ECLI:NL:RBZWB:2023:2961

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/02/404118 / JE RK 22-2132
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarige in complexe scheidingssituatie met spanningen tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders van [minderjarige] zijn verwikkeld in een complexe scheidingssituatie, waarbij de moeder en vader niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De moeder heeft een moeilijke start gehad met de opvoeding van [minderjarige] en er zijn zorgen over de hechting tussen [minderjarige] en zijn vader, die in de eerste maanden van zijn leven geen contact heeft gehad met zijn kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige], en dat de hulpverlening in het vrijwillige kader niet heeft geleid tot verbetering van de situatie. De kinderrechter heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming Brabant, met als doel de communicatie tussen de ouders te verbeteren en de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat [minderjarige] weer structureel contact krijgt met zijn vader, zonder dat hij wordt blootgesteld aan de spanningen tussen zijn ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/404118 / JE RK 22-2132
Datum uitspraak: 19 april 2023

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F. Pool, te Rotterdam,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. D.W.M. de Haan, te Oosterhout.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

locatie Etten-Leur, hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 6 december 2022, ingekomen bij de
griffie op 6 december 2022;
- de reactie namens de vader van 5 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 5 januari 2023;
- het verweerschrift namens de moeder van 6 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 10 januari 2023;
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 januari 2023;
- het e-mailbericht van [jeugdhulpverlener] van 3 februari 2023;
- de brief van mr. Pool van 10 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van [jeugdhulpverlener] van 23 februari 2023;
- het e-mailbericht met bijlage van de Raad van 7 maart 2023;
- de brief van mr. De Haan van 20 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 23 maart 2023.
Op 19 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
  • de moeder, bijgestaan door mr. M.S. Krol waarnemend voor mr. Pool;
  • de vader, bijgestaan door mr. De Haan;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
  • een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door de Raad is in het verzoek en bij de mondelinge behandeling, kort samengevat, aangevoerd dat sprake is van complexe scheidingsproblematiek waardoor [minderjarige] spanningen ervaart. De ouders zijn na drie maanden relatie gaan samenwonen en gehuwd en na drie maanden huwelijk wilde de moeder weer scheiden. De moeder was toen twee weken zwanger van [minderjarige] . De moeder heeft een moeilijke start meegemaakt met [minderjarige] , waardoor zij veel zorgen heeft gehad over hem. De ouders kennen elkaar als persoon in beperkte mate en niet als verzorgende en liefhebbende ouder. [minderjarige] heeft zijn vader de eerste vijf maanden van zijn leven niet gezien, en nu is alweer een breuk ontstaan in het pas gestarte en broze contact tussen de vader en [minderjarige] , wat een belemmering vormt voor het ontwikkelen van een (veilige) hechtingsrelatie tussen hen. De moeder heeft veel wantrouwen richting de vader, wat zij ook richting [minderjarige] uitstraalt. De moeder lijkt niet in staat [minderjarige] emotionele toestemming te geven voor contact met de vader waardoor [minderjarige] spanning voelt bij de moeder. Gezien wordt dat de moeder begeleide omgang niet kan overlaten aan de hulpverlening en zij daarbij ver over grenzen heen gaat. Hierdoor voelt de vader zich niet langer veilig in die situatie, omdat hij niet weet of hij door de moeder ergens van wordt beschuldigd.
Een complicerende factor in deze scheidingssituatie speelt het geloofsaspect. Beide ouders geven een andere invulling aan het geloof. De moeder geeft aan dat zij vanwege haar geloof niet mag communiceren met de vader en niet in een ruimte met hem mag zijn. Ook heeft zij vanwege haar geloof een andere visie op hoe de opbouw van de omgang tussen de vader en [minderjarige] verder zou moeten verlopen.
Tussen de moeder en de hulpverlening is geen samenwerkingsrelatie ontstaan en de moeder heeft geen vertrouwen in de hulpverlening. Zij voelt zich niet gehoord en heeft het idee dat eenzijdig wordt gekeken, waardoor de vader alles goed doet en zij zich in een hoek gedrukt voelt. Ook ervaart de moeder teveel praktische belemmeringen voor begeleide omgang (zoals de reis met bus, de voeding en de andere zoon die thuis wacht) wat voor stress zorgt. Het blijft de vraag of de moeder daadwerkelijk openstaat voor begeleide omgang.
De ernst van de problematiek overstijgt de mogelijkheden van vrijwillige hulpverlening om het contact tussen [minderjarige] en vader vorm te geven/te begeleiden. Het traject bij [stichting] is onvoldoende van de grond gekomen.
Op de mondelinge behandeling van 11 januari 2023 is afgesproken dat de ouders met [jeugdhulpverlener] aan de slag gaan om hen en de omgang te laten begeleiden. Er is voor deze organisatie gekozen, omdat zij aandacht kunnen geven aan de culturele aspecten. Uit de terugkoppeling van [jeugdhulpverlener] blijkt dat het voor de moeder niet acceptabel was om aan dit traject mee te werken. Er wordt geadviseerd om door middel van diagnostiek inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden en belemmeringen van de ouders en om nog concreter de dagen en tijden van de omgang tussen de vader en [minderjarige] vast te leggen, dit natuurlijk met een opbouw daarin.
De Raad meent ook dat nader onderzoek nodig is en het is aan de GI om dit vorm te geven.
Door enkel de moeder te pushen wordt het doel niet bereikt en ontstaan er zorgen over de veiligheid van de moeder en [minderjarige] . Zie in dat kader wat er gebeurt op social media, de meldingen bij Veilig Thuis en de onrust over een verhuizing van de moeder. De moeder is de primaire opvoeder en aan haar ontleent [minderjarige] zijn veiligheid. De vader is de secundaire opvoeder. De GI moet ervoor zorgen dat er duidelijkheid is en er geen ruis ontstaat. Duidelijk moet worden wat er speelt bij de moeder en waar haar weerstand vandaan komt. [jeugdhulpverlener] is bereid om in gesprek te gaan of een toelichting te geven aan de GI als er nog onduidelijkheid is. Er zal stap voor stap gekeken moeten worden hoe verder te gaan.
De veiligheid en het belang van [minderjarige] staan voorop, vandaaruit wordt gekeken wat er voor de moeder nodig is. Meer druk op de moeder betekent ook meer weerstand. Daarnaast moet de samenwerking met de vader bekeken worden, maar zijn wensen en behoeften staan niet voorop. Als het niet lukt om de aansluiting met de moeder te vinden, zal bezien moeten worden wat wel kan. Het is de GI om te bekijken welke hulpverleningsinstantie daarbij het beste kan worden ingezet.
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat er bij de moeder sprake is van een enorme weerstand tegen het contact tussen [minderjarige] en de vader. De vader hoopte dat de ouders er samen zouden uitkomen en dat er na de laatste mondelinge behandeling een stap gezet zou worden, maar er is niets van de toezeggingen van de moeder terechtgekomen. Ook bij deze mondelinge behandeling is zij niet verschenen. Zij wil niet. Het is essentieel om inzicht te krijgen in de onderliggende problematiek. De moeder zet geen stappen, blijft de hulpverlening wantrouwen en wijst naar iedereen, behalve haarzelf. Na hulpverlening door [woonzorg] en [stichting] , is het bij [jeugdhulpverlener] ook niet gelukt. Het is ontzettend belangrijk dat het contact tussen de vader en [minderjarige] zo snel mogelijk weer wordt opgestart. De vader is bereid om aan alles mee te werken, maar er gaat steeds meer tijd verloren. Ondertussen ontvangt de man allemaal boze mails en bedreigingen van de moeder, wil zij naar [plaats] verhuizen en neemt zij de vader kwalijk dat hij daarvoor geen toestemming geeft. Zij verkoopt op Marktplaats de hele inboedel, die zij na de scheiding zo nodig moest hebben. De man heeft zijn woning, waar hij al jaren woonde, en spullen aan de moeder gelaten voor hun kind. Nu wil de moeder daarvan af en is de man ze kwijt. Tijdens de vorige mondelinge behandeling heeft de moeder toegezegd niet te zullen verhuizen. Nu komt zij daarop terug. De vader zou graag horen dat de moeder bij haar eerdere toezegging niet te zullen verhuizen blijft.
De moeder betrekt de hele moskee bij de situatie en social media staat vol berichten. De situatie escaleert steeds verder en dit al de zoveelste vorm van hulpverlening waaraan de moeder niet heeft meegewerkt. Hopelijk kan de GI helpen, maar het wordt lastig om de moeder te dwingen om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek. De vader is bereid aan een dergelijk onderzoek mee te werken. Door de gedragingen van de moeder maakt de vader zich wel zorgen over het welzijn en de veiligheid van zijn zoon. De moeder lijkt in haar eigen belang te handelen en niet dat van [minderjarige] . Ook haar oudere zoon heeft al jaren geen contact met zijn vader. De vader hoopt dat er door een ondertoezichtstelling beweging in de situatie komt en dat hij toegang krijgt tot zijn zoon. Van de vijftien maanden dat zijn zoon er is, heeft hij slechts 4 tot 5 uur met hem mogen doorbrengen. De vader wil graag een band opbouwen met zijn zoon. Hij heeft zijn leven op orde en kan zijn zoon wat bieden. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat de vader ook een rol zijn leven speelt. Er worden de moeder al lange tijd handreikingen gedaan en de man probeert steeds de rust te bewaren, maar zonder druk op de moeder verandert er niets.
Namens de moeder is, samengevat, aangevoerd dat zij achter een ondertoezichtstelling staat. Zij is bereid om het de GI in gesprek te gaan om te spreken over de invulling van de ondertoezichtstelling. Hoe de omgang er uit zou moeten komen te zien, is aan de orde in de andere procedure die tussen de ouders loopt. Daarbij is de advocaat niet betrokken, dus zij is niet op de hoogte van de precieze stand van zaken. Over een voorgenomen verhuizing kan de advocaat niets zeggen.
Namens de GI is het volgende samengevat gesteld. Het is belangrijk dat goed wordt gekeken wat in het belang van [minderjarige] is. Het gaat om een jong kindje dat in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij heeft geen contact met zijn vader, terwijl dat op deze jonge leeftijd belangrijk is. Er zal onderzocht moeten worden wat de mogelijkheden zijn. De spanningen die door de situatie ontstaan, hebben ook effect op de minderjarige. De GI moet zo snel mogelijk de regie nemen en kijken wat ingezet moet worden om rust te doen ontstaan. De GI heeft nog steeds wachtlijsten, maar er zal wel iemand contact opnemen met de ouders en een vast aanspreekpunt vormen.
Als de GI het nodig acht de samenwerking voort zetten, dan is het fijn dat [jeugdhulpverlener] al betrokken is geweest. Die optie zal zeker onderzocht worden. Het is belangrijk dat er duidelijke kaders worden weggezet en dat er duidelijke voorwaarden aan beide ouders worden gesteld, dat er snel onderzoek wordt gedaan en dat er tot een conclusie kan worden gekomen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna BW ) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter overweegt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling als volgt. Er is, gelet op de onderbouwing door de Raad, sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] . Ondanks de inzet van meerdere hulpverleningstrajecten in het vrijwillig kader is het niet gelukt om het contact tussen [minderjarige] en zijn vader structureel tot stand te brengen. Contact tussen de vader en [minderjarige] is van belang om tussen hen een (veilige) hechtingrelatie tot stand te brengen en is belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . Het lukt de ouders niet om in het belang van [minderjarige] met elkaar te communiceren en samen te werken. Er ontstaan steeds meer spanningen tussen de ouders. Door het wantrouwen en de stress die de moeder ervaart door de vader kan [minderjarige] spanningen en angst gaan voelen. Dat is schadelijk voor zijn emotionele ontwikkeling.
In het kader van de ondertoezichtstelling zal aan de volgende doelen gewerkt moeten worden:
- [minderjarige] heeft zo snel mogelijk weer structureel en onbelast contact met vader;
- [minderjarige] wordt niet geconfronteerd met spanningen tussen zijn ouders en de hulpverlening.
Om deze doelen te behalen is het belangrijk dat de hulpverlening in verband met de begeleide omgang wordt voortgezet en dat kan alleen wanneer er ook aandacht is voor de complexe echtscheidingsproblematiek van de ouders.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de Raad. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant (de GI) met ingang van 19 april 2023 tot 19 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2023.
De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.