ECLI:NL:RBZWB:2023:2962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/02/407438 / JE RK 23-452
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling in het kader van gezagsbeëindiging

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de advocaat van de vader, de moeder en haar advocaat, een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming en een vertegenwoordiger van de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De vader was, ondanks behoorlijke oproeping, niet verschenen. De kinderrechter heeft de zaak gelijktijdig behandeld met een andere zaak die betrekking had op de beëindiging van het gezag van de vader.

De feiten van de zaak zijn als volgt: het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders, waarbij [minderjarige] bij de moeder verblijft. Bij beschikking van 9 mei 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI, en deze maatregel is steeds verlengd, voor het laatst tot 9 mei 2023. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden, maar dit verzoek was afhankelijk van de uitkomst van het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader.

De kinderrechter heeft overwogen dat, nu het gezag van de vader is beëindigd, de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] is belast. Hierdoor zijn er geen doelen meer te behalen in het kader van de ondertoezichtstelling, en heeft de GI geen belang meer bij het verzoek tot verlenging. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 mei 2023. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens : C/02/407438 / JE RK 23-452
datum uitspraak: 19 april 2023

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Roosendaal,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader],

wonende in [woonplaats 1],
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. Z. Yeral, advocaat te Roosendaal,

[de moeder],

wonende in [woonplaats 2],
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. N. van Vliet, advocaat te Breda.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 9 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
14 maart 2023.
Op 19 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de advocaat van de vader;
- de moeder en haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI (via Teams).
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op 15 april 2023 is [minderjarige] gehoord.
Gelet op de nauwe samenhang tussen onderhavige zaak en de ter griffie onder nummer C/02/407438 / JE RK 23-452 ingeschreven zaak, zijn deze zaken door de rechtbank gelijktijdig behandeld. In beide zaken wordt een afzonderlijke beschikking afgegeven.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft bij de moeder.
Bij beschikking van 9 mei 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 9 mei 2023.

Het verzoek

De GI heeft verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van drie maanden.

De standpunten

Namens de GI is ter nadere onderbouwing van het verzoek ter zitting naar voren gebracht dat
een verlenging van de ondertoezichtstelling alleen wordt gevraagd voor het geval het
verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader niet wordt toegewezen.
Wanneer de moeder alleen is belast over het gezag over [minderjarige] zijn er geen doelen meer om
aan te werken in het kader van de ondertoezichtstelling.
Door en namens de moeder wordt gesteld dat er geen bezwaar is tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling zolang er sprake is van gezamenlijk gezag. Wanneer de moeder alleen is belast met het gezag, voordat de huidige ondertoezichtstelling afloopt, bestaat er geen belang meer bij een verlenging van de ondertoezichtstelling.
Namens de vader is aangegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de kinderrechter.
[minderjarige] denkt dat een ondertoezichtstelling niet langer nodig is als de moeder alleen de beslissingen over haar neemt.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
De kinderrechter overweegt als volgt.
In de zaak met nummer C/02/407438 / JE RK 23-452 heeft de rechtbank bij beslissing van 19 april 2023 beslist dat het gezag van de vader wordt beëindigd. Daardoor is de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] belast. Uit de stukken en de mondelinge behandeling volgt dat er in dat geval geen sprake meer is van doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling behaald moeten worden. Daarmee heeft de GI geen belang meer bij haar verzoek en zal dit worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch