ECLI:NL:RBZWB:2023:2954

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/02/406024 / JERK 23-199
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Term
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 28 april 2023 en de Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om een verlenging voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders niet aanwezig waren, maar de GI vertegenwoordigd was. De minderjarige [minderjarige 1] had de mogelijkheid om zijn mening te geven, maar heeft ervoor gekozen om geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de kinderen bij de moeder wonen. De kinderrechter heeft eerder, op 21 april 2022, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd. De GI heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige 1], die een laag intelligentieniveau heeft en sociaal-emotioneel kwetsbaar is. De ouders maken zich zorgen over de ontwikkeling van hun kinderen en de GI heeft hulpverlening in de omgeving van de moeder gevonden.

De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling beoordeeld en geconcludeerd dat deze nog steeds zijn voldaan. De kinderen hebben te maken gehad met ingrijpende gebeurtenissen en de kinderrechter acht het noodzakelijk dat de GI de situatie blijft monitoren. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 april 2024 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/406024 / JE RK 23-199
Datum uitspraak: 21 april 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Etten-Leur,
betreffende

[minderjarige 1],

geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 1],

[minderjarige 2],

geboren op [geboortedag 2] 2015 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder],

hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats],

[de vader],

hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 30 januari 2023;
- het door [minderjarige 1] ingezonden reactieformulier, ingekomen bij de griffie op 13 februari 2023.
Op 13 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen is een vertegenwoordigster van de GI. De ouders zijn opgeroepen, maar niet
verschenen.
[minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld om met de kinderrechter over het verzoek van de GI te praten tijdens een kindgesprek of hierover een brief aan de kinderrechter te schrijven. Hij heeft op het reactieformulier aangegeven dat hij ervoor heeft gekozen om van beide opties geen gebruik te maken.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 april 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 28 april 2022 tot 28 april 2023.

Het verzoek

GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Het standpunt van de verzoeker

