ECLI:NL:RBZWB:2023:2959

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
02/008861-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken met verborgen heroïne in voertuig

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van heroïne. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd samen met een medeverdachte aangehouden in een Nissan Qashqai met een verborgen ruimte waarin heroïne was verstopt. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap had van de heroïne en beschikkingsmacht over de verdovende middelen, maar de verdediging betwistte dit en pleitte voor vrijspraak.

Tijdens de zitting op 18 april 2023 werd het standpunt van de officier van justitie gepresenteerd, die meende dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdediging voerde aan dat het dossier gebrekkig was en dat niet bewezen kon worden dat de verdachte op de hoogte was van de heroïne in de verborgen ruimte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden verweten dat hij wetenschap had van de heroïne, aangezien deze buiten zijn zicht was verstopt. De enkele omstandigheid dat hij als bestuurder van de auto had gereden, was onvoldoende om te concluderen dat hij ook wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat het Openbaar Ministerie niet had aangetoond dat de verdachte wetenschap had van de heroïne. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. M. van de Wetering, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/008861-23
vonnis van de meervoudige kamer van 2 mei 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
raadsman: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M. Tax, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander ruim 7 kilo heroïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid materiaal bevattende heroïne. Verdachten reden vanuit Nederland richting Frankrijk in een Nissan Qashqai met de heroïne verstopt in een verborgen ruimte. Beiden hadden wetenschap van en de beschikkingsmacht over de heroïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Daartoe is primair aangevoerd dat op basis van het gebrekkige dossier niet kan worden vastgesteld of er heroïne in de verborgen ruimte van de Nissan Qashqai lag, laat staan welke hoeveelheid dit zou betreffen. Subsidiair is aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de goederen die zijn gevonden in de verborgen ruimte. Verdachte heeft van meet af aan een verifieerbare verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in Nederland. Hij was samen met [medeverdachte] van Frankrijk naar Nederland gereden om familie te bezoeken van [medeverdachte] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Het aantreffen van heroïne
Op 9 januari 2023 omstreeks 00:50 uur zagen verbalisanten op de Rijksweg A16 ter hoogte van Zevenbergschen Hoek een Nissan Qashqai (hierna: de Nissan) rijden met een Frans kenteken. De Nissan werd staande gehouden en [verdachte] en [medeverdachte] bleken de inzittenden te zijn. [verdachte] was de bestuurder en [medeverdachte] was de bijrijder. Op basis van het dossier is niet vast te stellen wie de eigenaar is van de Nissan. Bij de doorzoeking van de Nissan werd een verborgen ruimte aangetroffen. In deze verborgen ruimte werden meerdere pakketten met vermoedelijk verdovende middelen aangetroffen. Deze pakketten met een totaalgewicht van 7.267 gram werden door de politie veiliggesteld voor de Forensische Opsporing.
De aangetroffen pakketten zijn door de politie in twee partijen verdeeld: een partij met een gewicht van 4.187 gram (partij 1) en een partij met een gewicht van 3.080 gram (partij 2). Beide partijen zijn bemonsterd. De bemonstering van partij 1 werd gewaarmerkt als SIN AAQA4446NL en de bemonstering van partij 2 werd gewaarmerkt als SIN AAQA4447NL.
Uit het dossier wordt niet duidelijk hoeveel pakketten er precies zijn aangetroffen en op grond waarvan ze in twee partijen zijn verdeeld. Ook de officier van justitie kon dit op zitting niet toelichten.
De bemonsteringen zijn onderzocht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Met betrekking tot de bemonstering SIN AAQA4446NL heeft het NFI geconcludeerd dat
in het onderzoeksmateriaal
géénOpiumwetsubstanties werden aangetroffen, waarbij partij 1 als bronpartij wordt vermeld. Met betrekking tot de bemonstering SIN AAQA4447NL heeft het NFI geconcludeerd dat het onderzochte materiaal
welheroïne bevat. Ook hierbij wordt partij 1 als bronpartij vermeld wat niet strookt met het politiedossier. Naar het oordeel van de rechtbank staat dit laatste er echter niet aan in de weg om te kunnen concluderen dat beide partijen zijn bemonsterd, dat beide bemonsteringen zijn getest door het NFI en dat in ieder geval één van die bemonsteringen positief is getest op de aanwezigheid van heroïne.
Gezien het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat in de verborgen ruimte van de Nissan een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne is aangetroffen. Doordat de politie een onbekend aantal pakketten om onbekende reden in tweeën heeft verdeeld, kan de rechtbank de hoeveelheid verder niet specificeren.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is vereist dat bij [verdachte] sprake was van
wetenschapvan de aanwezigheid van de heroïne en dat hij daarover de
beschikkingsmachthad.
[verdachte] zegt van niets te hebben geweten. Hij heeft bij de politie en op zitting verklaard dat hij samen met [medeverdachte] in de geleende Nissan vanuit Frankrijk naar Nederland is gereden om in Weesp de familie van [medeverdachte] te bezoeken. Daar heeft [verdachte] een aantal uren buiten in de Nissan gewacht totdat [medeverdachte] weer terugkwam. Zij zijn toen vanuit Weesp vertrokken om ergens iets te gaan eten en toen zij daarvan op de terugweg waren, werden zij aangehouden door de politie.
De rechtbank overweegt dat het aan het Openbaar Ministerie is om de wetenschap en de beschikkingsmacht te bewijzen. Of het door [verdachte] gepresenteerde scenario al dan niet aannemelijk is geworden, maakt dit uitgangspunt niet anders. De rechtbank benadrukt in dit verband dat de heroïne buiten het zicht van [verdachte] was verstopt in een verborgen ruimte. De enkele omstandigheid dat hij een aantal uren als bestuurder heeft gereden in de Nissan waarvan verdachte kennelijk geen eigenaar is, is dan onvoldoende om te concluderen dat hij wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de verdovende middelen in de verborgen ruimte. [verdachte] zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
spreekt verdachte vrijvan het aan hem ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 mei 2023.
Mr. Veldhuizen is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.