een tas waarin een hard voorwerp zaten tegen zijn knieën te slaan, tengevolge waarvan die [slachtoffer] ten val kwam en
- die [slachtoffer] op te pakken en mee te trekken over straat en
- die [slachtoffer] dreigend toe te voegen: "Maak geen geluid, anders gaan er enge dingen gebeuren. Laat me die ding niet gebruiken", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer] meegetrokken naar een driedeursauto en die [slachtoffer] te dwingen achterin die auto te gaan zitten en met die [slachtoffer] te gaan rijden en
- die [slachtoffer] in die auto tegen zijn lichaam met een tas waarin een hard voorwerp zat te slaan;
02/270655-22
op 21 oktober 2022 te Tilburg een fiets, die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de oplegging van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft het zwaar gehad in de Penitentiaire Inrichting en wil graag verder met zijn leven en zijn werk weer oppakken. Ook wenst verdachte voor zijn moeder en vader te kunnen zorgen. Volgens het reclasseringsadvies is verdachte een hardwerkende jongen en de reclassering acht de risicofactoren niet zorgwekkend. Indien aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd zal hij zich hieraan houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich op 4 oktober 2022 samen met de medeverdachte schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en een wederrechtelijke vrijheidsberoving. Op die betreffende datum is verdachte samen met de medeverdachte naar het station in Tilburg gegaan waarbij zij beiden op [slachtoffer] zijn gedoken. Verdachte heeft [slachtoffer] met een tas met daarin een hamer voorwerp op zijn knieën geslagen en ook de medeverdachte heeft klappen uitgedeeld. Vervolgens werd [slachtoffer] door verdachte en de medeverdachte meegetrokken naar de auto van verdachte. [slachtoffer] moest achterin plaatsnemen en verdachte en de medeverdachte zijn met [slachtoffer] gaan rijden. Gedurende de autorit werd [slachtoffer] bedreigd en geslagen. De auto is uiteindelijk tot stilstand gekomen in een bos in Moergestel. Hier moest [slachtoffer] zichzelf helemaal uitkleden en moest hij naakt 100 push-ups doen. Zowel ervoor als erna werd [slachtoffer] door de medeverdachte geslagen met een stok op zijn rug. Ook kreeg [slachtoffer] een riem en een oplaadkabel om zijn nek die door de medeverdachte werden aangetrokken. Verdachte en de medeverdachte hebben de telefoon, de kleding en een geldbedrag van € 75,-- van [slachtoffer] afgenomen en zijn met deze spullen weggereden. [slachtoffer] werd achtergelaten in het bos, waarna hij een heel eind naakt naar de dichtstbijzijnde woning is gelopen om daar om hulp te vragen. Hierna is [slachtoffer] met zijn verwondingen naar het ziekenhuis gebracht.
Dit betreft een zeer ernstig feit. Verdachte en de medeverdachte zijn op een vernederende en mensonterende manier met [slachtoffer] omgegaan en hebben geen blijk gegeven enig respect te hebben voor zijn lichamelijke en geestelijke integriteit. De hele situatie moet voor [slachtoffer] zeer intimiderend en beangstigend zijn geweest en uit de vordering tot schadevergoeding is gebleken dat [slachtoffer] tot op heden de psychische gevolgen ondervindt van hetgeen is voorgevallen. [slachtoffer] ervaart dagelijks herbelevingen, heeft nachtmerries en durft niet meer goed naar buiten. Deze gevolgen acht de rechtbank zeer voorstelbaar en zijn door verdachte en de medeverdachte veroorzaakt. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag en plaatst zichzelf in een slachtofferrol. Verdachte zal ongetwijfeld boos op [slachtoffer] zijn geweest vanwege eerdere incidenten, maar de manier waarop verdachte en de medeverdachte de situatie vervolgens hebben aangepakt, staat op geen enkele manier in verhouding met het verwijt dat [slachtoffer] volgens verdachte kon worden gemaakt. Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de gevolgen die dit voor [slachtoffer] heeft gehad is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de enige passende afdoening is.
De rechtbank heeft daarnaast bewezen verklaard dat verdachte op 21 oktober 2022 een fiets heeft gestolen. Hiermee heeft verdachte wederom laten zien geen respect te hebben voor andermans spullen.