Namens de GI is tijdens de mondelinge behandeling, in aanvulling op haar verzoek, het volgende naar voren gebracht. De huidige jeugdzorgwerker is sinds ongeveer januari 2023 betrokken bij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Zij vervangt de vorige jeugdzorgwerker, die niet langer bij de GI werkzaam is. Er heeft een warme overdracht tussen hen plaatsgevonden. In de afgelopen maanden heeft de GI gesproken met de school van de beide kinderen. De ouders maken zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1]. Uit uitgebreid onderzoek van [psychologenpraktijk] is gebleken dat hij een laag intelligentieniveau heeft. Intussen zit hij op een reguliere school en bij zijn jongere zusje in de klas. Dit belemmert zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Een gedragswetenschapper van de GI schat op basis van het onderzoek van [psychologenpraktijk] in dat het de komende jaren lastiger voor [minderjarige 1] wordt op school waardoor hij mogelijk gaat uitvallen. Ook de ouders denken dat het beter voor zijn ontwikkeling is als hij naar het speciaal onderwijs gaat. De huidige school vindt echter dat [minderjarige 1] daar nu op zijn plek is. De GI wil daarom zijn ontwikkeling goed blijven volgen.
De beide kinderen hebben veel meegemaakt en de vader maakt zich zorgen om hun ontwikkeling. De moeder staat open voor hulpverlening en de GI heeft deze in de omgeving van de moeder gevonden. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] kunnen de week na de mondelinge behandeling starten bij [organisatie] bij [psychologenpraktijk]. Daar zal iedere dinsdag en donderdag na school laagdrempelig worden bekeken hoe het met hen gaat. De kinderen krijgen daar groepshulpverlening, gecombineerd met individuele gesprekken. Als hieruit zorgen naar voren komen dan heeft de GI de mogelijkheid om op te schalen. Daarom wil de GI dit traject binnen de ondertoezichtstelling blijven monitoren. Het lukt de ouders onvoldoende om zelf concreet tot dergelijke afspraken te komen. De GI wil ook in de gaten blijven houden hoe het tussen de ouders onderling gaat. [stichting] biedt de beide ouders individuele hulpverlening en verzorgt daarnaast ook gezamenlijke oudergesprekken. De GI sluit daarbij aan wanneer er onderwerpen zijn waar de ouders samen niet aan uitkomen. De moeder houdt de laatste tijd zowel haar eigen hulpverlening als de ondersteuning door de GI af. Op de dag van de mondelinge behandeling zouden de ouders een gezamenlijk gesprek met de begeleiders erbij voeren, maar deze afspraak heeft de moeder afgezegd. Mogelijk heeft dit te maken met het recente overlijden van haar moeder. De GI zal de moeder voorlopig even met rust laten en daarna gaat de GI bekijken hoe zij het contact met de moeder kan verbeteren. Volgens de GI is het nu nog te vroeg om de regie los te laten.
De gevraagde verlenging voor de duur van één jaar is nodig om bij de school van de kinderen vinger aan de pols te kunnen blijven houden. Daarnaast is de hulpverlening van de kinderen pas net gestart en is het noodzakelijk om in de gaten te houden wat hieruit komt. [organisatie] bij [psychologenpraktijk] gaat beginnen met het opbouwen van een vertrouwensband met de kinderen en de ouders, hetgeen tijd kost.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, van het BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar. Volgens het tweede lid van dit artikel kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen op verzoek van de GI die het toezicht heeft.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, van het BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het BW. Sinds de scheiding van de ouders in 2017 wonen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. In oktober 2018 is de dochter van de moeder en haar toenmalige partner, [minderjarige 3], geboren. De moeder heeft de relatie met de vader van [minderjarige 3] inmiddels beëindigd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan om de week van vrijdag tot zondag naar de vader toe. Zij hebben zowel tussen de ouders als tussen de moeder en haar ex-partner huiselijk geweld meegemaakt. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ervaren door de vele traumatische gebeurtenissen in hun leven een zekere mate van kwetsbaarheid. [minderjarige 1] is een binnenvetter en [minderjarige 2] is kwetsbaar op sociaal-emotioneel gebied. Zij heeft daardoor langere tijd weinig tot geen aansluiting kunnen vinden bij haar klasgenoten. Uit het onderzoek van [minderjarige 1] bij de [psychologenpraktijk] is bovendien gebleken dat bij hem sprake is van een laag intelligentieniveau. Doordat [minderjarige 1] is blijven zitten, is hij ouder dan zijn klasgenoten en zit hij bij [minderjarige 2] in de klas. Gelet hierop is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
De kinderrechter vindt het positief dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds lange tijd meer veiligheid in de opvoedsituatie van de beide ouders ervaren en dat zij het fijn vinden bij de beide ouders. Het is voor hun ontwikkeling belangrijk dat zij de komende tijd kunnen gaan verwerken wat zij in hun leven hebben meegemaakt. Hierbij zal de aandacht in de eerste plaats uitgaan naar hun traumaverwerking en gehechtheid. Verder is het noodzakelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een veilige plek gaan ervaren om hun gevoelens en gedachten te delen. Zij gaan daar binnenkort bij [organisatie] bij [psychologenpraktijk] mee aan de slag. De kinderrechter geeft de ouders een compliment dat zij zich hiervoor openstellen.
De ouders kunnen goed met elkaar communiceren als het gaat om de dagelijkse onderwerpen, maar zij hebben nog wel moeite met het regelen van belangrijke ingewikkelde zaken, die met name [minderjarige 1] en [minderjarige 2] betreffen. De ouders hebben ieder een eigen ambulante begeleider vanuit [stichting] en deze organisatie ondersteunt de ouders daarnaast bij de gesprekken tussen hen onderling. De laatste tijd merkt zowel [stichting] als de GI dat het contact met de moeder minder goed verloopt. Dit wordt mogelijk veroorzaakt door het overlijden van haar moeder. Het is daarom noodzakelijk dat de GI de ondersteuning van de ouders in het gedwongen kader voortzet. De kinderrechter is namelijk met de GI van oordeel dat het nu nog te vroeg is om de regie los te laten. De GI kan bovendien ervoor zorgen dat de ingezette hulpverlening past bij de draagkracht en last van de ouders. Hierdoor krijgen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] de kans en de ruimte om binnen het traject van [organisatie] bij [psychologenpraktijk] goede resultaten te kunnen bereiken. Ook kan de GI de ouders ondersteunen bij het verkrijgen van duidelijkheid over wat de juiste schoolkeuze voor [minderjarige 1] is.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI de kinderrechter zal verzoeken om een opheffing van de ondertoezichtstelling, wanneer eerder blijkt dat het niet langer nodig is om deze voort te zetten. De GI kan bij die gelegenheid duidelijke afspraken met de ouders maken over hoe de hulpverlening daarna verder vorm krijgt.
Gedurende de ondertoezichtstelling moet in ieder geval aan de volgende doelen worden gewerkt:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben onbelast contact met de ouders en de ouders gunnen hen het contact met de andere ouder;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ondervinden minder last van ingrijpende/traumatische gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben ouders die op een constructieve wijze met elkaar communiceren en die elkaar informeren over het welzijn van de kinderen;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben ouders die door middel van hulpverlening groeien in hun opvoedvaardigheden en die kunnen aansluiten bij de ontwikkeling en behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2].
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 28 april 2023 tot 28 april 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Term, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023, in aanwezigheid van mr. Snatersen als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.