Voor de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf heeft de rechtbank als uitgangspunt een gevangenisstraf van 36 maanden genomen. Dit betreft de straf die volgens de Landelijk Overleg Vakinhoud Stafrecht (LOVS)-oriëntatiepunten in beginsel wordt opgelegd voor een woningoverval, een delict dat naar het oordeel van de rechtbank min of meer gelijk kan worden gesteld met de bewezenverklaarde feiten waarbij de rechtbank in strafverminderende mate zal meenemen dat de bewezenverklaarde feiten niet in een woning hebben plaatsgevonden. In strafverminderende zin zal voorts worden meegenomen dat de feitelijke handelingen, die bewezen zijn verklaard onder feit 2 deels samen vallen met de bewezenverklaarde handelingen onder feit 1.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voordat verdachte werd aangehouden, werkte hij als [functie] voor [uitzendbureau] . Naar zijn eigen zeggen heeft verdachte geen schulden en kan hij goed rondkomen van zijn salaris. Momenteel heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats. Hij verbleef voor zijn aanhouding bij een vriendin. Over verdachte is een reclasseringsrapport opgesteld. Dit rapport is met name gebaseerd op de informatie die verdachte aan de reclassering heeft gegeven. Gelet op de ontkennende houding van verdachte kan het recidiverisico niet worden ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte een strafblad heeft, maar niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke of dusdanig ernstige feiten.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar zal opleggen. Het voorwaardelijke gedeelte dient enerzijds om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om verdachte er na zijn vrijlating van te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen dusdanige problemen die aanleiding zouden moeten geven tot de oplegging van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal hiertoe dan ook niet overgaan.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert ten aanzien van feit 1 en 2 onder parketnummer 02/271783-22 een schadevergoeding van € 8.375,-- . Dit bedrag bestaat uit
€ 375,-- aan materiële schade (€ 300,-- kleding en € 75,-- gestolen geldbedrag) en € 8.000,-- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en hij in zoverre verplicht is de schade van [slachtoffer] te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank zal de gevraagde vergoeding voor de kleding en het gestolen geldbedrag toewijzen. Gebleken is dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten waarvoor verdachte aansprakelijk is. Met betrekking tot de weggenomen kleding is een schatting gemaakt van de hoogte van het bedrag. De rechtbank acht het geschatte bedrag ter hoogte van € 300,-- billijk, mede gelet op de verklaring van de medeverdachte bij de politie dat [slachtoffer] die dag dure kleding aanhad van onder meer het merk Gucci.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat het lichamelijk letsel dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte en de medeverdachte heeft opgelopen, een grondslag vormt voor de toewijzing van de vordering tot immateriële schadevergoeding.
Hoewel de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] over de gebeurtenissen op 4 oktober 2022 betrouwbaar acht, kan zij zich niet aan de indruk onttrekken dat [slachtoffer] niet het achterste van zijn tong heeft laten zien over hetgeen zich heeft afgespeeld vóór die betreffende datum en over de reden van het conflict tussen hem en verdachte. De reden dat [slachtoffer] hierover heel vaag is gebleven, zou kunnen liggen in het feit dat hij inderdaad van verdachte spullen heeft gestolen, zoals door verdachte is verklaard en door [slachtoffer] niet echt lijkt te worden ontkend. Hoewel dat het gedrag van verdachte absoluut niet rechtvaardigt, zal de rechtbank bij de vaststelling van de hoogte van de immateriële schade wel meewegen dat [slachtoffer] en verdachte een voorgeschiedenis hadden, waarover [slachtoffer] niet eerlijk is geweest. Daarnaast heeft de rechtbank voor de bepaling van het bedrag gelet op de hoogte van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding in soortgelijke zaken. De rechtbank zal de immateriële schade begroten op een bedrag van € 4.000,--. [slachtoffer] wordt voor het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaard. Immers, de behandeling hiervan zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Wettelijke rente, schadevergoedingsmaatregel en hoofdelijkheid
De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen over het totale toegewezen bedrag, te weten
€ 4.375,--, bestaande uit € 375,-- aan materiële schade en € 4.000,-- aan immateriële schade. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 4 oktober 2022, de dag dat de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende bedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Verdachte heeft het strafbare feit samen met de medeverdachte gepleegd en hij is samen met hem hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schade. Indien één van hen aan de bovenstaande betalingsverplichting voldoet, is de ander van zijn betalingsverplichting bevrijd.

8.Het beslag

De personenauto, Renault Clio met [kenteken] , is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit een voorwerp betreft met behulp waarvan de feiten onder parketnummer 02/271783-22 zijn begaan. De rechtbank zal hiertoe overgaan en de personenauto verbeurd verklaren.
Door de verdediging is ter zitting aangevoerd dat er nog meer spullen van verdachte in beslag zijn genomen. Echter, staat op de door het openbaar ministerie overgelegde beslaglijst enkel de hierboven genoemde personenauto vermeld . Door de verdediging is ook niet onderbouwd welke spullen dit dan zouden moeten zijn. Aangezien de rechtbank niet kan vaststellen of en zo ja op welke goederen nog beslag ligt, kan zij hier geen beslissing over nemen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 282, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/271783-22
feit 1: diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl dit feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
02/270655-22:
diefstal
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, Renault Clio met [kenteken] (G1691979);
Benadeelde partij t.a.v. feit 1 en feit 2, parketnummer 02/271783-22
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.375,--, waarvan € 375,-- aan materiële schade en € 4.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel t.a.v. feit 1 en feit 2, parketnummer 02/271783-22
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 4.375,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 53 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- bepaalt dat verdachte met de medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. T. Kemper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 mei 2023.
Mr. Speekenbrink en mr. Kemper zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.